gepubliceerd op 21 augustus 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, betreffende de eindejaarspremie in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord"
25 JUNI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, betreffende de eindejaarspremie in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord" (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, betreffende de eindejaarspremie in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord".
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 juni 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001 Eindejaarspremie in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord" (Overeenkomst geregistreerd op 28 oktober 2002 onder het nummer 64313/CO/305.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers in de kinderdagverblijven, de diensten voor opvanggezinnen, de centra voor ontwikkelingsstoornissen, de diensten voor tele-onthaal, het niet-autonoom algemeen welzijnswerk, de diensten voor private gezinsplaatsing, de door "Kind en Gezin" erkende en gesubsidieerde projecten en de vertrouwenscentra kindermishandeling voor zover zij door de Vlaamse Gemeenschap erkend en gesubsidieerd worden en ressorterend onder het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.
Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst geeft uitvoering aan punt 2.1. van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social-Profitsector 2000-2005". HOOFDSTUK II. - Vaststelling van het bedrag
Art. 3.Het bedrag van de eindejaarstoelage bestaat uit een vast geïndexeerd gedeelte en een vast niet-geïndexeerd gedeelte. Dit bedrag wordt verhoogd met een veranderlijk gedeelte.
Art. 4.Voor de berekening van het vast geïndexeerd gedeelte wordt verwezen naar artikel 6 van het besluit van de Vlaamse regering zoals goedgekeurd op 15 december 1993, houdende de subsidiëring van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen van de welzijnssector.
Art. 5.Het vast geïndexeerd gedeelte bedroeg 255,68 EUR voor het jaar 2000.
Het wordt vanaf 1994 jaarlijks aangepast op basis van de volgende formule. Het bedrag van het vast gedeelte van het in aanmerking genomen jaar wordt bekomen door het vast gedeelte toegekend tijdens het vorig jaar te verhogen met een percentage dat afhangt van de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Dit percentage wordt bekomen door het indexcijfer dat van kracht is in oktober van het in aanmerking genomen jaar te delen door het indexcijfer dat van kracht was is oktober van het vorig jaar. Het percentage wordt berekend tot op vier decimalen.
Het bedrag van het vaste gedeelte van deze eindejaarstoelage wordt jaarlijks vastgesteld en als bijlage aan deze collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen.
Art. 6.Het vast niet-geïndexeerd gedeelte bedraagt 55,08 EUR.
Art. 7.Het veranderlijk gedeelte bedraagt 2,5 pct. van het geïndexeerd brutojaarloon van de werknemer.
Onder "geïndexeerd brutojaarloon" wordt verstaan : de uitkomst van de vermenigvuldiging met twaalf van het geïndexeerd baremiek brutomaandloon aan de betrokkene verschuldigd voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar, desgevallend met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage, maar met uitsluiting van andere premies, toeslagen, weddesupplementen of vergoedingen. HOOFDSTUK III. - Toekenning van de premie
Art. 8.Het totale bedrag van de toelage wordt uitgekeerd aan de werknemer die, verbonden door een arbeidsovereenkomst, een functie uitoefent welke bestaat in het uitvoeren van werkelijke of daarmee gelijkgestelde volledige arbeidsprestaties, en die zijn gehele loon heeft of zou hebben genoten tijdens de gehele referentieperiode, dit is de periode die zich uitstrekt van 1 januari tot 30 september van het jaar waarvoor de toelage is verschuldigd.
Art. 9.Wanneer een werknemer het totale bedrag van de toelage niet kan genieten wegens deeltijdse arbeidsprestaties, wordt dit bedrag verminderd en verhouding tot het loon dat hij heeft of zou hebben ontvangen.
Art. 10.De eindejaarstoelage is niet verschuldigd aan de om dringende reden ontslagen werknemers, noch voor de arbeidsprestaties verricht tijdens een niet afdoende proefperiode.
Art. 11.De werknemers die zich in proefperiode bevinden op het ogenblik van de betaling van de eindejaarstoelage, hebben geen recht op deze toelage.
Wanneer een werknemer, die volledige arbeidsprestaties verricht, het totale bedrag van de toelage niet kan genieten omdat hij in dienst of uit dienst van de inrichting is getreden in de loop van de referentieperiode, wordt dit bedrag verminderd in verhouding tot de tijdens de referentieperiode verrichte of daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties.
Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op werknemers die reeds een eindejaarstoelage genieten die hiermee ten minste gelijkwaardig is. Onverminderd deze bepalingen, vervangt de eindejaarstoelage bedoeld in deze collectieve arbeidsovereenkomst alle andere toelagen welke tot op heden bij wijze van eindejaarspremie zijn toegekend. HOOFDSTUK IV. - Berekeningswijze
Art. 13.Iedere gewerkte, of daarmee gelijkgestelde maand, tijdens de referentieperiode, geeft recht op 1/9e van het bedrag van de toelage, berekend overeenkomstig deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Elke verbintenis ingegaan voor de dertiende dag van de maand wordt beschouwd als een verbintenis voor een volledige maand.
Art. 14.Wanneer de betrokkene het voordeel van zijn bezoldiging niet heeft genoten voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar, komt voor de berekening van het veranderlijk gedeelte van de toelage het geïndexeerd brutojaarloon in aanmerking welke voor de berekening van zijn loon voor deze maand tot grondslag zou hebben gediend, indien dat laatstgenoemde loon verschuldigd was geweest.
Art. 15.De eindejaarstoelage wordt betaald in de maand december van het jaar waarvoor ze wordt toegekend. HOOFDSTUK V. - Slotbepaling
Art. 16.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 oktober 2000 voorzover de Vlaamse regering de tenlasteneming van de kost ervan verzekert en is van toepassing op die personeelsleden die in deze subsidie begrepen zijn.
Voor het door de personeelssubsidie gesubsidieerd personeel in de sector van de erkende kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten en gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap dient dit te gebeuren vanaf 1 oktober 2000.
Voor het personeel dat niet vervat is in de personeelssubsidie die berekend wordt op basis van de reglementaire normen, worden de voordelen in onderhavige overeenkomst slechts effectief toegekend voor zover de Vlaamse regering de tenlasteneming van de kost ervan verzekert.
Voor het personeel in de buitenschoolse opvang georganiseerd door een erkend kinderdagverblijf volgens artikel 7, § 2, van het besluit van 24 juni 1997 worden de voordelen in onderhavige overeenkomst slechts effectief toegekend voor zover de Vlaamse regering de tenlasteneming van de kost ervan verzekert.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt voor de werkgevers en de werknemers die ressorteren onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst vanaf de inwerkingtreding van huidige overeenkomst de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 1997 betreffende de eindejaarstoelage (koninklijk besluit van 27 oktober 1999, Belgisch Staatsblad van 1 januari 2000) en de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 1991 betreffende de eindejaarstoelage.
Ze is gesloten voor onbepaalde duur en kan worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden bij een ter post aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 juni 2003.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 2001 betreffende de eindejaarspremie in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord" Het bedrag van 255,68 EUR voorzien in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst stemt overeen met 10 314 BEF. Het bedrag van 55,08 EUR voorzien in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst stemt overeen met 2 222 BEF. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 juni 2003.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX