gepubliceerd op 04 december 1999
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 7 van 25 juni 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, betreffende de uitvoering van het protocolakkoord van 14 mei 1997 - arbeidsduur en arbeidsduurvermindering
25 MEI 1999. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 7 van 25 juni 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, betreffende de uitvoering van het protocolakkoord van 14 mei 1997 - arbeidsduur en arbeidsduurvermindering (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 26bis;
Gelet op de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, inzonderheid op artikel 48;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst nr. 7 van 25 juni 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, betreffende de uitvoering van het protocolakkoord van 14 mei 1997 - arbeidsduur en arbeidsduurvermindering.
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 mei 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 16 maart 1971, Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971.
Wet van 26 juli 1996, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996.
Bijlage Paritair Comité voor het hotelbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 7 van 25 juni 1997 Uitvoering van het protocolakkoord van 14 mei 1997 - arbeidsduur en arbeidsduurvermindering (Overeenkomst geregistreerd op 23 september 1997 onder het nummer 45322/CO/302) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "werknemers" verstaan de mannelijke en vrouwelijke werknemers. HOOFDSTUK II Arbeidsduurvermindering en wijzen van toepassing
Art. 2.In uitvoering van artikel 48 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, wordt voor de werknemers tewerkgesteld in ondernemingen met 9 werknemers of minder, het aantal uren arbeidsprestaties op 1 april 1998 verminderd tot 39 uur gemiddeld per week, over het jaar.
Art. 3.De arbeidsduurvermindering zoals bepaald in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst kan aanleiding geven tot een vermindering van het aantal uren arbeidsprestaties per dag, per week of tot de toekenning van een aantal compenserende vakantiedagen.
Art. 4.De werkgever bepaalt, na overleg met de werknemers en volgens de behoeften van de onderneming, de wijze waarop de arbeidsduurvermindering bepaald in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt toegepast.
Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst brengt geen nieuwe verkorting van de arbeidsduur mee in de ondernemingen waar de wekelijkse arbeidsduur reeds korter is dan vermeld in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 6.De vermindering van de wekelijkse arbeidsduur bepaalt in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot gevolg dat de lonen van de werknemers, tewerkgesteld in de ondernemingen met 9 werknemers of minder, vermeerderd worden met 2,56 pct. op uurbasis. HOOFDSTUK III. - De arbeidsduur
Art. 7.In uitvoering van artikel 48 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, en van artikel 26bis, § 1 van de arbeidswet van 16 maart 1971, bedraagt de gemiddelde arbeidsduur over het jaar vanaf 1 april 1998; - 39 uur gemiddeld per week, voor de ondernemingen van 49 werknemers of minder; - 38 uur gemiddeld per week, voor de ondernemingen met 50 werknemers of meer.
De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur wordt berekend door het aantal gewerkte uren per kalenderjaar te delen door het aantal gewerkte weken in hetzelfde kalenderjaar.
Art. 8.§ 1. De werkgever zal op 1 januari van ieder kalenderjaar, en dit op basis van het aantal bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid aangegeven werknemers op 30 juni van het voorgaand kalenderjaar, bepalen of het arbeidsduurregime van 38 uur gemiddeld per week, over het jaar, van toepassing is op de werknemers tewerkgesteld in zijn onderneming. § 2. Voor de ondernemingen die na 30 juni van een kalenderjaar zijn opgericht, wordt het aantal werknemers vastgesteld op basis van het aantal bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid aangegeven werknemers op de laatste dag van het kwartaal van oprichting. § 3. Indien een arbeidsduurvermindering wordt ingevoerd dan is deze onomkeerbaar.
Art. 9.Bij toepassing van artikel 182 van de programmawet van 22 december 1989 mag de wekelijkse arbeidsduur van de deeltijds tewerkgestelde werknemer die in de arbeidsovereenkomst gesloten voor deeltijdse arbeid is overeengekomen, niet lager liggen dan 10 uren.
Art. 10.Bij toepassing van artikel 189 van de programmawet van 22 december 1989 mag in de ondernemingen de duur van elke werkperiode niet korter zijn dan 2 uren. HOOFDSTUK IV. - Afwijkingen op de arbeidsduur
Art. 11.In uitvoering van artikel 76 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen tot invoering van artikel 20bis in de arbeidswet van 16 maart 1971, is het de ondernemingen, vermeld in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, toegestaan de dagelijkse grens van de arbeid zoals vastgelegd in het normale uurrooster met 2 uren te overschrijden of te verlagen zonder dat evenwel de dagelijkse arbeidsduur 9 uren mag overschrijden. De wekelijkse grens van de arbeid zoals vastgelegd in het normale uurrooster kan met 5 uren overschreden worden of verlaagd worden zonder dat evenwel de wekelijkse arbeidsduur 45 uren mag overschrijden.
Art. 12.Onverminderd de bepalingen van de arbeidswet van 16 maart 1971, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 houdende maatregelen met het oog op de beperking van het overwerk, is het de ondernemingen toegestaan, in uitvoering van artikel 23 van de arbeidswet van 16 maart 1971 de in deze wet bij de artikelen 19 en 20 vastgestelde grenzen te overschrijden zonder dat de arbeidsduur meer dan elf uren per dag of vijftig uren per week mag bedragen, overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 september 1985 betreffende de arbeidsduur van de werknemers die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.
Art. 13.Bij toepassing van artikel 26bis, § 1, van de arbeidswet van 16 maart 1971 mag in de loop van een kalenderjaar op geen enkel ogenblik de totale duur van de verrichte arbeid de toegelaten gemiddelde duur over één jaar, zoals bepaald in artikel 7 van deze collectieve arbeidsovereenkomst vermenigvuldigd met het aantal weken of delen van een week die reeds in dat jaar verlopen zijn, overschreden worden met 65 uren.
Art. 14.In uitvoering van artikel 24, § 2 van de arbeidswet van 16 maart 1971 en het koninklijk besluit van 9 september 1967 (Belgisch Staatsblad van 28 september 1967) met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van de werknemers tewerkgesteld in de ondernemingen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf en onverminderd de toepassing van artikel 15 van dit hoofdstuk, mag de arbeidsduur de in artikel 7 vastgestelde grenzen, overschrijden met : 1° 6 uren per week, wanneer het om werknemers gaat die met fooien of bedieningsgeld betaald worden, mits hun één rustdag per week gewaarborgd wordt;2° 5 uren per week en maximum vijftig uren per kalenderjaar, wanneer het om werknemers gaat dat niet met fooien of bedieningsgeld betaald worden.
Art. 15.§ 1. In uitvoering van artikel 24, § 2 van de arbeidswet van 16 maart 1971 en het koninklijk besluit van 9 september 1967 (Belgisch Staatsblad van 28 september 1967) met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van de werknemers tewerkgesteld in de ondernemingen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf mag in de badplaatsen en luchtkuuroorden, alsook in de toeristische centra, de arbeidsduur de in artikel 7 vastgestelde grenzen overschrijden met : 1° 6 uren per week tijdens de maanden juni en september, mits de arbeidsduur de 10 uren per dag niet overschrijdt;2° 12 uren per week tijdens : a) de periode van 24 december tot 1 januari b) de periode van de paasvakantie c) de week voor en na Pinksteren d) de maanden juli en augustus § 2.Worden als badplaatsen beschouwd, de plaatsen die niet verder dan vijf kilometer van de kust gelegen zijn.
Worden als luchtkuuroorden en toeristische centra beschouwd, de plaatsen die aan ten minste twee van de volgende voorwaarden voldoen : 1° de meeste hotels dienen er ten minste zes maanden per jaar gesloten te zijn;2° het aantal residerenden dient er gedurende sommige periodes van het jaar in aanzienlijke mate toe te nemen;3° de in het hotelbedrijf tewerkgestelde werknemers dienen in sommige periodes van het jaar in aanzienlijke mate toe te nemen.
Art. 16.De bij artikel 20, § 2, eerste lid van de arbeidswet van 16 maart 1971 bepaalde regeling welke een dagelijkse grens van de arbeidsduur van tien uren vaststelt, wordt uitgebreid tot alle werknemers van de inrichting, wanneer de meerderheid van de aldaar tewerkgestelde werknemers niet elke dag naar hun woon- of verblijfplaats kunnen terugkeren.
Art. 17.In uitvoering van artikel 24, § 2 van de arbeidswet van 16 maart 1971 en het koninklijk besluit van 9 september 1967 (Belgisch Staatsblad van 28 september 1967) met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van de werknemers tewerkgesteld in de ondernemingen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, heeft de overschrijding van de wekelijkse grenzen van 46 uren of van 52 uren, onverminderd de bepalingen van artikel 29 van de hierboven vermelde wet, de betaling tot gevolg, wat de werknemers betreft die met fooien of bedieningsgeld worden betaald, van een minimum uurloontoeslag van 51 pct. berekend op het forfaitair bedrag dat met het uitgeoefend beroep overeenstemt. De minimum uurloontoeslag is ten laste van de werkgever. HOOFDSTUK V. - Rust, zondagsrust, inhaalrust
Art. 18.In uitvoering van artikel 24, § 2 van de arbeidswet van 16 maart 1971 en het koninklijk besluit van 9 september 1967 (Belgisch Staatsblad van 28 september 1967) met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van de werknemers tewerkgesteld in de ondernemingen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, moet de inhaalrust waarop de werknemers recht hebben, die 's zondags worden tewerkgesteld in badplaatsen en luchtkuuroorden, alsook in de toeristische centra, krachtens artikel 66, 1° van de arbeidswet van 16 maart 1971, worden toegekend, hetzij tussen 15 juni en 31 juli, hetzij tussen 1 augustus en 15 september naargelang de tewerkstelling op zondag respectievelijk hetzij tussen 15 juni en 31 juli plaats heeft, hetzij tussen 1 augustus en 15 september. De inhaalrust moet voor het verstrijken van de arbeidsovereenkomst toegekend worden.
Art. 19.Onverminderd de reglementaire bepalingen betreffende de arbeid der vrouwen en kinderen van minder dan 18 jaar, dient, tussen de beëindiging en de hervatting van de arbeid, een ononderbroken rust van 10 uren gewaarborgd te worden.
Art. 20.In uitvoering van artikel 11, 2° van de wet van 10 juni 1993 tot omzetting van sommige bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 9 december 1992, wordt de toeslag, verschuldigd in geval van overuren, krachtens artikel 29, § 1 van de arbeidswet van 16 maart 1971, gewijzigd door het koninklijk besluit nr 225 van 7 december 1983 en door de wetten van 22 januari 1985 en 22 december 1989, in overleg tussen werknemer en werkgever, in bijkomende inhaalrust omgezet.
Elk uur overwerk, zoals bepaald in artikel 29, § 2 van de arbeidswet van 16 maart 1971 dat met een toeslag van 50 pct. moet worden betaald, geeft recht op een half uur inhaalrust terwijl elk uur overwerk, dat met een toeslag van 100 pct. wordt betaald, recht geeft op één uur inhaalrust. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 21.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de volgende collectieve arbeidsovereenkomsten en beslissingen. 1° de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 1985, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, betreffende de verkorting van de arbeidsduur, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 23 september 1985;2° de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 1985, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, betreffende de afwijkingen op de arbeidsduur, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 13 november 1985;3° de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 maart 1991, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, betreffende de arbeidsduur voor deeltijds tewerkgestelde werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 november 1991.
Art. 22.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 1998, met uitzondering van de artikelen 9 en 20 die in werking treden op 1 juli 1997. Zij wordt gesloten voor een onbepaalde tijd en kan worden opgezegd door elk van de partijen met drie maanden, bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf en aan de erin vertegenwoordigde organisaties.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 mei 1999.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET