gepubliceerd op 07 november 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden voor de jaren 2001-2002 in de ondernemingen die rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen
25 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden voor de jaren 2001-2002 in de ondernemingen die rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden voor de jaren 2001-2002 in de ondernemingen die rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 september 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het tabaksbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 2001 Arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen die rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen voor de jaren 2001-2002 (Overeenkomst geregistreerd op 19 december 2001 onder het nummer 60385/CO/133) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied Artikel. 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die hoofdzakelijk rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen en onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren.
Onder "werknemers" wordt verstaan : de arbeiders en de arbeidsters. HOOFDSTUK II. - Beschikkingen A. Koopkracht 1° loonsverhogingen Art.2. In aansluiting op de mogelijkheid voorzien in het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000, is een maximale marge voor de loonkostenontwikkeling voor de jaren 2001-2002 overeengekomen die 6 pct. bedraagt, indexaanpassingen inbegrepen.
Twee loonsverhogingen zijn voorzien in deze loonmarge, toe te passen op de bestaande conventionele lonen en op de effectief uitbetaalde lonen : - een eerste op 1 april 2001 van 0,1239 EUR/uur; - een tweede op 1 april 2002 van 0,0992 EUR/uur; met dien verstande dat een eventuele laatste verhoging wordt toegepast op 1 oktober 2002, na berekening op die datum van de som over de twee jaar van de indexaanpassingen en de toegepaste loonsverhogingen en aan te rekenen op de beschikbare marge van 6 pct.
De basis voor de berekening van de 6 pct. is als volgt vastgesteld : het conventionele uurloon van de maand januari 2001 voor de 2e categorie, zijnde 8,9278 EUR/uur tegenover het conventionele uurloon voor dezelfde categorie van de maand oktober 2002, waarbij de lonen effectief op 1 oktober 2002 worden aangepast. 2° toekenning van een eenmalige premie Art.3.Op 1 oktober 2001 wordt een eenmalige bruto premie toegekend van 86,76 EUR, met inbegrip van een europakket voorzover deze mogelijkheid door de bevoegde instanties wordt voorzien, in mindering te brengen op de eenmalige bruto premie en toe te kennen zodra mogelijk vanaf 1 oktober 2001, doch uiterlijk op 15 december 2001.
Deze premie wordt toegekend op basis van de mogelijkheid voorzien in eerder genoemd Interprofessioneel Akkoord van 22 december 2000 een uitzonderlijke en niet recurrente extra inspanning te leveren van maximaal 0,40 pct. van de uurloonkost.
B. Jeugdbarema's
Art. 4.Vanaf 1 april 2001 hebben alle werknemers jonger dan 20 jaar recht op het loon aan 100 pct. voorzover zij met de onderneming verbonden zijn door om het even welke overeenkomst sinds meer dan drie maanden; voor de eerste drie maanden hebben zij recht op 90 pct.
C. Bestaanszekerheidsvergoedingen bij tijdelijke werkloosheid
Art. 5.Vanaf 1 januari 2001 wordt de onderverdeling in vier categorieën werknemers om gerechtigd te zijn op bestaanszekerheidsuitkeringen, die worden toegekend wanneer werkloosheid onvermijdelijk blijkt, afgeschaft met uitzondering van de hoogste categorie, met behoud van het bestaande systeem van koppeling aan het indexcijfer der consumptieprijzen.
Op 1 januari 2001 bedraagt de bestaanszekerheidsuitkering 4,4038 EUR. Vanaf 1 januari 2003 wordt de bestaanszekerheidsvergoeding opgetrokken tot het bedrag van toepassing in de sigarettenondernemingen en gemengde bedrijven, evenals in de sigaren- en cigarillo's-bedrijven, weliswaar steeds gekoppeld aan het indexcijfer der consumptieprijzen.
D. Afscheidspremie
Art. 6.Vanaf 1 januari 2001 hebben de wegens gebrek aan werk ontslagen werknemers, met behoud van het vigerende systeem, recht op het saldo van de afscheidspremie die hen wordt toegekend na afloop van de opzeggingstermijn.
E. Eindejaarspremie
Art. 7.Vanaf het jaar 2003 wordt de eindejaarpremie als volgt berekend, met behoud van de bestaande toekennings- en betalingsvoorwaarden : 8,33 pct. van het verdiende jaarloon aan 100 pct. waarbij de volgende dagen worden gelijkgesteld en het loon van deze dagen berekend wordt overeenkomstig de wetgeving op de betaalde feestdagen; - de ziektedagen tot maximum één jaar met inbegrip van de dagen afwezigheid wegens pré- en postnataal verlof, zijnde in totaal 15 weken; - de wettelijke feestdagen; - de betaalde dagen kort verzuim; - de dagen vakbondsvorming; - de afwezigheid wegens arbeidsongevallen; - de dagen betaalde vakantie en; - de dagen werkloosheid.
F. Vorming
Art. 8.In navolging van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 gesloten voor de jaren 2001-2002 en in het raam van de permanente vorming van de werknemers, worden de volgende maatregelen voorzien : - enerzijds een besteding aan vorming van 0,30 pct. van de loonmassa door de sector in zijn geheel en per onderneming, rekening houdende met de effectieve noden van de ondernemingen.
Over deze besteding van 0,30 pct. wordt jaarlijks een verslag opgemaakt voor te leggen aan de ondernemingsraad, uiterlijk op 30 juni.
En - anderzijds een besteding van 0,10 pct. van de loonmassa door de sector aan de werknemers behorende tot de risicogroepen zoals bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1997 gesloten in toepassing van hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.
Verslag over de besteding van de 0,10 pct. wordt overgemaakt aan het "Sociaal Fonds van de tabakverwerkende industrieën" uiterlijk op 30 juni van het daaropvolgende jaar.
Het fonds staat in voor het beheer, de controle en de evaluatie van de besteding.
Zo het fonds vaststelt dat minder dan 0,10 pct. van de loonmassa binnen de sector werd besteed ten gunste van de risicogroepen, zal de raad van beheer van het fonds het verschil besteden na beslissing binnen de raad over de bestemming ervan.
G. Carensdag
Art. 9.Vanaf 1 april 2001 wordt de carensdag, voorzien bij artikel 52 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, afgeschaft en valt hij ten laste van de werkgever.
H. Anciënniteitsverlof
Art. 10.Met behoud van de bestaande toekenningsvoorwaarden wordt het anciënniteitsverlof als volgt vastgesteld vanaf 1 januari 2001 : 1 dag verlof voor 4 tot en met 8 dienstjaren; 2 dagen verlof voor 9 tot en met 13 dienstjaren; 3 dagen verlof voor 14 tot en met 18 dienstjaren; 4 dagen verlof voor 19 tot en met 23 dienstjaren; 5 dagen verlof voor 24 dienstjaren of meer.
Het anciënniteitsverlof wordt proportioneel toegepast volgens de arbeidstijd waarin de werknemer is tewerkgesteld op datum van opname van het anciënniteitsverlof : dit houdt in dat bij een deeltijdse betrekking het verlof wordt toegepast op basis van het arbeidsregime van deze deeltijdse betrekking en dat bij opnieuw overschakelen naar een voltijdse betrekking dit verlof opnieuw wordt toegepast volgens het arbeidsregime van de voltijdse betrekking.
I. Opzeggingstermijnen
Art. 11.Vanaf 1 april 2001 zijn de opzeggingstermijnen als volgt vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld J. Vervoersonkosten
Art. 12.De werkgeverstussenkomst in de vervoer onkosten is vanaf 1 april 2001 als volgt vastgesteld : a) bij vervoer per fiets : vergoeding van 0,15 EUR/ km vanaf de 1e afgelegde km op basis van een verklaring op eer door de werknemer in te dienen bij de werkgever;b) bij openbaar vervoer (trein, tram, metro, bus) : vergoeding ten belope van 100 pct.van de vervoersonkosten op basis van de abonnementen, kaarten of biljetten; c) ander vervoer : behoud van de bestaande regeling inzake de tussenkomst in de onkosten, zijnde een vergoeding ten belope van 10 pct.meer dan het bedrag vastgesteld voor de bijdrage van de werkgever in de prijs van de maandtreinkaart voor de overeenstemmende afstand (boek van de wettelijke afstanden).
Meer gunstige bepalingen op ondernemingsvlak blijven behouden.
K. Klein verlet
Art. 13.Vanaf 1 januari 2001 wordt in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 november 1974 inzake het klein verlet, de laatste maal gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 1999, het adoptiekind en de adoptieouder, het pleegkind en de pleegouder gelijkgesteld met het kind of de ouder.
L. Syndicale premie
Art. 14.De premie toegekend aan de actieve werknemers en de werknemers in brugpensioen wordt verhoogd tot de volgende bedragen : het bedrag voorzien bij § 1, alinea 1, van artikel 5, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 januari 1989 tot vaststelling van de statuten van het "Sociaal Fonds der tabakverwerkende industrieën", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 3 juli 1990 (Belgisch Staatsblad van 15 augustus 1990), wordt opgetrokken tot 114,03 EUR voor het jaar 2001 en tot 116,51 EUR vanaf het jaar 2002.
Tevens wordt het bedrag voorzien bij § 4 van artikel 5 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst opgetrokken tot 17,35 EUR vanaf het jaar 2001.
M. Beschermde werknemers
Art. 15.Vanaf 1 januari 2001 hebben de leden van de vakbondsafvaardiging die geen lid zijn van de ondernemingsraad of van het comité voor preventie en bescherming op het werk voor zover zij een effectief mandaat hebben als lid van de vakbondsafvaardiging, recht op dezelfde bescherming tegen ontslag als deze voorzien voor de leden van de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk bij de wet van 19 maart 1991.
Onder naleving van de voorwaarden voorzien bij voornoemde wet van 19 maart 1991 is de forfaitaire vergoeding gelijk aan het lopende loon dat overeenstemt met een periode van; - twee jaar wanneer de werknemer minder dan 10 dienstjaren telt, - drie jaar wanneer de werknemer meer dan 10 doch minder dan 20 dienstjaren telt en - vier jaar wanneer de werknemer 20 dienstjaren of meer telt.
N. Uitvoering en opvolging van de kwalitatieve aspecten voorzien bij de vigerende collectieve arbeidsovereenkomsten
Art. 16.Op uiterlijk 1 december van de jaren 2001 en 2002 maken de werkgevers aan een op te richten kwaliteitscommissie een verslag over omtrent de uitvoering en de opvolging van de kwalitatieve aspecten voorzien in de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomsten.
De kwaliteitscommissie die paritair wordt samengesteld uit werkgeversvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van de vakbondsorganisaties niet tewerkgesteld binnen de tabaksector, verbindt zich ertoe een verslag op te maken van de toegestuurde resultaten en deze op te volgen.
O. Uitzendarbeid
Art. 17.Verlenging voor de jaren 2001-2002.
Naast de vervanging van vaste werknemers, naast het zorgen voor de uitvoering van een uitzonderlijk werk, kan de werkgever tevens beroep doen op uitzendkrachten bij tijdelijke vermeerdering van het werk, mits eerbiediging van de wettelijke bepalingen terzake op ondernemingsvlak.
P. Europse ondernemingsraad
Art. 18.Verlenging voor de jaren 2001-2002 van de aanbeveling.
De Federatie onderkent het belang van informatie terzake aan alle werknemers.
De werkgever wordt dan ook aanbevolen deze doorstroming van informatie te bewerkstelligen via de voor de onderneming meest geëigende weg.
Daarenboven is ieder lid van de Europese ondernemingsraad ertoe gerechtigd de lokale ondernemingsraad te raadplegen en te informeren.
Q. Stressbeleid in de ondernemingen
Art. 19.Verlenging voor de jaren 2001-2002 van de aanbeveling.
In het raam van het voorkomingsbeleid te voeren door de werkgever met het oog op de gezondheid en veiligheid van de werknemers, voorzien bij artikel 28bis van het Algemeen reglement voor de Arbeidsbescherming, teneinde problemen van collectieve aard te wijten ondermeer aan de toegepaste technieken, de arbeidsorganisatie en/of omstandigheden, evenals de invloed van omgevingsfactoren op het werk te voorkomen of te verhelpen, wordt aan de werkgevers aanbevolen een inventaris op te maken in samenwerking met de arbeidsgeneesheer van de risico's die stressveroorzakend kunnen werken.
Op basis van die inventaris kan een analyse van de werksituatie worden opgemaakt met het oog op een evaluatie van die risico's.
Hiertoe kan de werkgever ondermeer overgaan tot een bevraging van de werknemers.
Eenmaal de problemen van collectieve aard zijn geïdentificeerd, kunnen na advies van de arbeidsgeneeskundige dienst en de dienst voor preventie en bescherming passende maatregelen, waar nodig, worden genomen.
Indien de werkgever tot een dergelijk stressvoorkomingsbeleid overgaat zoals aanbevolen, zullen de betrokken werknemers, hun medewerking hieraan naar vermogen verlenen. HOOFDSTUK III. - Specifieke bepaling inzake de overgang naar de euro
Art. 20.De artikelen of onderdelen ervan die in de eerste rij en de eerste en vierde kolom van de volgende rij(en) van onderstaande tabel worden vermeld, hebben betrekking op deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Voor de bedragen die in euro vermeld in de tweede kolom van de tabel gelden vanaf de dag van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst tot 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de derde kolom.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK IV. - Algemene bepaling
Art. 21.Meer gunstige akkoorden bestaande op ondernemingsvlak aangaande hetgeen voorzien is bij deze overeenkomst, blijven behouden.
Art. 22.Waar ingevolge de beschikkingen van deze overeenkomst beroep wordt gedaan op de ondernemingsraad of het comité voor preventie en bescherming zal, bij ontstentenis van die organen, overeenkomstig de bestaande reglementering beroep worden gedaan op de syndicale afvaardiging. HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepaling
Art. 23.Deze overeenkomst sluit iedere nieuwe eis met financiële weerslag op het vlak van de ondernemingen uit. HOOFDSTUK VI. - Sociale vrede
Art. 24.De partijen verbinden zich ertoe de sociale vrede te waarborgen. HOOFDSTUK VII. - Duur, geldigheid
Art. 25.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor de duur van twee jaar, ingaande op 1 januari 2001 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2002, met uitzondering van de loonsverhogingen voorzien in artikel 2 en de bepalingen voorzien in de artikelen 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 die voor onbepaalde duur zijn gesloten. § 2. Ieder der contracterende partijen kan deze overeenkomst opzeggen, mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf en aan elk der contracterende partijen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 september 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 2001 omtrent de arbeidsvoorwaarden voor de jaren 2001-2002 in de ondernemingen die rook-, pruim- en snuiftabak vervaardigen De anciënniteit binnen de ondernemingen wordt verworven vanaf de eerste indiensttreding ingevolge een arbeidsovereenkomst onder om het even welke vorm.
Bij meerdere arbeidsovereenkomsten mochten de mogelijke onderbrekingen tussen twee overeenkomsten echter niet meer dan één maand bedragen.
Bij de invoering van het systeem van tijdskrediet, loopbaanvermindering en halvering van de arbeidsprestaties voorzien op 1 januari 2002, waarbij de bestaande systemen van loopbaanonderbreking worden afgeschaft, zullen de bepalingen terzake worden toegepast.
In dit raam verklaren de ondertekenende partijen dat de werknemers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf gebruik kunnen maken van de aanmoedigingspremies voorzien door de Vlaamse Regering voor loopbaanonderbreking voor één vijfde, voor het zorg- en opleidingskrediet, de landingsbanen en de premies voorzien bij ondernemingen in moeilijkheden of herstructurering.
Zo niet op aanvragen wordt ingegaan en dit problemen veroorzaakt of bij enig ander reëel probleem verbinden partijen zich ertoe hierover bijeen te komen teneinde de toepassingsmodaliteiten voorzover nodig, vast te leggen.