25 JUNI 1999. - Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 1 maart 1998 tot vaststelling van diverse geldelijke bepalingen toepasselijk op de bijzondere graden bij het Ministerie van Economische Zaken

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 107, tweede lid van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries, inzonderheid op artikel 4, 2°, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 september 1994 en 10 april 1995;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene ministeries gemene graden, zoals laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 maart 1998 tot vaststelling van diverse geldelijke bepalingen toepasselijk op de bijzondere graden bij het Ministerie van Economische Zaken, gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 maart 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 juni 1999 houdende vaststelling van de loopbaan van de verslaggevers bij het Ministerie van Economische Zaken;

Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 24 februari 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 1 juli 1998;

Gelet op het Akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 1 juli 1998;

Gelet op het protocol nr. 53 van het SC IV/P van 22 april 1999 van het Sectorcomité IV;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de bijzondere loopbaan van verslaggever van de mededinging dringend moet worden opgericht in het belang van de goede werking van de Dienst voor de Mededinging van het Ministerie van Economische Zaken; dat bijgevolg de weddenschalen van deze ambtenaren onverwijld dienen worden vastgesteld;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het koninklijk besluit van 1 maart 1998 tot vaststelling van diverse geldelijke bepalingen toepasselijk op de bijzondere graden bij het Ministerie van Economische Zaken, gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 maart 1998 wordt een artikel 13bis ingevoegd dat luidt als volgt : « art. 13bis, § 1. Aan de graad van verslaggever (rang 13) wordt de weddenschaal 13 A verbonden. § 2. De verslaggever die twee jaar graadanciënniteit heeft, bekomt de hierna vermelde weddenschaal : 1 264 530 - 1 852 249 11/2 X 53 429 (Kl. 24 j. - N.1 - G.B.) § 3. De verslaggever die negen jaar graadanciënniteit heeft, bekomt de hierna vermelde weddenschaal : 1 374 946 - 2 016 094 12/2 X 53 429 (Kl. 24 j. - N.1 - G.B.) »

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 13ter ingevoegd dat luidt als volgt : « art. 13ter. Aan de graad van verslaggever-generaal (rang 15) wordt de hierna vermelde weddenschaal verbonden : 1 707 380 - 2 401 957 13/2 X 53 429 (Kl. 24 j. - N.1 - G.B.) »

Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 4.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren en Onze Minister van Begroting zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 juni 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY