gepubliceerd op 09 juli 1999
Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en de naaisters ressorteren
25 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en de naaisters ressorteren (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 51, § 1, gewijzigd bij de wet van 26 juni 1992 en bij het koninklijk besluit nr. 254 van 31 december 1983;
Gelet op het advies van het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de huidige economische situatie dringend de verlenging van een regeling van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden rechtvaardigt voor de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en de werklieden en werksters van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters ressorteren.
Art. 2.Bij volledig of gedeeltelijk gebrek aan werk wegens economische oorzaken mag de uitvoering van de arbeidsovereenkomst volledig worden geschorst of mag een regeling van gedeeltelijke arbeid worden ingevoerd vanaf de tweede arbeidsdag die op deze van de kennisgeving volgt.
De kennisgeving geschiedt uiterlijk bij de aanvang van de tweede arbeidsdag die de schorsingstermijn voorafgaat, ofwel door aanplakking van een bericht, op een goed zichtbare plaats in de lokalen van de onderneming, wanneer de schorsing een collectief karakter draagt, ofwel, wanneer de schorsing geen collectief karakter draagt, door de overhandiging aan de werkman of werkster van een geschrift.
Voor de toepassing van dit artikel wordt als arbeidsdag beschouwd, iedere kalenderdag, met uitzondering van de zondagen, de betaalde feestdagen, en de gewone rustdagen, die het gevolg zijn van de verdeling van de wekelijkse arbeid over vijf dagen.
Art. 3.De duur van de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst mag op acht weken gebracht worden, gedurende de perioden van 15 juli tot 15 september en van 15 december tot 15 februari. Bij het verstrijken van de schorsingen bepaald bij onderhavig artikel, moet de werkgever gedurende een volledige arbeidsweek de regeling van volledige arbeid opnieuw invoeren, alvorens een volledige schorsing of een nieuwe regeling van gedeeltelijke arbeid kan ingaan.
Art. 4.De regeling van gedeeltelijke arbeid mag zonder beperking van duur worden ingevoerd, indien zij ten minste drie arbeidsdagen per week of één arbeidsweek per twee weken omvat. In het tegenovergestelde geval wordt deze duur tot maximum drie maanden beperkt.
Art. 5.Bij toepassing van een regeling van gedeeltelijke arbeid is het maximum aantal werkloosheidsdagen vastgesteld als volgt : vier, indien het een wekelijkse regeling betreft; acht, indien het een tweewekelijkse regeling betreft.
Art. 6.Mededeling van de aanplakking of van de individuele kennisgeving bedoeld bij artikel 2 wordt door de werkgever de dag zelf van de aanplakking of van de individuele mededeling, bij een ter post aangetekende brief, gezonden aan het bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening van de plaats waar de onderneming gevestigd is.
Art. 7.De bij artikel 2 bedoelde kennisgeving en de bij artikel 6 bedoelde mededeling moeten de datum vermelden waarop de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst of de regeling van gedeeltelijke arbeid zal ingaan, de datum waarop de schorsing of die regeling een einde zal nemen en de data waarop de werklieden werkloos zullen zijn.
De bij artikel 6 bedoelde mededeling vermeldt daarenboven de economische oorzaken die de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst of het instellen van een regeling van gedeeltelijke arbeid rechtvaardigen en hetzij de naam, de voornamen en het adres van de werkloos gestelde werklieden, hetzij de afdeling(en) van de onderneming waar de arbeid wordt geschorst.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 1999 en treedt buiten werking op 1 oktober 2001.
Art. 9.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 juin 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978. Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992.
Koninklijk besluit nr. 254 van 31 december 1983, Belgisch Staatsblad van 21 januari 1984.