gepubliceerd op 30 juni 2001
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 59 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en eindeloopbaan betreft
25 JUNI 2001. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 59 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en eindeloopbaan betreft
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen inzonderheid op artikel 59;
Gelet op het protocol nr. 120/2 van 28 november 2000 van het Gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 mei 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 22 mei 2001;
Gelet op artikel 15 van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door het feit dat de bepalingen van dit besluit, voor de werkgevers van de non-profit privé sector en desgevallend van de werkgevers van de openbare sector, in de plaats komen van de bepalingen die zijn voorzien in het koninklijk besluit van 3 april 2001 tot uitvoering van artikel 59 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en eindeloopbaan betreft. De opmaak van een nieuw koninklijk besluit vindt zijn oorsprong in de toepassing van enerzijds de CAO nr. 35 gesloten op 27 februari 1981 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende sommige bepalingen van het arbeidsrecht ten aanzien van de deeltijdse arbeid en anderzijds van de Richtlijn van de Raad betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid (richtlijn 97/81/EG van 15 december 1997).
Deze nieuwe bepalingen moeten het mogelijk maken dat ten laatste op 15 september 2001 een eerste voorlopige tegemoetkoming wordt betaald aan de werkgevers dat betrekking heeft op de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en eindeloopbaan. Opdat deze voorlopige tegemoetkoming tegen die datum kan worden betaald, moeten de betrokken werkgevers, uiterlijk op 15 juni 2001 kunnen beschikken over instructies die het hen mogelijk moet maken om tegen uiterlijk 30 juni 2001 een aanvraag om deze tegemoetkoming in te dienen bij het Rijksinstituut voor Ziekte- en invaliditeitsverzekering. Het respecteren van deze termijnen is van groot belang opdat de werkgevers tijdig kunnen beschikken over de middelen die hen in de akkoorden toegezegd werden.
Gelet op het advies nr. 31.723/1 van de Raad van State, gegeven op 22 mei 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° RIZIV : het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering zoals bedoeld in artikel 10 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;2° de leidend ambtenaar : de leidend ambtenaar van de Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV;3° administratieve cel : cel in de Dienst voor Geneeskundige Verzorging onder de leiding en de verantwoordelijkheid van de leidend ambtenaar.Deze cel heeft als opdracht : het vaststellen van de nadere regels volgens dewelke de werkgevers gegevens dienen over te maken, de verwerking van deze gegevens en de vaststelling van het bedrag dat moet worden uitbetaald aan de werkgevers; 4° werkgevers : de inrichtingen zoals bedoeld in artikel 34, 7°, 8°, 11° en 12° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, de diensten voor thuisverpleging en de diensten voor het bloed van het Rode Kruis van België, voor zover zij vallen onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocol van akkoord, bedoeld in artikel 2;5° personeelsleden : het verplegend en verzorgend personeel dat effectief verplegende en verzorgende taken uitoefent, evenals het verplegend en verzorgend personeel dat hen omkadert en het gelijkgesteld personeel;dit personeel werkt uitsluitend in loondienst. Onder gelijkgesteld personeel wordt verstaan, de werknemers die elke maand, en dit gedurende de referentieperiode van 12 maanden voorafgaand aan de mededeling van de keuze door de werknemer, 2 van de 5 onregelmatige prestaties (zondag, zaterdag, feestdag, nachtdienst of onderbroken diensten) verrichten, waarbij de vakantie- en ziekteperiodes geneutraliseerd worden. 6° arbeidsduur : de wekelijkse arbeidsduur zoals overeengekomen in de arbeidsovereenkomst, of zoals die van toepassing is voor het personeelslid in een openbare dienst.
Art. 2.De werkgever heeft recht op een jaarlijkse financiële tegemoetkoming ter vergoeding van de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaan-problematiek, zoals dit is voorzien in het meerjarenplan voor de gezondheidssector van 1 maart 2000 of in het protocol nr. 120/2 van 28 november 2000 van het Gemeenschappelijk Comité voor alle Overheidsdiensten, voor zover hij onder de toepassing valt van een collectieve arbeidsovereenkomst die is gesloten in het bevoegde paritair comité, of van een protocol van akkoord dat is gesloten in het bevoegde onderhandelingscomité dat is voorzien in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, uiterlijk op 30 juni 2001. De financiële tegemoetkoming is enkel mogelijk indien in de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocol van akkoord de volgende voordelen zijn voorzien : 1° vanaf 1 augustus 2001 heeft het voltijds werkend verplegend en verzorgend personeel dat effectief verplegende en verzorgende taken uitoefent, evenals het verplegend en verzorgend personeel dat hen omkadert, dat de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt, recht op 96 betaalde uren van vrijstelling van prestaties per jaar of op een premie, gelijk aan 5,26 % berekend op zijn voltijds loon (2 uur per week).Vanaf 1 december 2002 heeft hetzelfde personeel dat de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, recht op 192 betaalde uren van vrijstelling van prestaties per jaar of op een premie, gelijk aan 10,52% berekend op zijn voltijds loon (4 uur per week). Vanaf 1 december 2003 heeft hetzelfde personeel dat de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, recht op 288 betaalde uren van vrijstelling van prestaties per jaar of een premie van 15,78% berekend op zijn voltijds loon (6 uur per week); 2° het personeelslid dat deeltijds werkt, heeft op dezelfde tijdstippen recht op een bijkomend aantal compensatiedagen of een equivalente premie gelijk aan de proportionele toepassing van de vrijstelling van arbeidsprestaties of de premie;3° de personeelsleden die elke maand, en dit gedurende de referentieperiode van 12 maanden voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag gebeurt, waarbij de vakantie- en ziekteperiodes geneutraliseerd worden, 2 van de 5 onregelmatige prestaties (zondag, zaterdag, feestdag, nachtdienst of onderbroken diensten) verrichten, worden gelijkgesteld met verplegend en verzorgend personeel.
Art. 3.De leidend ambtenaar vraagt de in artikel 4 bedoelde gegevens op bij de volgende werkgevers : 1° de rustoorden voor bejaarden, de rust- en verzorgingstehuizen, de psychiatrische verzorgings-tehuizen, de centra voor dagverzorging, de revalidatiecentra en de diensten voor het bloed van het Rode Kruis van België zoals die bij het Riziv zijn gekend;2° de diensten voor thuisverpleging in de privé sector die zijn ingeschreven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid onder het kengetal 911 en die door deze Dienst worden overgemaakt aan de leidend ambtenaar;3° de diensten voor thuisverpleging van de openbare sector die zijn ingeschreven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten onder de omschrijving 'andere activiteit van de werknemer met waarde = 6' en die door deze Dienst worden overgemaakt aan de leidend ambtenaar.
Art. 4.§ 1. De werkgevers delen aan de leidend ambtenaar de volgende gegevens mee die betrekking hebben op de inrichting of dienst, op de personeelsleden en op de compensatie van het aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties : 1° gegevens met betrekking tot de inrichting of dienst : a) het statuut;b) het RSZ of RSZ-PPO nummer;c) de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur voor voltijdse prestaties;2° gegevens per personeelslid;het betreft de personeelsleden die in het jaar waarvoor de tegemoetkoming wordt bepaald minstens 44 jaar zijn geworden : a) naam, voornaam en geboortedatum van de personeelsleden;b) inschrijvingsnummer van de personeelsleden in het rijksregister;c) de arbeidsduur uitgedrukt in fulltime equivalenten met begin- en einddatum waarop deze van toepassing is;d) indien het gaat om een nieuw personeelslid of indien een einde werd gesteld aan de tewerkstelling : de begin- en/of einddatum;e) per personeelslid het aantal gepresteerde dagen en voor de periode van deeltijdse tewerkstelling het aantal gepresteerde uren;f) per personeelslid de optie voor vrijstelling van arbeidsprestaties en/of het behoud van de arbeidsduur met het recht op een premie als tegenwaarde en de periode waarvoor deze optie van toepassing is;g) per personeelslid de beroepskwalificatie en de baremieke anciënniteit;h) voor de gelijkgestelde personeelsleden daarenboven de gegevens waaruit blijkt dat deze personeelsleden voldoen aan de in artikel 1, 5°, bepaalde voorwaarden;3° gegevens in verband met de compensatie van vrijstelling van arbeidsprestaties waaruit blijkt dat de vrijstelling van arbeidsprestaties werd gecompenseerd door een nieuwe aanwerving of door een verhoging van de wekelijkse arbeidsduur van een andere werknemer.Hierbij komen de werknemers die aangeworven werden in uitvoering van de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, alsook de gesubsidieerde contractuelen, tewerkgesteld met toepassing van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen, niet in aanmerking : a) naam en voornaam werknemer;b) rijksregisternummer van de werknemer;c) het fulltime equivalent van de bijkomende tewerkstelling en de ingangsdatum en desgevallend de einddatum van de bijkomende tewerkstelling;d) afschrift van de arbeidsovereenkomst of afschrift van de benoemingsakte van de inrichtende macht ingeval het om een openbare dienst gaat, waaruit blijkt dat, voor het personeelslid dat heeft gekozen voor vrijstelling van arbeidsprestaties, het aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties gecompenseerd werd door een nieuwe aanwerving of door een verhoging van de arbeidsduur van een andere werknemer. § 2. De werkgever bezorgt de gegevens zoals bedoeld in § 1 van onderhavig artikel per jaar via elektronische drager (diskette, CD-rom of via E-mail) aan de leidend ambtenaar. Het totaal bedrag in rechte van de tegemoetkomingen zoals de werkgever dit berekent voor het jaar waarop de gegevens betrekking hebben met toepassing van artikel 5, § 1, en het totaal bedrag van de voorlopige tegemoetkomingen zoals berekend volgens artikel 5, § 2, worden door de werkgever per aangetekend schrijven aan de leidend ambtenaar meegedeeld. Dit dient te gebeuren ten laatste op 31 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarop de gegevens betrekking hebben. De nadere regels volgens dewelke deze gegevens moeten worden overgemaakt, worden vastgelegd door de leidend ambtenaar en worden aan de betrokken werkgevers overgemaakt vóór 30 november van het jaar waarop de gegevens betrekking hebben.
Bij het aangetekend schrijven moet een verklaring worden gevoegd waarin de inrichting of dienst zich verbindt om de eventueel teveel betaalde voorschotten, zoals die zijn voorzien in artikel 6, terug te storten aan het RIZIV indien blijkt dat de recuperatie ervan op geen andere wijze kan gebeuren. § 3. Voor de eerste toepassing van dit besluit en in afwijking van de bepalingen van § 2 bezorgen de werkgevers aan de leidend ambtenaar vóór 30 juni 2001 de gegevens zoals bedoeld in § 1, 1° en 2° van onderhavig artikel en die betrekking hebben op de situatie van 31 mei 2001. Het totaal bedrag van de voorlopige tegemoetkomingen zoals de werkgever dit berekent voor het jaar 2001 volgens artikel 5, § 2, wordt door de werkgever per aangetekend schrijven aan de leidend ambtenaar meegedeeld vóór 30 juni 2001.Deze gegevens worden overgemaakt via elektronische drager (diskette, CD-rom of via E-mail).
De nadere regels volgens dewelke deze gegevens moeten worden overgemaakt aan de leidend ambtenaar worden ten laatste tegen 15 juni 2001 aan de werkgevers meegedeeld.
Art. 5.§ 1. De in artikel 2 bedoelde tegemoetkoming per personeelslid (Tp) wordt door de administratieve cel bepaald aan de hand van de gegevens, zoals bedoeld in artikel 4.
De tegemoetkoming per personeelslid (Tp) wordt als volgt bepaald : Tp = Tp1 + Tp2 Tp1 = Y1 *((X1/B*C1/12) + (X2/B*C2/12) + (X3/B*C3/12)) * A/B * B/38 Tp2 = Y2 *((Z1/B*C1/12) + (Z2/B*C2/12) + (Z3/B*C3/12)) * A/B * B/38 Waarbij : Tp1 = de tegemoetkoming voor een personeelslid dat heeft gekozen voor het behoud van de arbeidsduur;
Tp2 = de tegemoetkoming voor een personeelslid dat heeft gekozen voor vrijstelling van arbeidsprestaties; indien de vrijstelling van arbeidsprestaties niet is gecompenseerd door een nieuwe aanwerving of door een verhoging van het aantal arbeidsuren van een andere werknemer, bedraagt Tp2 0 BEF voor de periode zonder compensatie;
Y1 = de jaarlijkse loonkost voor een personeelslid dat volledig of gedeeltelijk opteert voor het behoud van de arbeidsduur : a) 34 024,60 EUR (1 372 549 BEF) in het geval van een rustoord voor bejaarden, een centrum voor dagverzorging of een rust- en verzorgingstehuis.Vanaf 1 oktober 2001 bedraagt dit 34 364,86 EUR (1 386 275 BEF); b) 38 885,25 EUR (1 568 627 BEF) in alle andere gevallen.Vanaf 1 oktober 2001 bedraagt dit 39 274,09 EUR (1 584 313 BEF);
Y2 = de jaarlijkse loonkost voor een personeelslid dat volledig of gedeeltelijk opteert voor de vrijstelling van arbeidsprestaties : a) 29 163,95 EUR (1 176 471 BEF) in het geval van een rustoord voor bejaarden, een centrum voor dagverzorging of een rust- en verzorgingstehuis.Vanaf 1 oktober 2001 bedraagt dit 29 455,60 EUR (1 188 236 BEF); b) 32 809,43 EUR (1 323 529 BEF) in alle andere gevallen.Vanaf 1 oktober 2001 bedraagt dit 33 137,51 EUR (1 336 764 BEF);
X1 = aantal uren per week waarvoor het personeelslid van minstens 45 jaar en minder dan 50 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes kiest voor een premie. In geval van een deeltijdse tewerkstelling wordt dit aantal uren verhoogd tot het aantal uren dat van toepassing is voor een voltijds personeelslid in de bedoelde leeftijdsgroep;
X2 = aantal uren per week waarvoor het personeelslid van minstens 50 jaar en minder dan 55 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes kiest voor een premie. In geval van een deeltijdse tewerkstelling wordt dit aantal uren verhoogd tot het aantal uren dat van toepassing is voor een voltijds personeelslid op bedoelde leeftijdsgroep;
X3 = aantal uren per week waarvoor het personeelslid van minstens 55 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes kiest voor een premie. In geval van een deeltijdse tewerkstelling wordt dit aantal uren verhoogd tot het aantal uren dat van toepassing is voor een voltijds personeelslid op bedoelde leeftijdsgroep;
Z1 = aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties per week dat een personeelslid van minstens 45 jaar en minder dan 50 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes kiest. In geval van een deeltijdse tewerkstelling wordt dit aantal uren verhoogd tot het aantal uren dat van toepassing is voor een voltijds personeelslid op bedoelde leeftijdsgroep;
Z2 = aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties per week dat een personeelslid van minstens 50 jaar en minder dan 55 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes kiest. In geval van een deeltijdse tewerkstelling wordt dit aantal uren verhoogd tot het aantal uren dat van toepassing is voor een voltijds personeelslid op bedoelde leeftijdsgroep;
Z3 = aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties per week dat een personeelslid van minstens 55 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes kiest. In geval van een deeltijdse tewerkstelling wordt dit aantal uren verhoogd tot het aantal uren dat van toepassing is voor een voltijds personeelslid op bedoelde leeftijdsgroep;
A = jaargemiddelde van de arbeidsduur, zoals kan afgeleid worden uit de individuele arbeidsovereenkomst (en) of benoemingsakte (n), beperkt tot 38 uur;
B = het aantal uren van een fulltime arbeidsduur in de inrichting of dienst, beperkt tot 38 uur;
C1 = aantal volledige leeftijdmaanden van het personeelslid met de leeftijd van minstens 45 jaar in de periode van 1 januari tot 31 december van het bedoelde jaar, verminderd met C2 en C3. Deze periode wordt evenwel beperkt tot het aantal maanden waarvoor de collectieve arbeidsovereenkomst of protocol van akkoord zoals bedoeld in artikel 2 toepasbaar is;
C2 = aantal volledige leeftijdmaanden van het personeelslid met de leeftijd van minstens 50 jaar in de periode van 1 januari tot 31 december van het bedoelde jaar, verminderd met C3. Deze periode wordt evenwel beperkt tot het aantal maanden waarvoor de collectieve arbeidsovereenkomst of protocol van akkoord zoals bedoeld in artikel 2 toepasbaar is;
C3 = aantal volledige leeftijdmaanden van het personeelslid met de leeftijd van minstens 55 jaar tot maximum de datum van pensionering in de periode van 1 januari tot 31 december van het bedoelde jaar. Deze periode wordt evenwel beperkt tot het aantal maanden waarvoor de collectieve arbeidsovereenkomst of protocol van akkoord zoals bedoeld in artikel 2 toepasbaar is; § 2. De in artikel 6 bedoelde voorlopige tegemoetkoming per personeelslid wordt door de administratieve cel bepaald aan de hand van de gegevens, zoals bedoeld in artikel 4. Enkel de gegevens komen in aanmerking die betrekking hebben op de situatie van 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de voorlopige tegemoetkoming wordt berekend. Evenwel wordt de voorlopige tegemoetkoming voor 2001 bepaald aan de hand van de gegevens op 31 mei 2001. De voorlopige tegemoetkoming (VTp) wordt per personeelslid als volgt berekend : VTp = Y * ((Z1/B*C1/12) + (Z2/B*C2/12) + (Z3/B*C3/12)) * A/B * B/38 Waarbij Y = de jaarlijkse loonkost voor een werknemer die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de voorlopige tegemoetkoming : a) 29 163,95 EUR (1 176 471 BEF) in het geval van een rustoord voor bejaarden, een centrum voor dagverzorging of een rust- en verzorgingstehuis.Vanaf 1 oktober 2001 bedraagt dit 29 455,60 EUR (1 188 236 BEF); b) 32 809,43 EUR (1 323 529 BEF) in alle andere gevallen.Vanaf 1 oktober 2001 bedraagt dit 33 137,51 EUR (1 336 764 BEF);
A = de arbeidsduur, zoals kan afgeleid worden uit de individuele arbeidsovereenkomst of benoemingsakte, beperkt tot 38 uur;
B = het aantal uren van een fulltime wekelijkse arbeidsduur in de inrichting of dienst, beperkt tot 38 uur;
Z1 = aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties per week waarop een personeelslid van minstens 45 jaar en minder dan 50 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes maximum recht heeft;
Z2 = aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties per week waarop een personeelslid van minstens 50 jaar en minder dan 55 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes maximum recht heeft;
Z3 = aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties per week waarop een personeelslid van minstens 55 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes maximum recht heeft;
C1 = aantal volledige leeftijdmaanden van het personeelslid met de leeftijd van minstens 45 jaar in de periode van 1 januari tot 31 december van het bedoelde jaar, verminderd met C2 en C3. Deze periode wordt evenwel beperkt tot het aantal maanden waarvoor de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocol van akkoord zoals bedoeld in artikel 2 toepasbaar is.
C2 = aantal volledige leeftijdmaanden van het personeelslid met de leeftijd van minstens 50 jaar in de periode van 1 januari tot 31 december van het bedoelde jaar, verminderd met C3. Deze periode wordt evenwel beperkt tot het aantal maanden waarvoor de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocol van akkoord zoals bedoeld in artikel 2 toepasbaar is.
C3 = aantal volledige leeftijdmaanden van het personeelslid met de leeftijd van minstens 55 jaar tot maximum de datum van pensionering in de periode van 1 januari tot 31 december van het bedoelde jaar. Deze periode wordt evenwel beperkt tot het aantal maanden waarvoor de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocol van akkoord zoals bedoeld in artikel 2 toepasbaar is.
Art. 6.De som van de voorlopige tegemoetkomingen per personeelslid zoals bedoeld in artikel 5, § 2, hierna "voorlopige tegemoetkomingen" genoemd, en de som van de tegemoetkomingen per personeelslid zoals bedoeld in artikel 5, § 1, hierna "tegemoetkomingen" genoemd, worden door het RIZIV meegedeeld aan de werkgever en gestort op de financiële rekening die door de werkgever wordt meegedeeld aan de leidend ambtenaar. Aan de werkgevers die de bepalingen naleven zoals deze zijn voorzien in artikel 4, worden de voorlopige tegemoetkomingen en de tegemoetkomingen als volgt uitbetaald : 1° voorlopige tegemoetkomingen voor het jaar 2001 Onder de vorm van een voorschot wordt 50 % betaald tegen uiterlijk 15 september 2001.Het tweede voorschot van 50 % wordt betaald op 31 oktober 2001. 2° tegemoetkomingen voor het jaar 2001 Het verschil tussen de tegemoetkomingen zoals bedoeld in artikel 5, § 1, en de voorschotten die werden betaald in toepassing van artikel 6, 1°, wordt verrekend bij de betaling van het tweede voorschot op 30 april 2002, en desgevallend ook bij de betaling van de volgende voorschotten. Indien een werkgever teveel voorschotten heeft ontvangen, en indien de terugvordering via de voorschotten van 2002 niet mogelijk is, wordt het saldo door de werkgever teruggestort aan het RIZIV en dit vóór het einde van de maand die volgt op de maand waarin de leidend ambtenaar het terug te vorderen bedrag aan de werkgever heeft meegedeeld. 3° voorlopige tegemoetkomingen vanaf het jaar 2002. Op 31 januari van het jaar waarop de voorlopige tegemoetkomingen betrekking hebben, wordt een eerste voorschot gestort dat gelijk is aan het voorschot dat werd betaald op 31 oktober van het jaar dat eraan voorafgaat.
De volgende voorschotten worden als volgt betaald : a) op 30 april : 1/3 * (voorlopige tegemoetkomingen B voorschot van 31 januari);b) op 31 juli : 1/3 * (voorlopige tegemoetkomingen B voorschot van 31 januari);c) op 31 oktober : 1/3 * (voorlopige tegemoetkomingen B voorschot van 31 januari);4° tegemoetkomingen vanaf het jaar 2002 Het verschil tussen de tegemoetkomingen zoals bedoeld in artikel 5, § 1, en de voorschotten die werden betaald met toepassing van artikel 6, 3°, wordt verrekend bij de betaling van het tweede voorschot van het jaar dat volgt op het jaar waarop de tegemoetkomingen van toepassing zijn (30 april) en desgevallend ook bij de betaling van de volgende voorschotten. Indien een werkgever teveel voorschotten heeft ontvangen, en indien de terugvordering via de hiervoor bedoelde voorschotten niet mogelijk is, wordt het saldo door de werkgever teruggestort aan het RIZIV en dit vóór het einde van de maand die volgt op de maand waarin de leidend ambtenaar het terug te vorderen bedrag aan de werkgever heeft meegedeeld.
Art. 7.De Dienst voor Administratieve Controle van het RIZIV wordt belast met de controle op de juistheid van de door de werkgevers aan de leidend ambtenaar meegedeelde gegevens.
Art. 8.De kost van de in artikel 6 bedoelde tegemoetkomingen wordt ten laste gelegd van de globale begroting van financiële middelen van het RIZIV. De verdeling van deze kost over de algemene regeling en over de regeling der zelfstandigen gebeurt pro rata van de verdeling over deze twee regelingen van de basisuitgaven van de sector waarop zij betrekking hebben.
Art. 9.De bedragen zoals voorzien in artikel 5 worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 103.14 in de basis van 1996 = 100 en worden aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
Art. 10.§ 1. De bedragen zoals bedoeld in artikel 4, §§ 2 en 3, worden door de werkgever via aangetekend schrijven meegedeeld aan de leidend ambtenaar. In geval de administratieve cel vaststelt dat het meegedeelde bedrag afwijkt van de informatie die tegelijkertijd via elektronische drager wordt overgemaakt, wordt de werkgever verzocht nieuwe gegevens over te maken. § 2. Tegen de beslissingen bedoeld in artikel 6, 1° en 3° is er geen administratief beroep mogelijk. § 3. In geval van een gerechtelijk geschil over de beslissingen bedoeld in artikel 6, 2° en 4°, stort het RIZIV, in afwachting van een uitspraak door de rechtbank, het bedrag van de tegemoetkomingen op basis van de berekeningen van de administratieve cel.
Art. 11.De werkgevers die met toepassing van het koninklijk besluit van 3 april 2001 tot uitvoering van artikel 59 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wat de maatregelen inzake arbeidsduurvermindering en eindeloopbaan betreft, een financiële tegemoetkoming ontvangen, kunnen geen aanspraak maken op de financiële tegemoetkoming waarin dit besluit voorziet.
Art. 12.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het wordt bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad. Voor het jaar 2001 geeft enkel de periode vanaf 1 augustus 2001 recht op de in artikel 5 bedoelde tegemoetkoming.
Art. 13.Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 juni 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE