Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 januari 2007
gepubliceerd op 08 februari 2007

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2007022096
pub.
08/02/2007
prom.
25/01/2007
ELI
eli/besluit/2007/01/25/2007022096/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Voorliggend ontwerp van koninklijk besluit brengt enkele wijzigingen aan in het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit (hierna « het besluit leven ») in het kader van de omzetting van richtlijn 2003/41/EG van het Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de activiteiten van en het toezicht op te instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, welke in het Belgische recht werd omgezet door de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedefrijfspensioenvoorziening (hierna « de WIBP »).

De WIBP vestigt een legistiek kader voor het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening. Deze instellingen werden vroeger, naargelang hun activiteiten, voorzorgsinstellingen (of ook pensioenfondsen) of pensioenkassen genoemd.

Zoals aangegeven in de memorie van toeliching (Parl. St., Kamer, nr. 51-2534/001, p. 9) stelt de WIBP zich onder andere tot doel een onderscheid te maken tussen twee types regels. Het eerste type zijn de prudentiële bepalingen die van toepassing zijn op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (de huidige voorzorgsinstellingen en pensioenkassen) en welke zijn opgenomen in de WIBP en haar uitvoeringsbesluiten. Het tweede type omvat de bepalingen van sociale aard, welke zich voortaan in de WAP (wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid), in de WAPZ (programmawet (I) van 24 december 2002) en in de uitvoeringsbesluiten van deze wetten bevinden.

Om dit doel te bereiken heeft de WIBP een aantal wijzigingen doorgevoerd in de WAP. Om dezelfde reden zal ook het koninklijk besluit van 14 november 2003 houdende uitvoering van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid (hierna « het uitvoeringsbesluit van de WAP » worden gewijzigd.

Vanuit ditzelfde perspectief werden een aantal bepalingen die vandaag zijn opgenomen in het koninklijl besluit van 7 mei 2000 betreffende de activiteiten van de voorzorgsinstellingen niet hernomen in het ontwerp van koninklijk besluit tot uitvoering van de WIBP, maar in het ontwerp van koninlijk besluit tot wijziging van het uitvoeringsbesluit van de WAP. Het betreft onder andere de regels met betrekking tot de transparantie, de minimale inhoud van de pensioenreglementen en de bepaling van de verworven reserves.

Naast de verhoogde transparantie, laat deze werkwijze toe om in een grensoverschrijdende context, de bepalingen die behoren tot de bevoegdheid van de lidstaat van oorsprong (prudentiële regels) en de regels die behoren tot de bevoegdheid van de lidstaat van ontvangst (sociale bepalingen) te onderscheiden.

Aangezien de WAP en haar uitvoeringsbesluiten op grond van het principe van de gelijke behandeling (« level playing field ») zowel gelden voor instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening als voor verzekeringsondernemingen, was het aangewezen om ten aanzien van de verzekeringsondernemingen dezelfde opdeling te hanteren als degene die wordt voorzien voor de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening.

Dit ontwerp omvat twee reeksen bepalingen. De eerste beoogt het besluit leven in overeenstemming te brengen met het uitvoeringsbesluit van de WAP, zodanig dat overlappingen zo veel mogelijk worden vermeden. De tweede reeks omvat een aantal wijzigingen aan het besluit leven omwille van de WIBP zelf, met name aangaande het beheer van collectieve pensioenfondsen.

Artikel 1 Deze bepaling wijzigt artikel 2 van het besluit leven voor wat het beheer van collectieve pensioenfondsen betreft. De toelichting bij deze bepaling is opgenomen in de toelichting bij artikel 12 van dit ontwerp.

Artikel 2 De door dit artikel aangebrachte wijzigingen beogen de classificatie van de verrichtingen met betrekking tot het beheer van collectieve pensioenfondsen hetzij in tak 21, indien de verzekeraar de technische grondslagen van deze tak toepast op de stortingen (levensverzekering niet verbonden met een beleggingsfonds), hetzij in tak 26, indien de verzekeraar de technische grondslagen van tak 26 toepast op de stortingen (kapitalisatie).

Artikel 3 Zoals aangegeven in de algemene toelichting werden de bepalingen inzake de transparantie en de minimale inhoud van van groepsverzekeringsreglementen opgenomen in het uitvoeringsbesluit van de WAP. De bepalingen van artikel 45, § 2, 1° tot 5° en 9° tot 11° van het besluit leven, die worden hernomen in artikel 4/14 van het uitvoeringsbesluit van de WAP, kunnen bijgevolg worden opgeheven.

De punten 6° tot 8° en 12° zijn daarentegen specifiek voor groepsverzekeringsovereenkomsten en kunnen in het besluit leven behouden blijven.

Artikel 4 De bepalingen van artikel 46 van het besluit leven worden hernomen in de artikelen 4/1 en 4/10 van het uitvoeringsbesluit van de WAP. Het betreft enerzijds de verplichting om in het reglement het type toezegging (vaste bijdragen of vaste prestaties) te bepalen en anderzijds het verbod om bij het bepalen van de vaste prestaties rekening te houden met individuele contracten.

Artikel 5 Dit artikel is het gevolg van het vorige artikel en van het feit dat de begrippen vaste bijdragen en vaste prestaties zich reeds bevinden in artikel 3, § 1, 14° en 15° van de WAP. Artikel 6 Het bestaande artikel 48 van het besluit leven stelt het bedrag vast van de minimale reserves die bij een verzekeringsonderneming moeten worden gevestigd. Voortaan dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de regels met betrekking tot de minimale verworven reserves, die deel uitmaken van de sociale wetgeving, en de regels met betrekking tot de minimale technische voorzieningen die de verzekeringsonderneming dient te vestigen, welke deel uitmaken van de prudentiële wetgeving.

De sociale wetgeving is hetzij de WAP en haar uitvoeringsbesluiten, hetzij de buitenlandse sociale wetgeving die op de pensioenregeling van toepassing is.

Vanuit van dit principe werden een aantal bepalingen uit het bestaande artikel 48 van het besluit leven opgeheven, aangezien deze zich in het uitvoeringsbesluit van de WAP zullen bevinden.

De nieuwe § 1 verplicht om de reserves zodanig te stijven dat zij nooit lager zijn de verworven reserves, vastgesteld op grond van de toepasselijke sociale wetgeving en actuele waarde van de lopende rentes.

De §§ 2 en 3 worden opgeheven, vermits deze de minimale verworven reserves vaststellen voor pensioentoezeggingen van het types vaste prestaties en « cash balance ». De regels daaromtrent bevinden zich voortaan in de artikelen 10 en 14/2 van het uitvoeringsbesluit van de WAP. In § 4 worden twee wijzigingen doorgevoerd. De eerste past een verwijzing in het eerste lid aan in het licht van de overige wijzigingen in artikel 48. De tweede aanpassing preciseert dat artikel 24, § 1, van de WAP niet noodzakelijk van toepassing is op de totale portefeuille van de verzekeraard. Deze bepalingen betreft enkel de Belgische pensioentoezeggingen.

De reden voor de opheffing van § 5 is vergelijkbaar met deze die hierboven werd toegelicht met betrekking tot de §§ 2 en 3. De inhoud van die bepalingen bevindt zich voortaan in artikel 10, § 4, van het uitvoeringsbesluit van de WAP. § 6 wordt eveneens opgeheven, met uitzondering van het eerste lid. Dit bepaalt dat de verzekeringsonderneming bij pensioentoezeggingen van het type vaste bijdagen voor elke aangeslotene individuele rekeningen dient bij te houden. Deze techniek laat toe om gemakkelijk de evolutie van de verworven reserves van elke aangeslotenen te volgen. De leden 2 tot 4 kunnen daarentegen worden opgeheven, vermits de inhoud van die bepalingen zich voortaan in de artikelen 4/4 tot 4/6 van het uitvoeringsbesluit van de WAP bevindt.

De wijzigingen die worden aangebracht in § 8 zijn vergelijkbaar met deze die worden aangebracht in § 4.

Artikel 7 De wijzigingen die worden aangebracht in artikel 50 zijn vergelijkbaar met deze die worden aangebracht in artikel 48, §§ 4 en 8.

Artikel 8 Artikel 51, § 2, wordt geschrapt, aangezien de bestemming van de vrije reserves in de situaties die daarin werden bedoeld, voortaan wordt geregeld in het uitvoeringsbesluit van de WAP. Artikel 9 De wijziging van artikel 52, eerste lid, vloeit voort uit de opheffing van artikel 46, door artikel 3 van dit ontwerp.

Artikel 10 De bepalingen van artikel 53 van het besluit leven overlappen met de bepalingen van artikel 19, § 4, tweede lid, van de WAP. Artikel 53 kan bijgevolg worden opgeheven.

Artikel 11 De aanpassing in artikel 54, § 4, eerste lid, strekt ertoe rekening te houden met instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening naar buitenlands recht die in België een activiteit zullen kunnen uitoefenen.

Artikel 12 Afdeling 8 van het Hoofdstuk X van het besluit leven inzake de

groepsverzekeringen voor bedrijfsleiders wordt opheven. Dit gebeurt om de gelijke behandeling tussen verzekeringsondernemingen en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening te vrijwaren. Hoofdstuk Vbis van het koninklijk besluit van 7 mei 2000 dat voorzag in een gelijkaardige regeling voor voorzorgsinstellingen, wordt immers niet hernomen in het koninklijk besluit tot uitvoering van de WIBP. Artikel 13 Dit artikel verbetert een materiële fout in de Nederlandstalige versie van artikel 66 van het besluit leven.

Artikel 14 Hoofdstuk XIII van het besluit leven betreft het beheer van collectieve pensioenfondsen.

Artikel 2, § 2, c) en d) van richtlijn 2002/83/EG van het Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering laat de verzekeringsondernemingen toe om collectieve pensioenfondsen te beheren, dit wil zeggen « beleggingen en met name van de activa welke staan tegenover de voorzieningen van de organen die uitkeringen verstrekken bij overlijden, bij leven of bij beëindiging of vermindering van de werkzaamheid ». Dit beheer kan al dan niet gepaard gaan met een verzekeringswaarborg « die betrekking heeft hetzij op het behoud van het kapitaal, hetzij op de betaling van een minimuminterest ».

In België worden deze verrichtingen « beheer voor eigen rekening van collectieve pensioenfondsen » en « beheer voor rekening van derden van collectieve pensioenfondsen » genoemd, naargelang zij al dan niet gepaard gaan met een verzekeringswaarborg.

Het beheer van collectieve pensioenfondsen vertoont overeenkomsten met een groepsverzekeringsovereenkomst, vooral wanneer dat beheer gepaard gaat met een verzekeringswaarborg. Het voornaamste verschil bestaat erin dat een groepsverzekeringsovereenkomst, zoals artikel 44 van het besluit leven aangeeft, door een werkgever wordt onderschreven in het voordeel van zijn personeel of zijn bedrijfsleiders, die rechtstreekse rechten uit de verzekeringsovereenkomst putten. Een beheersovereenkomst daarentegen wordt door een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening (of een organisme die van het creëren van een IBP vrijgesteld is) onderschreven, die de enige begunstigde van de overeenkomst is. Daarnaast is er in het kader van een verzekeringsovereenkomst steeds sprake van een onzeker element (het pensioen of het overlijden), dat de prestatie (voor de betrokken aangeslotene) opeisbaar maakt. Een dergelijk onzeker element is niet noodzakelijk aanwezig in het kader van een een overeenkomst met betrekking tot het beheer van collectieve pensioenfondsen.

In de huidige reglementering (artikel 74 besluit leven), kan een verzekeringsonderneming slechts fondsen beheren van een voorzorgsinstelling of van een publiekrechtelijke rechtspersoon die gemachtigd is om zelf zijn pensioenverplichtingen te beheren, zonder daartoe een voorzorgsinstelling te moeten oprichten, met andere woorden van een openbaar bestuur.

De WIBP breidt de regeling voor de publiekrechtelijke rechtspersonen enigszins uit, doordat het ook voor andere instellingen dan openbare besturen mogelijk wordt om pensioenregelingen te beheren zonder een instelling voor bedrijfspensioenvoorzien te moeten oprichten.

Bovendien hebben de WAP en de WAPZ solidariteitsstelsels mogelijk gemaakt die worden beheerd door instellingen die geen verzekeringsondernemingen en evenmin instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening zijn.

Het was noodzakelijk om het besluit leven aan te passen om met deze nieuwe wettelijke bepalingen rekening te houden.

Hieronder wordt toelichting verstrekt bij de wijzigingen die worden aangebracht aan de artikelen 2, 74, 75 en 76 van het besluit leven.

De wijzigingen die door artikel 1 van dit ontwerp worden doorgevoerd in artikel 2 van het besluit leven hebben als doel om het begrip « collectieve pensioenfondsen » te preciseren via een verwijzing naar de bepalingen van Hoofdstuk XIII van het besluit leven.

Artikel 3 van het besluit leven wordt niet gewijzigigd. Bijgevolg blijft het beheer voor eigen rekening, afhankelijk van de door de verzekeringsonderneming gebruikte techniek, behoren tot tak 21 of tak 23. Precies omwille van deze techniek en om de prudentiële controle mogelijk te maken, houdt het beheer voor eigen rekening de vestiging van technische voorzieningen op het passief van de balans van de verzekeringsonderneming in. Het beheer voor rekening van derden blijft daarentegen behoren tot tak 27 en gaat niet gepaard met een verzekeringswaarborg. Dit beheer behelst bijgevolg geen vestiging van technische provisies door de verzekeringsonderneming.

De artikelen 74 tot 76 worden integraal vervangen en de structuur van Hoofdstuk XIII wordt herzien. De eerste afdeling bevat de bepalingen die gemeenschappelijk zijn voor alle vormen van beheer van collectieve pensioenfondsen. Afdeling II betreft het beheer voor eigen rekening en Afdeling III het beheer voor rekening van derden.

De eerste Afdeling bevat het artikel 74. Daarin wordt bepaald van welke instellingen verzekeringsondernemingen de activa kunnen beheren, in het kader van het beheer van collectieve pensioenfondsen. 1° beoogt de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, dit is de nieuwe benaming voor de voorzorgsinstellingen die werden bedoeld in het vroegere artikel 2, § 3, 6°, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.Het kan daarbij gaan om instellingen naar Belgisch recht of om een instelling naar het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte. 2° beoogt de openbare besturen die worden bedoeld in artikel 134, 1° van de WIBP, met name de publiekrechtelijke rechtspersonen die niet onderworpen zijn aan de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen.3° beoogt een aantal overheidsinstellingen, meer in het bijzonder de publiekrechtelijke rechtspersonen die onderworpen zijn aan de voornoemde wet van 17 juli 1975, maar die op grond van artikel 138, eerste lid, van de WIBP zelf het beheer van hun pensioenregelingen mogen waarnemen.Er weze aan herinnerd dat het beheer in het kader van dit artikel uitsluitend kan betrekking hebben op wettelijke pensioenen. 4° betreft de van de in 2° en 3° bedoelde publiekrechtelijke rechtspersonen afgezonderde instellingen, die zijn belast met het beheer van de pensioenregelingen van deze publiekrechtelijke rechtspersonen.Het kan daarbij gaan om externe diensten zonder rechtspersoonlijkheid, om VZW's of nog, om intercommunales, maar het gaat in geen geval om instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening in de zin van de WIBP. 5° en 6° beogen het beheer, door een verzekeringsonderneming, van de activa van een instelling (VZW, fonds voor bestaanzekerheid...) die een solidariteitsstelsel zoals bedoeld door de WAP (art. 47) of de WAPZ (art. 56) uitvoert. Deze stelsels zijn geen verzekeringsverrichtingen in de eigenlijke betekenis, maar kunnen worden beschouwd als « uitkeringen bij overlijden, bij leven of bij beëindiging of vermindering van de werkzaamheid » in de zin van artikel 2, § 2, c), van de voornoemde richtlijn 2002/83/EG. Het is dan ook logisch om de verzekeringsondernemingen toe te laten dergelijke stelsels te beheren, buiten het kader van een verzekeringsovereenkomst. Het beheer van collectieve pensioenfondsen lijkt in dit opzicht aangewezen. Afdeling 2, die het artikel 75 bevat legt in het kader van een

overeenkomst met betekking tot het beheer voor eigen rekening aan de verzekeraar de verplichting op om de aard en de draagwijdte van de waarborg die hij biedt te preciseren. Deze waarborgen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit de betaling van een minimaal rendement, uit het in rekening brengen van het overlijdensrisico of de verbintenis om de fondsen op prudente wijze te beheren, overeenkomstig de regels voor levensverzekeringen die verbonden zijn met een beleggingsfonds.

Deze verplichting is van belang aangezien het onderscheid tussen een beheersovereenkomst en een verzekeringsovereenkomst soms moeilijk te maken is, bijvoorbeeld in het geval van een publiekrechtelijke rechtspersoon die zelf het beheer mag waarnemen van zijn pensioenregeling, zonder een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening te creëren. Dit is des te meer het geval wanneer deze pensioenregeling betrekking heeft op wettelijke pensioenen, waarvoor geen pensioenreglement bestaat.

De verzekeraar dient dus duidelijk de verbintenissen aan te duiden die hij aangaat ten aanzien van die van de werkgever. Zijn alle verbintenissen van de wergever afgedekt door de verzekeraar ? Waarborgt deze laatste een rendement ? Voor hoelang ? Afdeling 3, die het artikel 76 bevat, betreft het beheer voor rekening

van derden. Hier worden de bepalingen van de bestaande artikelen 75, eerste lid en 76 van het besluit leven hernomen. Artikel 76 werd licht aangepast om beter artikel 2, § 2, d) te kunnen volgen van de richtlijn 2002/83/CE van het Parlement en de Raad van 5 november 2002 inzake de levensverzekering.

Artikel 15 De wijzigingen aan artikel 77 van het besluit leven vloeien voort uit andere door dit ontwerp doorgevoerde wijzigingen.

Artikel 16 Bij de bekendmaking van het erratum van het besluit leven op 10 juni 2004, werden de bladzijden 55201 tot 55246 van het Belgisch Staatsblad vervangen door de tekst van het erratum. Hierbij werden de bijlagen 1 en 2 van de bladzijden 55241 tot 55246 echter niet hernomen.

Het was niet de bedoeling deze bijlagen op te heffen. Voor meer rechtszekerheid wordt er voorgesteld deze bijlagen opnieuw formeel in te voeren door dit besluit.

Ten opzichte van de oorspronkelijke tekst van bijlage 2 werden enkele wijzigingen aangebracht om rekening te houden met de recente wettelijke wijzigingen namelijk door de WIBP. Twee nieuwe definities worden toegevoegd : deze van « solidariteitstoezegging » (nr. 38bis ) en deze van « solidariteitsstelsel » (nr. 38ter ). Deze definities worden gebruikt in arikel 74 van het besluit leven, zoals gewijzigd door artikel 12 van dit ontwerp.

Aangezien artikel 2, § 3, 6°, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen werd opgeheven door artikel 176 van de WIBP, diende de definitie van bedrijfsleiders (nr. 41) te worden herschreven. Het betreft enkel een vormelijke wijziging.

De definitie (nr. 44) van « uittreding » wordt gedeeltelijk vervangen om deze in overeenstemming te brengen met de definitie in artikel 3, § 1, 11°, b) van de WAP, zoals gewijzigd door artikel 201, 1° van de WIBP. Artikelen 17 en 18 Deze artikelen vereisen geen bijzondere toelichting.

We hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

25 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, inzonderheid op de artikelen 16, § 1, derde lid, 19, 20, § 2, en 96, § 1, 2° en 3° Gelet op de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, inzonderheid op artikel 104;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit;

Gelet op het advies van de Commissie voor Verzekeringen gegeven op 12 december 2006;

Gelet op de advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen gegeven op 7 december 2006;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 14 december 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting gegeven op 15 december 2006;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op de hoogdringenheid die wordt gemotiveerd op grond van de volgende overwegingen : Overwegende dat de Richtlijn 2003/41/EG van het Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de activiteiten van en het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening ten laatste omgezet diende te zijn op 23 september 2005;

Overwegende dat de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening slechts een gedeeltelijke omzetting vormt en dat de volledige omzetting pas gerealiseerd zal zijn wanneer ook de uitvoeringsbesluiten, waaronder dit besluit, genomen zijn;

Overwegende dat de omzetting eveneens van belang is in het kader van de ontwikkeling van de financiële positie van België als activiteitszetel van instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening die op het gehele grondgebied van de Europese Economische Ruimte werkzaam zijn;

Overwegende dat het, omwille van fiscale en boekhoudkundige redenen, onder andere met betrekking tot het oprichten van de nieuwe rechtsvorm (het organisme voor de financiering van pensioenen) ingesteld door de artikelen 9 en volgende van de voornoemde wet van 27 oktober 2006, nodig is om de nieuwe bepalingen in werking te doen treden bij de aanvang van het jaar, met name op 1 januari 2007;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 41.955/1 gegeven op 20 december 2006, bij toepassing van artikel 84, § 1, 1e lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie en van Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderende Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 4°, worden de woorden « die fondsen » vervangen door de woorden « fondsen zoals bedoeld in Hoofdstuk XIII »;2° in het eerste lid, 5°, worden de woorden « zoals bedoeld in Hoofdstuk XIII » ingevoegd tussen de woorden « van een derde » en de woorden « voor rekening van deze derde ».

Art. 2.In artikel 3, § 1, van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1°, worden de woorden « de in artikel 2, eerste lid, 1°, 3° en 4° bedoelde verrichtingen » vervangen door de woorden « de in artikel 2, eerste lid, 1° en 3° bedoelde verrichtingen »;2° § 1 wordt door een 4° aangevuld, luidend als volgt : « 4° tot de in bijlage I bij het algemeen reglement bedoelde tak 21 of tak 26 : de in artikel 2, eerste lid, 4°, bedoelde verrichtingen, naargelang de verzekeraar op de uitgevoerde stortingen de technische grondslagen toepast van de verrichtingen bedoeld bij artikel 2, eerste lid, 1°, of bij artikel 2, eerste lid, 6° ».

Art. 3.In artikel 45, § 2, van hetzelfde besluit worden de punten 1° tot en met 5° en 9° tot en met 11° opgeheven.

Art. 4.Artikel 46 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 5.In artikel 47, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « de in artikel 46 bedoelde » geschrapt.

Art. 6.In artikel 48 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzingen doorgevoerd : 1° § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1.De bij de verzekeringsonderneming gevestigde reserves worden zo gestijfd, dat zij op elk moment ten minste gelijk zijn aan de som van volgende bedragen : 1° de verworven reserves zoals bepaald door de pensioenregeling met als minimum de verworven reserves zoals bepaald door de sociale of arbeidswetgeving, die op de pensioenregeling van toepassing is;2° de actuele waarde van de lopende rentes, eventuele overdraagbaarheid inbegrepen. De in het eerste lid, 2°, gedefinieerde actuele waarde wordt berekend met behulp van de volgende actualisatieregels : 1° de technische rentevoet van 6 %;2° de sterftewetten die voortvloeien uit de tafels MR of FR, naargelang de aangeslotene van het mannelijke of vrouwelijke geslacht is.». 2° §§ 2 en 3 worden opgeheven;3° in § 4, eerste lid, worden de woorden « in §§ 2, 5 en 7 » vervangen door de woorden « in § 1 »;4° in § 4, worden de woorden « uit §§ 2, 5 en 7 » telkens vervangen door de woorden « uit § 1 » en worden na de woorden « betreffende de aanvullende pensioenen » de woorden «, voor zover deze bepaling op de betrokken pensioenregeling van toepassing is » toegevoegd.5° § 5 wordt opgeheven;6° in § 6 worden het 2e, het 3e en het 4e lid opgeheven;7° in § 8 worden volgende wijzigingen doorgevoerd : a) onder punt 1°, a), worden tussen de woorden « betreffende de aanvullende pensioenen, » en het woord « enerzijds » de woorden « voor zover deze bepaling op de betrokken pensioenregeling van toepassing is, » ingevoegd;b) onder punt 1°, b), worden de woorden « de §§ 1, 2, 5 en 7 van dit artikel » vervangen door de woorden « §§ 1 en 7 »;c) onder punt 2°, a), worden tussen de woorden « betreffende de aanvullende pensioenen, » en het woord « enerzijds » de woorden « voor zover deze bepaling op de betrokken pensioenregeling van toepassing is, » ingevoegd.

Art. 7.In artikel 50, vierde lid, van hetzelfde besluit wordt tussen de woorden « betreffende de aanvullende pensioenen, » en de woorden « en de reserve », de woorden « voor zover deze bepaling op de betrokken pensioenregeling van toepassing is, » ingevoegd.

Art. 8.In artikel 51 van hetzelfde besluit wordt § 2 opgeheven.

Art. 9.In artikel 52, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « de bij artikel 46 bedoelde » geschrapt.

Art. 10.Artikel 53 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 11.In artikel 54, § 4, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « een pensioenfonds, dat in België toegelaten is of gemachtigd is om in België zijn activiteit uit te oefenen » vervangen door de woorden « een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening zoals bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening ».

Art. 12.Afdeling 8 van Hoofdstuk X van het hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 13.In artikel 66, § 2, van hetzelfde besluit, in het Nederlandse versie, wordt « d) » door « 4° » vervangen.

Art. 14.Hoofdstuk XIII van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Hoofdstuk XIII. - Beheer van collectieve pensioenfondsen Afdeling 1. - Bepalingen gemeenschappelijk aan het beheer voor eigen

rekening en het beheer voor derden Art. 74 De verrichtingen betreffende het beheer voor eigen rekening en het beheer voor derden van collectieve pensioenfondsen hebben slechts betrekking op : 1° de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;2° de openbare besturen bedoeld in artikel 134, 1°, van de voornoemde wet van 27 oktober 2006;3° de overheidsbedrijven bedoeld in artikel 138, eerste lid, van de voornoemde wet van 27 oktober 2006;4° de instellingen en externe diensten van de openbare besturen en de overheidsbedrijven opgericht overeenkomstig de artikelen 136, § 1, en 138, van de voornoemde wet van 27 oktober 2006;5° een rechtspersoon belast met de uitvoering van een solidariteitstoezegging, zoals bedoeld in artikel 47 van de wet betreffende de aanvullende pensioenen;6° een rechtspersoon belast met de uitvoering van een solidariteitsstelsel, zoals bedoeld in artikel 56 van de programmawet (I) van 24 december 2002. Afdeling 2. - Beheer voor eigen rekening

Art. 75.De overeenkomst bepaalt de draagwijdte van de waarborg die de verzekeraar verleent met betrekking tot het rendement of het behoud van de beheerde activa. Afdeling 3. - Beheer voor rekening van de derden

Art. 76.De verzekeringsonderneming mag geen enkele verbintenis op zich nemen die van eender welke verzekerbare gebeurtenis afhangt, noch enige verzekeringsgarantie met betrekking tot het rendement of het behoud van de beheerde activa verlenen.

De verzekeringsonderneming deelt aan de CBFA de berekeningsgrondslagen mee van de vergoeding die zij aanrekent voor het beheer van de activa. »

Art. 15.In artikel 77 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen doorgevoerd : 1° in het eerste lid worden de woorden « 1°, », « 46, », « behalve § 7 » en « 49, » geschrapt;2° het tweede lid wordt opgeheven;3° in het derde lid worden de woorden « en tweede » geschrapt.

Art. 16.De in bijlagen 1 en 2 van dit besluit opgenomen bepalingen worden als bijlagen gevoegd bij het voormeld koninklijk besluit van 14 november 2003.

Art. 17.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007.

Art. 18.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Economie zijn, elk van hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 januari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, L. ONKELINX De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage 1 Bepaling van de steftetafels MR, FR, MK en FK De sterftetafels MR, FR, MK en FK worden bepaald door de volgende relatie die, bij 1.000.000 geboorten, voor het aantal overlevenden op leeftijd x wordt gebruikt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarin de constanten k, s, g en c naar gelang van de tafel de hieronder vermelde waarden hebben : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 25 januari 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage 2 Betekenis toegekend aan bepaalde termen en uitdrukkingen en aan hun afkortingen verkregen door de woorden tussen haakjes geheel of gedeeltelijk weg te laten wanneer zij in dit besluit of in de uitvoeringsmaatregelen ervan worden gebruikt 1. Verzekering tot uitkering van een vast bedrag verzekering waarbij de prestatie bestaat in de uitkering van het in de overeenkomst overeengekomen bedrag, onafhankelijk van de geleden schade.2. Verzekeringsnemer persoon die de overeenkomst sluit met de verzekeringsonderneming.3. Verzekerde persoon op wiens hoofd het risico van het voorvallen van de verzekerde gebeurtenis rust.De verzekerde is zogenaamd van de tweede graad wanneer het risico dat op hem betrekking heeft enkel slaat op de betalingsmodaliteiten van de prestaties die uitsluitend bij overlijden van een andere verzekerde opeisbaar zijn, of op de betalingsmodaliteiten van de overeenstemmende premies. 4. Begunstigde persoon in wiens voordeel de verzekeringsprestatie is bedongen.5. Actualisatie regel die op een bepaalde datum en in functie van financiële elementen en kanselementen, het equivalent van op verschillende data betaalbare sommen vastlegt;dit equivalent wordt actuele waarde genoemd. 6. Technische rentevoet jaarlijkse rentevoet van een beleggingswet tegen samengestelde intrest, gebruikt voor de bepaling van de actuele waarde van een uitgestelde premie of prestatie.7. Voorvalswet (van een verzekerde gebeurtenis) waarschijnlijkheidswet van het zich voordoen van de verzekerde gebeurtenis.8. Premie bedrag(en) betaalbaar door de verzekeringsnemer als tegenwaarde van de verbintenissen van de verzekeringsonderneming.9. (Verzekerings)prestatie bedrag betaalbaar door de verzekeringsonderneming in uitvoering van de overeenkomst.10. Toeslag elk ander tariferingselement dan de technische rentevoet en de voorvalswet van de verzekerde gebeurtenis dat tussenkomt in de verhouding tussen de verbintenissen van de verzekeringsonderneming en de premies die er de tegenwaarden van zijn.11. Technische grondslagen geheel van de toeslagen, de technische rentevoet en de voorvalswetten die tussenkomen in het opstellen van het tarief of het samenstellen van de reserves.12. Inventaristoeslag toeslag bestemd om de veiligheid en de beheerskosten verbonden aan de verbintenissen van de verzekeringsonderneming te dekken.13. Inventarisgrondslagen geheel van de inventaristoeslagen, de technische rentevoet en de voorvalswetten die het tarief of het samenstellen van de reserves bepalen.14. Actuele inventariswaarde (op een bepaald ogenblik) actuele waarde berekend op dat ogenblik en in functie van de inventarisgrondslagen.15. Inventariskoopsom premie die gelijk is aan de actuele inventariswaarde van de prestatie, berekend op het ogenblik van de storting van deze premie.16. Gevestigde prestaties (op een bepaald ogenblik) prestaties die met de op dat ogenblik reeds betaalde premies overeenstemmen.17. (Nog) te vestigen prestaties (op een bepaald ogenblik) verschil tussen de verzekerde prestaties en de gevestigde prestaties op dat ogenblik.18. Acquisitietoeslag toeslag bestemd om de kosten van de verzekeringsonderneming die verbonden zijn met het verwerven, het afsluiten of het verhogen van de verzekerde prestaties van een contract, te dekken en voorafgaandelijk verbruikt aan de vestiging van de prestaties waarop hij betrekking heeft.19. Inningstoeslag elke toeslag, verschillend van de inventaris- en acquisitietoeslagen, bestemd om de kosten van de verzekeringsonderneming die verbonden zijn met het innen van de premies, te dekken.20. Reductiepremie premie berekend met behulp van de inventarisgrondslagen en de acquisitietoeslag.21. Reductiewaarde (op een bepaald ogenblik) prestatie die in geval van stopzetting van de betaling van de premies op dat ogenblik verzekerd blijft.22. Reductie (van een overeenkomst) vermindering van de actuele waarde van de verzekerde prestaties ten gevolge van het stopzetten van de betaling van de premies.23. Afkoopwaarde (op een bepaald ogenblik) door de verzekeringsonderneming te storten prestaties in geval van afkoop van de overeenkomst.24. Afkoop (van een overeenkomst) opzegging van de overeenkomst door de verzekeringsnemer.25. Gedeeltelijke afkoop vermindering van de actuele waarde van de gevestigde prestaties die tot stand komt door de uitbetaling door de verzekeringsonderneming van de afkoopwaarde die overeenstemt met die vermindering.26. Zillmeringswaarde (op een bepaald ogenblik) volgens inventarisgrondslagen gekapitaliseerde waarde van het deel van de acquisitietoeslag dat slaat op de nog te vestigen prestaties op dat ogenblik.27. Zillmeringsvoet verhouding tussen de zillmeringswaarde en de actuele waarde van de nog te vestigen prestaties.28. Inventarisreserve (van een overeenkomst) som van de theoretische afkoopwaarde en de zillmeringswaarde van de overeenkomst.29. Voorziening voor verzekering leven (voor een overeenkomst) technische voorziening (voor een overeenkomst) bedoeld in artikel 11, § 1, B, 1° van het algemeen reglement.30. Zillmering werkwijze die erin bestaat de voorziening voor verzekering leven te berekenen waarbij de zillmeringswaarden geheel of gedeeltelijk buiten beschouwing worden gelaten;naar gelang van de gevallen spreekt men van geheel of gedeeltelijk gezillmerde voorzieningen. 31. Vestigingskapitaal (van een rente) actuele waarde van de rente op het ogenblik waarop deze ingaat.32. Verrichting, verzekering(sverrichting) a) bij leven verrichting waarbij de prestaties slechts verschuldigd zijn indien, op hun vervaldagen, de verzekerde in leven is;b) bij overlijden verrichting waarbij de prestaties slechts verschuldigd zijn wegens het overlijden van de verzekerde;c) bij overleven verrichting bij overlijden van een verzekerde waarbij de prestaties slechts verschuldigd zijn indien op de vervaldagen ervan een tweede verzekerde in leven is;d) op vaste termijn verrichting waarbij de premiebetaling afhangt van de verzekerde gebeurtenis en waarbij de prestaties onafhankelijk zijn van die gebeurtenis en betaalbaar op vaste vervaldagen;e) van het type leven (ten opzichte van een verzekerde) verrichting waarvoor de verhouding tussen de premie en de prestatie, berekend met behulp van MR of FR en de andere inventarisgrondslagen, gelijk is aan of groter is dan de overeenkomstige verhouding verkregen met behulp van MK of FK;f) van het type overlijden (ten opzichte van een verzekerde) verrichting waarvoor de verhouding tussen de premie en de prestatie, berekend met behulp van MR of FR en de andere inventarisgrondslagen, kleiner is dan de overeenkomstige verhouding verkregen met behulp van MK of FK;g) met vastgestelde premies verrichting waarvoor op ieder ogenblik het bedrag van de te vestigen prestaties en de modaliteiten van de vestiging ervan in de overeenkomst zijn bepaald;h) met flexibele premies verrichting waarvoor het bedrag van de te vestigen prestaties niet in de overeenkomst is bepaald;i) toegevoegde verzekeringsverrichting bij overlijden die het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst die met een andere overeenkomst, hoofdovereenkomst genoemd, is samengevoegd en die enkel bestaat of uitwerking heeft zolang de hoofdovereenkomst noch afgekocht, noch gereduceerd is;j) vaste verrichting waarbij de relatie tussen de premies en de prestaties afhangt van actuariële technische grondslagen met uitzondering van elke voorvalswet van eender welke verzekerbare gebeurtenis.33. Kapitaal-leven (op een bepaalde datum) (voor een bepaalde verzekerde) actuele waarde, op die datum, van de prestaties betaalbaar wegens het feit dat de verzekerde op dezelfde datum in leven is.34. Kapitaal-overlijden (op een bepaalde datum) (voor een bepaalde verzekerde) actuele waarde op die datum van de prestaties, betaalbaar bij het overlijden van de verzekerde op diezelfde datum.35. Risicokapitaal (van een overeenkomst), (op een bepaald ogenblik), (voor een bepaalde verzekerde) verschil tussen het kapitaal-overlijden en de theoretische afkoopwaarde.36. Winstverdeling afstand van een deel van de winst van de verzekeringsonderneming ten gunste van de overeenkomsten.37. Winsttoekenning a) onvoorwaardelijke definitieve en onvoorwaardelijke toewijzing van een deel van de verdeelde winsten aan bepaalde overeenkomsten;b) voorwaardelijke definitieve maar van door de verzekeringsonderneming gestelde voorwaarden afhankelijke toewijzing van een deel van de verdeelde winsten aan bepaalde overeenkomsten.38. Voorzorgstoezegging de toezegging om voordelen op te bouwen van forfaitaire aard bij pensionering, bij overlijden of bij permanente invaliditeit ten voordele van het personeel of van de bestuurders van privé-ondernemingen of van publiekrechtelijke rechtspersonen. 38bis. Solidariteitstoezegging : een solidariteitstoezegging zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 17°, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid. 38ter. Solidariteitsstelsel : een solidariteitsstelsel zoals bedoeld in artikel 42, 9°, van de programmawet (I) van 24 december 2002. 39. Individuele pensioentoezegging de pensioentoezegging zoals bedoeld in artikel 6 van de wet betreffende de aanvullende pensioenen.40. Inrichter (van een voorzorgstoezegging) a) de rechtspersoon, paritair samengesteld, aangeduid via een collectieve arbeidsovereenkomst door de representatieve organisaties van een paritair comité of subcomité, opgericht volgens hoofdstuk III van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, dat een voorzorgstoezegging invoert; b) de werkgever die een voorzorgstoezegging doet;. 41. Bedrijfsleiders : de personen bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° en 2°, van het Wetboek van de inkomstbelastingen 1992.42. Groepsverzekering overeenkomst of geheel van overeenkomsten gesloten bij een verzekeringsonderneming door één of meerdere ondernemingen of publiekrechtelijke rechtspersonen ten voordele van het geheel of een deel van zijn (hun) personeel en/of van zijn (hun) leiders.43. Individuele pensioentoezeggingsverzekering overeenkomst gesloten bij een verzekeringsonderneming in uitvoering van een individuele pensioentoezegging.44. uittreding a) wanneer de inrichter een rechtspersoon bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, a) van de wet betreffende de aanvullende pensioenen de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering, voorzover de werknemer geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever die onder het toepassingsgebied van hetzelfde pensioenstelsel valt als dat van zijn vorige werkgever;b) wanneer de inrichter een werkgever is : - hetzij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan door overlijden of pensionering, - hetzij de overgang van een werknemer in het kader van een overgang van een onderneming, van een vestiging of van een deel van een onderneming of een vestiging, naar een andere onderneming of naar een andere vestiging, als gevolg van een conventionele overdracht of een fusie, waarbij het pensioenstelsel van de werknemer niet wordt overgedragen.45. Financieringsfonds collectieve reserve gevestigd bij een verzekeringsonderneming in het kader van een bepaalde groepsverzekering.46. Reglement van groepsverzekering geheel van de contractuele bepalingen die de voorwaarden van de groepsverzekering vaststellen, alsook de rechten en verplichtingen van de personeelsleden inzake aansluiting, de rechten en verplichtingen van de aangeslotenen, de onderneming of de publiekrechtelijke rechtspersoon en de verzekeringsonderneming met betrekking tot deze verzekering.47. Pensioenovereenkomst geheel van de contractuele bepalingen die de voorwaarden vaststellen van de individuele pensioentoezeggingsverzekering alsook de rechten en verplichtingen van de werkgever, de aangeslotene en zijn rechthebbenden en de regels inzake de uitvoering van de individuele pensioentoezegging;48. Werkgeversbijdrage storting van de werkgever voor de groepsverzekering.49. Werkgeversbijdrage-overeenkomst (in een groepsverzekering) contractuele bepalingen die voor een aangeslotene het deel van de groepsverzekering regelen dat door de toelagen wordt gestijfd die niet in het financieringsfonds zijn gestort.50. Persoonlijke bijdrage premie die overeenstemt met de verplichte stortingen van de aangeslotene.51. Persoonlijke bijdrage-overeenkomst (in een groepsverzekering) contractuele bepalingen die voor een aangeslotene het deel van de groepsverzekering regelen dat wordt gestijfd door zijn verplichte stortingen die niet in het financieringsfonds zijn gestort.52. Persoonlijke overeenkomst (bij een groepsverzekering) individuele verzekeringsovereenkomst tegen facultatieve premies gesloten door de aangeslotene overeenkomstig het groepsreglement, maar niet in de groepsverzekering inbegrepen.53. Toezegging van het type vaste prestaties aan de aangeslotene of aan zijn rechthebbenden toe te kennen bedrag, in kapitaal of in rente, krachtens een groepsverzekeringsreglement of een pensioenovereenkomst.54. Vaste prestaties door de groepsverzekering of door de individuele pensioentoezeggingsverzekering gevestigde of te vestigen deel van de vaste prestaties.55. Toezegging van het type vaste bijdragen de verbintenis tot het betalen van vooraf bepaalde bijdragen in een groepsverzekering of in een individuele pensioentoezeggingsverzekering.56. Verworven prestatie (op een bepaald ogenblik) (door een aangeslotene) (in een groepsverzekering of een individuele pensioentoezeggingsverzekering) prestatie waarop de begunstigde recht heeft op de eindvervaldag van de overeenkomst wanneer de aangeslotene uit dienst treedt bij de werkgever of wanneer hij niet meer voldoet aan de aansluitingsvoorwaarden.57. Verworven reserve (op een bepaald ogenblik) (door een aangeslotene) (in een groepsverzekering of een individuele pensioentoezeggingsverzekering) reserve waarvoor de rechten van de verzekeringsnemer worden overgedragen naar de aangeslotene op de datum waarop hij uit dienst treedt bij de werkgever of waarop hij niet meer voldoet aan de aansluitingsvoorwaarden, waarbij die reserve op dat ogenblik wordt berekend.58. Onderfinanciering (op een bepaald ogenblik) verschil tussen de reserves, die volgens het financieringsplan of de bepalingen van het reglement moeten worden gevestigd, en de werkelijk op dat ogenblik gevestigde reserves.59. Eenheid (van het beleggingsfonds) elementair deel van het beleggingsfonds.60. Omzetting wijziging van de aard of van de modaliteiten van de betaling van de premies of van de prestaties;de omzetting wordt technisch genoemd wanneer ze verbonden is met het voorvallen van een verzekerde gebeurtenis. In het tegenovergestelde geval wordt ze een transformatie genoemd. 61. Interne overdracht (binnen een verzekeringsonderneming) omzetting binnen eenzelfde verzekeringsonderneming waarbij hetzij een verrichting uit de takken 21 en 22 naar de tak 23 overgaat en omgekeerd, hetzij een verrichting uit tak 23 met een ander beleggingsfonds wordt verbonden.62. Verhoging positieve variatie van de actuele waarde van de te vestigen prestaties andere dan die die voortvloeit uit een technische omzetting.63. Vermindering negatieve variatie van de actuele waarde van de te vestigen prestaties andere dan die die voortvloeit uit een technische omzetting.64. (Verzekerings)product verzekeringsverrichting die tegelijkertijd wordt gekenmerkt door de verzekeringscombinatie, de technische grondslagen, het flexibele of het vaste karakter van de premies.65. Type van product geheel van producten die volgens dezelfde technische grondslagen worden getarifeerd.66. Spot rate intern rendement van een vaste verrichting die de betaling van een prestatie op termijn als tegenwaarde van één premie bij de aanvang inhoudt. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 25 januari 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

^