gepubliceerd op 15 juli 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 mei 1998 betreffende de hiërarchische indeling van de bijzondere graden waarvan de ambtenaren van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening kunnen titularis zijn en tot vaststelling van de toegangsmodaliteiten tot sommige van deze graden
25 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 mei 1998 betreffende de hiërarchische indeling van de bijzondere graden waarvan de ambtenaren van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening kunnen titularis zijn en tot vaststelling van de toegangsmodaliteiten tot sommige van deze graden
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut;
Gelet op het koninklijk besluit van 6 mei 1998 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de ambtenaren bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening kunnen titularis zijn, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling van de personeelsformatie van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juni 1999;
Gelet op het advies van de Directieraad;
Gelet op het advies van het Beheerscomité;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 12 mei 1999;
Gelet op het protocol van 24 juni 1999 waarin de conclusies van de onderhandeling gevoerd in het Sectorcomité XI zijn vermeld;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Een artikel 7bis, luidend als volgt, wordt in het koninklijk besluit van 6 mei 1998 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de ambtenaren bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening kunnen titularis zijn, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1998, ingevoegd : « Art. 7bis, § 1. De graad van adjunct-adviseur voor de werkgelegenheid kan worden verleend aan de geslaagden voor een vergelijkend wervingsexamen of voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau. § 2. Aan het vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau mogen enkel de ambtenaren van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening deelnemen die titularis zijn van de graad van eerstaanwezend assistent voor de werkgelegenheid of assistent voor de werkgelegenheid. ».
Art. 2.Een artikel 7ter, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : « 7ter. De graad van assistent voor de werkgelegenheid kan enkel worden verleend aan de geslaagden voor een vergelijkend wervingsexamen. »
Art. 3.Een artikel 7quater, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «
Art. 7quater.De ambtenaren die titularis zijn van de graad van assistent voor de werkgelegenheid, kunnen als enige worden bevorderd tot de graad van eerstaanwezend assistent voor de werkgelegenheid.
Deze bevordering wordt begeven volgens de regels van de bevordering door verhoging in graad. »
Art. 4.Een artikel 7quinquies, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «
Art. 7quinquies.In afwijking van artikel 29, § 1, 1°, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, kunnen de ambtenaren van de Rijksdienst die titularis zijn van de graad van eerstaanwezend assistent voor de werkgelegenheid of assistent voor de werkgelegenheid enkel aan een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau deelnemen voor de bevordering tot de graad van adjunct-adviseur voor de werkgelegenheid. ».
Art. 5.Een artikel 7sexies, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «
Art. 7sexies.In afwijking van artikel 12 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, kunnen de ambtenaren van de Rijksdienst die titularis zijn van de graad van adjunct-adviseur voor de werkgelegenheid of eerstaanwezend assistent voor de werkgelegenheid of assistent voor de werkgelegenheid, door mutatie, worden aangewezen enkel voor een vacante betrekking die overeenstemt met hun graad. ».
Art. 6.Een artikel 7septies, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «
Art. 7septies.De § 1 en § 3 van artikel 10 van het koninlijk besluit van 16 juli 1998 betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten zijn niet toepasselijk voor het bekleden van de betrekkingen in de graden van adjunct-adviseur voor de werkgelegenheid of assistent voor de werkgelegenheid die vacant verklaard zijn bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. ».
Art. 7.De bijlage van het koninklijk besluit van 6 mei 1998 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de ambtenaren bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening kunnen titularis zijn, wordt vervangen door de bij dit besluit gevoegde bijlage.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 9.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 juni 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET
Bijlage bij het koninklijk besluit van 25 juni 1999 Hiërarchie van de bijzondere graden Alfabetische rangschikking van de nederlandse benamingen : Administratief personeel Rang 22 : Sectiechef Rang 26 : Assistent voor de werkgelegenheid Rang 28 : Eerstaanwezend assistent voor de werkgelegenheid Rang 10 : Adjunct-adviseur van de werkloosheid Adjunct-adviseur voor de werkgelegenheid Rang 13 : Adviseur van de werkloosheid Directeur Afgeschafte graad Rang 20 : Controleur Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 25 juni 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET