gepubliceerd op 18 november 1999
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 1995 en 15 oktober 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten
25 MEI 1999. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 1995 en 15 oktober 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 1995 en 15 oktober 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten.
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 mei 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 1995 en 15 oktober 1997 Oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten (Overeenkomst geregistreerd op 2 maart 1998 onder het nummer 47238/CO/113) TITEL I. - Oprichting
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk op de werkgevers en op de werklieden en werksters, hierna werklieden genoemd, van de ondernemingen welke onder het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf en de Paritaire Subcomité's voor het faiënce- en porseleinbedrijf, de sanitaire artikelen en de schuurprodukten en het ceramisch aardewerk, voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels, en voor vuurvaste produkten (p.c. 113 en p.s.c. 113.01 - 02 - 03).
Art. 2.Het paritair comité en de voorgenoemde paritaire subcomité's van het ceramiekbedrijf sluiten, bij toepassing van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid (Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958) en de wet van 18 december 1968 tot uitbreiding van de bevoegdheidsfeer van de fondsen voor bestaanszekerheid (Belgisch Staatsblad van 30 januari 1969), een collectieve arbeidsovereenkomst tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, waarvan de statuten hierna worden vastgesteld.
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor onbepaalde duur en treedt in werking vanaf 1 april 1995.
Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd met een opzeggingstermijn van ten minste zes maanden, betekend bij aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf.
Zij heft de collectieve arbeidsovereenkomst op gesloten op 24 mei 1995 in het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, geregistreerd ter Griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen op 19 juli 1995 onder het nummer 38.504/CO/113.
TITEL II. - Statuten HOOFDSTUK - I. Benaming, zetel, doel en duur
Art. 4.Er wordt vanaf 1 april 1995 een fonds voor bestaanszekerheid opgericht voor de werklieden en werksters tewerkgesteld in de ondernemingen welke door hun activiteit in België ressorteren onder het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, genaamd : « Fonds voor bestaanszekerheid voor het ceramiekbedrijf ».
Art. 5.De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd te 1040 Brussel, 51, Belliardstraat, Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
Hij kan naar elke andere plaats in België worden overgeplaatst bij beslissing van het paritair comité en/of paritaire subcomité's van het ceramiekbedrijf bedoeld in artikel 1.
Art. 6.Het fonds heeft tot doel : a) te zorgen voor de financiering, de toekenning en de uitkering van sociale voordelen vastgesteld door collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit, ten voordele van de werklieden en werksters tewerkgesteld in de ondernemingen die ressorteren onder het voornoemde paritair comité, alsmede voor de financiering van de economische, sociale en technische vorming, georganiseerd door de ondertekenaars van deze collectieve arbeidsovereenkomst, en inzonderheid voor de financiering van organisaties van initiatieven voor de opleiding en de tewerkstelling ten voordele van de risicogroepen onder de werkzoekenden;b) de tewerkstelling en de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters uit de ondernemingen van deze sector te behartigen en bevorderen;c) de bijdragen die nodig zijn voor de werking van het fonds te innen en in te vorderen.
Art. 7.Het fonds wordt opgericht voor onbepaalde tijd. Hij kan slechts bij het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst getekend in het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf worden ontbonden. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 8.Deze statuten zijn van toepassing op : a) de werkgevers die door hun activiteit in België ressorteren onder het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, evenals op de door hen in België tewerkgestelde werklieden en werksters;b) aan de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité en de paritaire subcomité's van het ceramiekbedrijf, te weten : - Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf; - Paritair Subcomité voor het faiënce- en het porseleinbedrijf, de sanitaire artikelen en de schuurprodukten en het ceramisch aardewerk; - Paritair Subcomité voor de ondernemingen voor ceramiekbekleding en vloertegels; - Paritair Subcomité voor vuurvaste produkten. HOOFDSTUK III. - Beheer
Art. 9.Het fonds wordt beheerd door een raad van beheer, paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de werknemers en werkgeversorganisaties.
Deze raad van beheer bestaat uit 10 effectieve leden, hetzij 5 vertegenwoordigers van de werknemers en 5 vertegenwoordigers van de werkgevers.
Het mandaat van de leden van de raad van beheer wordt niet vergoed.
Het paritair comité benoemt en ontslaat de leden van de raad van beheer, rekening houdend met een gelijkwaardige verdeling van de leden van de paritaire subcomités (effectieve en plaatsvervangende leden).
Tien plaatsvervangende leden worden onder de hierboven bepaalde voorwaarden aangewezen om te voorzien in de vervanging van gewone leden die verhinderd zijn.
Het mandaat van beheerder van het fonds eindigt terzelfder tijd als dat van lid van het paritair comité. In dit geval, worden zij vervangen door andere leden van het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf.
De leden worden benoemd voor een duur gelijk aan deze van hun mandaat als lid van het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf.
Bij overlijden of ontslag van een lid, voorziet het paritair comité in zijn vervanging. Het nieuw aangeduid lid voleindigt het mandaat van zijn voorganger.
Art. 10.De raad van beheer is voorgezeten door de voorzitter van het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf.
Wanneer de voorzitter verhinderd is, wordt de zitting voorgezeten door de oudste in jaren.
De raad van beheer duidt eveneens de persoon aan, belast met het secretariaat.
Art. 11.De raad van beheer vergadert op bijeenroeping van de voorzitter.
Deze is gehouden de raad minstens éénmaal per jaar bijeen te roepen.
Wanneer één beheerder dit vraagt, roept de voorzitter de raad in vergadering bijeen uiterlijk binnen 10 dagen volgend op de ontvangst van het verzoek.
De oproepingen vermelden de agenda.
De raad kan slechts geldig beslissen over de punten die op de agenda voorkomen en enkel wanneer 2 leden van elke afvaardiging aanwezig zijn.
De verslagen van de zittingen van de raad zullen in het notulenboek ingeschreven worden. Ze worden ondertekend door de voorzitter of zijn plaatsvervanger en door de secretaris.
De leden van de raad zullen uiterlijk voor de volgende zitting een afschrift van de beraadslagingen ontvangen.
De afschriften of uittreksels van de notulen die bij de rechtbank of elders moeten gedeponeerd worden zijn ondertekend door de voorzitter van de raad van beheer en door twee beheerders waarvan één van de zijde van de werklieden, de andere van die van de werkgevers.
De beslissingen worden genomen met algemene stemmen.
De beheerders kunnen echter niet deelnemen aan de beraadslagingen waarbij zij persoonlijk belang hebben. Hun onthouding wordt in de notulen vermeld.
Art. 12.De raad van beheer heeft tot taak het fonds te beheren en alle maatregelen te nemen die voor zijn goede werking zijn vereist.
Hij beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheid inzake het beheer en de administratie van het fonds en de verwezenlijking van zijn doel.
De raad van beheer bepaalt in zijn jaarlijks budget de beheerskosten die van de inkomsten van het fonds zullen afgetrokken worden.
De raad van beheer treedt op in rechten in naam van het fonds op vervolging en ten verzoeke van de voorzitter.
Hij kan bijzondere bevoegdheden aan één of meer van zijn leden of zelfs aan derden overdragen.
Art. 13.Voor alle andere handelingen dan die waarvoor de raad een speciale volmacht heeft verleend, zal het fonds geldig tegenover derden vertegenwoordigd zijn door de gezamenlijke handtekeningen van twee beheerders (één van de zijde van de werknemers, één van de zijde van de werkgevers), zonder dat deze beheerders enigerlei beslissing of een bijzondere volmacht moeten overleggen.
Art. 14.De beheerders zijn alleen verantwoordelijk wat de uitvoering van hun mandaat betreft en persoonlijk gaan ze, omwille van hun beheer, geen enkele verbintenis aan ten opzichte van de verplichtingen van het fonds. HOOFDSTUK IV. - Financiering
Art. 15.Het fonds wordt gespijsd door de bijdragen verschuldigd door de werkgevers, evenals door de interesten uit de belegde fondsen.
Art. 16.Tenzij anders vermeld worden de bijdragen berekend op de brutobezoldigingen van de bedoelde werklieden die in België tewerkgesteld zijn. De brutobezoldiging wordt bepaald volgens de van toepassing zijnde bepalingen voor het opstellen van de aangifteformulieren bestemd voor de Rijsdienst voor sociale zekerheid.
Art. 17.De bijdrage van de werkgevers is door een collectieve arbeidsovereenkomst bepaald, gesloten in het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
Voor het jaar 1995, en vanaf 1 april, is de driemaandelijkse bijdrage op 0,15 pct. bepaald,. berekend op grond van de loonsom van de werknemers aangegeven aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid.
Voor het jaar 1996, en vanaf 1 januari, is de driemaandelijkse bijdrage op 0,20 pct. bepaald, berekend op grond van de loonsom van de werknemers aangegeven aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid.
Vanaf het jaar 1997, is de driemaandelijkse bijdrage op 0,10 pct. bepaald, berekend op grond van de loonsom van de werknemers aangegeven aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid.
Art. 18.De bijdragen worden geïnd en ingevorderd door het fonds.
Deze bijdragen zijn om het kwartaal door de werkgevers verschuldigd.
De voor elk verstreken kwartaal verschuldigde sommen moeten door de werkgever gestort worden op de postrekening van het fonds of op een door de raad van bestuur bepaalde bank, binnen de termijn bepaald door de betaling van de sociale zekerheidsbijdragen.
De niet binnen de vastgestelde termijnen gestorte bijdragen worden verhoogd met 10 pct. van het onbetaald bedrag.
Om de bijdragen die binnen dezelfde termijn niet zijn gestort, is bovendien een nalatigheidsintrest verschuldigd, berekend op basis van de wettelijke rentevoet.
Deze intrest begint te lopen na het verstrijken van de voormelde termijnen en is verschuldigd tot op de dag waarop de bijdragen worden betaald.
Voor de hierboven voorziene verhoging van de bijdragen, alsmede voor de nalatigheidsintrest is geen gebrekestelling vereist.
De verschuldigde bijdragen, die na de vastgestelde termijn niet zijn vereffend, worden met alle rechtsmiddelen gevorderd.
De raad van beheer mag, rekening houdend met bijzondere omstandigheden, van deze verhoging en nalatigheidsintrest geheel of gedeeltelijk kwijtschelding verlenen.
Onverminderd de toepassing van artikel 14 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, "zoals later gewijzigd", kan het bedrag van de bijdragen slechts gewijzigd worden bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf.
De werkingskosten van het fonds worden elk jaar vastgesteld door de raad van beheer.
HOOFDSTUK. V. - Rechthebbenden en voordelen
Art. 19.De rechthebbenden van het fonds voor bestaanszekerheid zijn de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het paritair comité en de subcomités van de sector van het ceramiekbedrijf (p.c. 113 en p.s.c. 113.01 - 02 - 03).
Art. 20.Vanaf het jaar 1995 verzekert het fonds voor bestaanszekerheid de financiering van de organisaties van initiatieven voor opleidingacties en de tewerkstelling ten voordele van de werklozen die behoren tot de risicogroepen. HOOFDSTUK VI. - Bestuur
Art. 21.De raad van beheer kan het administratief en financiel beheer van het fonds toevertrouwen aan een andere instelling van zijn keuze. HOOFDSTUK VI. - Begrotingen, rekeningen
Art. 22.a) Voor 1995, gaat het boekjaar in op 1 april en het wordt afgesloten op 31 december. b) Vanaf het jaar 1996 vangt het boekjaar aan op 1 januari en wordt het afgesloten op 31 december.
Art. 23.Elk jaar wordt, en uiterlijk tijdens de maand december, een begroting voor het volgend jaar ter goedkeuring van het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf.
Art. 24.Op 31 december worden de rekeningen van het verlopen jaar afgesloten.
De raad van beheer, alsmede de revisor of accountant die door het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf worden aangewezen, bij toepassing van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, brengen jaarlijks ieder schriftelijk verslag uit over de vervulling van hun opdracht tijdens het verlopen jaar.
De balans, samen met de voornoemde schriftelijke jaarlijkse verslagen, dienen uiterlijk tijdens de maand mei van het volgend jaar ter goedkeuring aan het paritair comité te worden voorgelegd. HOOFDSTUK VIII. - Ontbinding, vereffening
Art. 25.In geval van ontbinding van het fonds, zal het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf beslissen over de bestemming van de goederen en waarden van het fonds.
Na aanzuivering van het eventueel passief, zal het actief saldo na de ontbinding, slechts mogen worden gebruikt overeenkomstig het doel het ontbonden fonds werd opgericht.
TITEL III. - Geldigheid
Art. 26.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 1995 en wordt gesloten voor onbepaalde tijd.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 mei 1999.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET