gepubliceerd op 07 april 2000
Koninklijk besluit waarbij sommige overheden van de Administratie voor Hulpverlening aan de Jeugd van het Ministerie van de Franse Gemeenschap worden gemachtigd het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken
25 JANUARI 2000. - Koninklijk besluit waarbij sommige overheden van de Administratie voor Hulpverlening aan de Jeugd van het Ministerie van de Franse Gemeenschap worden gemachtigd het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen strekt ertoe sommige overheden van het Bestuur voor Hulpverlening aan de Jeugd van de Franse Gemeenschap het gebruik van het identiticatienumrner van het Rijksregister van de natuurlijke personen te verlenen.
Door het koninklijk besluit van 13 november 1995 genieten dezelfde overheden reeds van de toegang tot het Rijksregister voor de uitvoering van dezelde opdrachten dan die waarop de aanvraag tot gebruik van het identificatienummer gesteund wordt. Het gebruik van dit nummer zal het mogelijk maken de verwisselingen tussen gelijknamigheden te vermijden.
Overeenkomstig artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen is de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer geraadpleegd geweest.
Zij heeft een gunstig advies verleend.
Dit ontwerp van besluit is het voorwerp geweest van een onderzoek naar de overeenstemming van de verschillende artikelen met de bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens in het bijzonder wat de doeleinden en de beveiliging betreft in geval van externe betrekkingen tussen de aanvragende instelling en derden.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige, en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN
Advies nr. 20/1998 van 14 mei 1998. - COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Ontwerp van koninklijk besluit waarbij sommige overheden van de Administratie voor Hulpverlening aan de Jeugd van het Ministerie van de Franse Gemeenschap worden gemachtigd het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke Personen te Gebruiken De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;
Gelet op artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;
Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 16 maart 98, ontvangen door de Commissie op 17 maart 1998;
Gelet op het verslag van de Voorzitter, Brengt op 14 mei 1998 het volgende advies uit : I. Voorwerp van de adviesaanvraag : De adviesaanvraag betreft een ontwerp van koninklijk besluit dat sommige overheden van de Administratie voor Hulpverlening aan de Jeugd van het Ministerie van de Franse Gemeenschap machtigt het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken.
Artikel 1 somt in zijn eerste lid de personen op die gemachtigd zijn het nummer te gebruiken, terwijl het tweede lid bepaalt dat de machtiging uitsluitend verleend wordt voor het vervullen van de limitatief genoemde opdrachten.
Artikel 2 bepaalt de voorwaarden waaronder het nummer gebruikt mag worden voor doeleinden van intern beheer alsook in het geval van extern gebruik.
Artikel 3 bepaalt dat de lijst van personen die overeenkomstig artikel 1, 2°, aangewezen zijn, jaarlijks opgesteld wordt en volgens dezelfde periodiciteit aan de Commissie overgezonden.
II. Algemene bemerking : Het voorliggend ontwerp van koninklijk besluit is een aanvulling bij het koninklijk besluit van 13 november 1995 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor sommige overheden van de Administratie voor Hulpverlening aan de Jeugd van de Franse Gemeenschap.
Men merke het parallellisme op tussen beide teksten: het betreft dezelfde ambtenaren (de lijst wordt eveneens jaarlijks opgesteld en aan de Commissie doorgezonden), en de toegang tot de informatiegegevens en het gebruik van het nummer wordt verleend voor het vervullen van dezelfde opdrachten. De verschillen liggen enerzijds in de toegang en in het gebruik van de informatiegegevens uit het Register, en anderzijds in het gebruik van het identificatienummer.
III. Wettelijke basis : A. Wet van 8 augustus 1983.
Voornoemde wet (artikelen 5 en 8) legt beperkingen op die afhankelijk zijn van de aard van de organisaties of van de personen.
De Administratie voor Hulpverlening aan de Jeugd is een openbare overheid in de zin van artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
Zij kan dus gemachtigd worden het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken in toepassing van de artikelen 5 en 8, eerste lid, van voornoemde wet.
B. Wet van 8 december 1992.
Het identificatienummer van het Rijksregister is een persoonsgegeven in de zin van artikel 1 van de wet van 8 december 1992.
Deze wet, die de algemene principes van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer stelt, is van toepassing op alle gegevensbanken (zie Gedr. St., Kamer, B.Z., 1991-1992, nr. 413/12, p. 5).
De wet van 8 december 1992 beperkt het voorwerp van verwerkingen van persoonsgegevens tot "duidelijk omschreven en wettige doeleinden" en preciseert dat de gegevens "uitgaande van die doeleinden, toereikend, ter zake dienend en niet overmatig" moeten zijn (zie, in die zin, artikel 5 van dezelfde wet).
De Commissie moet dus onderzoeken of de doeleinden waarvoor de Administratie voor Hulpverlening aan de Jeugd het identificatienummer van het Rijksregister wenst te gebruiken, "duidelijk omschreven en wettig" zijn, en of het identificatienummer een gegeven is dat toereikend, ter zake dienend en niet overmatig is uitgaande van die doeleinden (zie, in die zin, artikel 5 van de wet van 8 december 1992).
IV. Onderzoek van de finaliteiten van het ontwerp van koninklijk besluit : A. Voorwerp van de aanvraag : De Administratie voor Hulpverlening aan de Jeugd vraagt het identificatienummer van het Rijksregister te mogen gebruiken voor : 1° de toekenning van subsidies aan de onthaalfamilies en aan de diensten die zorgen voor begeleidende maatregelen voor de jeugdbescherming;2° de behandeling van dossiers inzake kinderbijslag;3° de terugvordering van gestorte sommen bij de onderhoudsplichtigen;4° de opsporing van verwanten en personen ten aanzien voor wie een maatregel tot plaatsing is getroffen. Deze finaliteiten zijn duidelijk omschreven en wettig in de zin van artikel 5 van de wet van 8 december 1992.
B. Rechtvaardiging van de aanvraag tot gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister : Noch het ontwerp van koninklijk besluit, noch het ontwerp van verslag aan de Koning rechtvaardigen op uitdrukkelijke wijze de aanvraag tot gebruik van het identificatienummer.
De Diensten van het Rijksregister hebben de Commissie echter ingelicht over het feit dat de Administratie voor Hulpverlening aan de Jeugd de machtiging tot gebruik van het Rijksregisternummer vraagt om, bij de uitvoering van haar opdrachten de verwarring tussen homoniemen te vermijden, te meer daar deze Administratie bijzonder gevoelige dossiers behandelt. Het betreft in het bijzonder homoniemen die niet alleen dezelfde naam hebben, maar ook dezelfde geboortedatum (en eventueel -plaats).
De Commissie wenst dat deze rechtvaardiging, waarvan zij de wettigheid in de zin van artikel 5 van de wet van 8 december 1992 aanvaardt, op zijn minst uitdrukkelijk hernomen wordt in het verslag aan de Koning.
De Commissie is daarenboven van mening dat het gebruik van het identificatienummer onder de in het ontwerp beschreven voorwaarden, toereikend, ter zake dienend en niet overmatig is in de zin van hetzelfde voornoemd artikel van de wet van 8 december 1992.
V. Aanwijzing van de houders die gemachtigd zijn om het rijksregisternummer te gebruiken : Artikel 1, eerste lid, van het ontwerp van koninklijk besluit behoudt het recht om het Rijksregisternummer te gebruiken voor aan : 1° de directeur-generaal van de Administratie voor Hulpverlening aan de Jeugd van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;2° de ambtenaren die daartoe, wegens hun functies, door de in 1° bedoelde ambtenaren bij name en schriftelijk worden aangewezen. Artikel 3 van het ontwerp bepaalt dat de lijst van personen die overeenkomstig artikel 1, eerste lid, 2°, aangewezen zijn, jaarlijks wordt opgesteld en volgens dezelfde periodiciteit overgezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
De Commissie wenst dat deze personen die het Rijksregisternummer zouden gebruiken, een document tekenen dat de nadruk legt op hun plicht om de veiligheid en de vertrouwelijkheid van dit nummer te verzekeren.
De Commissie waardeert de beperking van het aantal gebruikers van het Rijksregisternummer in het ontwerp van koninklijk besluit.
Vl. Voorwerp van de aanvraag tot gebruik van het Rijksregisternummer : De Administratie voor Hulpverlening aan de Jeugd wenst het Rijksregisternummer te gebruiken : a) voor intern beheer, als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die zij bijhoudt bij de uitvoering van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde opdrachten (zie supra, IV, a));b) in haar betrekkingen met : 1.de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger; 2. de openbare overheden en instellingen die overeenkomstig artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983, zelf reeds de machtiging gekregen hebben om het Rijksregisternummer te gebruiken (zie artikel 2 van het ontwerp). Na vastgesteld te hebben dat het gebruik van het Rijksregisternummer strikt beperkt wordt, heeft de Commissie op dit punt geen enkele opmerking.
Om deze redenen, Brengt de Commissie een gunstig advies uit inzake het gebruik van het Rijksregisternummer door de Administratie voor Hulpverlening aan de Jeugd van het Ministerie van de Franse Gemeenschap.
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 19 mei 1999 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « waarbij sommige overheden van de Administratie voor Hulpverlening aan de Jeugd van het Ministerie van de Franse Gemeenschap worden gemachtigd het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken », heeft op 22 september 1999 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Aanhef Eerste en derde lid.
Wanneer het vermelden van een regeling dienstig is om de strekking van een besluit te verduidelijken, mag die regeling niet worden opgenomen in de vorm van een verwijzing, maar behoort ze te worden vermeld in een considerans.
Dat is het geval met het eerste en het derde lid van het ontwerp, waarin de woorden « Gelet op... » behoren te worden vervangen door het woord « Gezien... » .
Derde lid.
In de considerans betreffende de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens behoort in het bijzonder naar artikel 5 van die wet te worden verwezen. In voorkomend geval dient de verwijzing naar artikel 5 van de wet van 8 december 1992 te worden aangevuld met een verwijzing naar de wet van 11 december 1998, waarbij dat artikel 5 wordt gewijzigd, als de laatstgenoemde wet in werking is getreden voor het thans onderzochte koninklijk besluit wordt ondertekend.
Vierde lid (nieuw).
Er behoort een nieuw lid te worden ingevoerd betreffende het advies van de inspecteur van financiën.
Dispositief Artikel 1.
Artikel 1, eerste lid, behoort als volgt te worden gesteld : «
Artikel 1.Machtiging tot het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend aan : 1° de directeur-generaal van de Administratie voor Hulpverlening aan de Jeugd... 2° de ambtenaren die daartoe... door de in 1° bedoelde ambtenaar... worden aangewezen.
In artikel 1, tweede lid, onderdeel 1°, dient het woord « onthaalfamilies » te worden vervangen door het woord « pleeggezinnen ».
In onderdeel 4° van datzelfde lid, dienen de woorden "ten aanzien voor" te worden vervangen door de woorden "ten aanzien van".
Artikel 3 Het tweede lid van artikel 3 behoort als volgt te worden gesteld : « Deze personen verbinden zich schriftelijk ertoe de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de gegevens te garanderen. » .
De kamer was samengesteld uit : de heren : J.-J. Stryckmans, eerste voorzitter;
Y. Kreins, P. Quertainmont, staatsraden;
F. Delperee, J.-M. Favresse, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. J. Gielissen, toegevoegd griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr. F. Carlier, referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J.-J. Stryckmans.
De griffier, J. Gielissen.
De eerste voorzitter, J.-J. Stryckmans.
25 JANUARI 2000. - Koninklijk besluit waarbij sommige overheden van de Administratie voor Hulpverlening aan de Jeugd van het Ministerie van de Franse Gemeenschap worden gemachtigd het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gezien op de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming;
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;
Gezien op artikel 5 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 8 september 1998;
Gelet op het advies nr. 20/98 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, uitgebracht op 14 mei 1998;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Machtiging tot het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend aan : 1° de directeur-generaal van de Administratie voor Hulpverlening aan de jeugd van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;2° de ambtenaren die daartoe, wegens hun functies, door de in 1° bedoelde ambtenaar bij name en schriftelijk worden aangewezen. De machtiging wordt uitsluitend verleend voor het vervullen van de hierna genoemde opdrachten : 1° de toekenning van subsidies aan de pleeggezinnen en aan de diensten die zorgen voor begeleidende maatregelen voor de jeugdbescherming;2° de behandeling van de dossiers inzake kinderbijslag;3° de terugvordering van gestorte sommen bij de onderhoudsplichtigen;4° de opsporing van verwanten en personen ten aanzien van wie een maatregel tot plaatsing is getroffen.
Art. 2.Het identifcatienummer van het Rijksregister mag voor het intern beheer enkel gebruikt worden als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door de Administratie voor Hulpverlening aan de Jeugd van het Ministerie van de Franse Gemeenschap bijgehouden worden bij de uitvoering van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde opdrachten.
Bij extern gebruik, mag het identificatienummer enkel gebruikt worden in de betrekkingen die dit bestuur bij de uitvoering van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde opdrachten onderhoudt met : 1° de houder van het identifcatienummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger;2° de openbare overheden en instellingen die overeenkomstig artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983, zelf de machtiging verkregen hebben om het identificatienummer te gebruiken en die handelen in de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.
Art. 3.De lijst van de personen die overeenkomstig artikel 1, eerste lid, 2°, aangewezen zijn, wordt jaarlijks opgesteld en volgens dezelfde periodiciteit overgezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Deze personen verbinden zich schriftelijk ertoe de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de gegevens te garanderen.
Art. 4.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 januari 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN