Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 april 2004
gepubliceerd op 18 mei 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de binnenscheepvaart, betreffende de eindejaarspremie

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004012103
pub.
18/05/2004
prom.
25/04/2004
ELI
eli/besluit/2004/04/25/2004012103/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 APRIL 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de binnenscheepvaart, betreffende de eindejaarspremie (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de binnenscheepvaart;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de binnenscheepvaart, betreffende de eindejaarspremie.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 april 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de binnenscheepvaart Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 november 2002 Eindejaarspremie (Overeenkomst geregistreerd op 9 januari 2003 onder het nummer 65023/CO/139)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers (onder « werknemers » wordt zowel de mannelijke als de vrouwelijke werknemer bedoeld) van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de binnenscheepvaart, uitgezonderd de ondernemingen met als activiteit sleepdiensten.

Art. 2.De in artikel 1 bedoelde werknemers hebben ten laste van het « Fonds voor de rijn- en binnenscheepvaart » recht op een eindejaarspremie.

De eindejaarspremie is gelijk aan 8,75 pct. berekend op het normaal en gewaarborgd brutoloon dat verdiend werd tijdens de referentieperiode die loopt van 1 oktober van het voorgaande jaar tot 30 september van het jaar waarop de premie betrekking heeft. Het in aanmerking te nemen loon wordt tevens verhoogd met een forfaitair bedrag van 21,94 EUR per dag afwezigheid wegens ziekte of arbeidsongeval dat zich tijdens de referentieperiode heeft voorgedaan en niet is gedekt door het gewaarborgd weekloon voor werknemers.

Voor de werkgevers die hun loonsaangiften bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid indienen volgens het stelsel van de vijfdagenweek worden de bedoelde afwezigheidsdagen vermeerderd met de breuk 6/5.

De werkgevers aangesloten bij de « Dienst der Maatschappelijke Zekerheid Binnenscheepvaart », waargenomen door de « Bijzondere Verrekenkas voor Gezinsvergoedingen der Ondernemingen voor Binnenscheepvaart », Arenbergstraat 24, te 2000 Antwerpen, vallen onder dezelfde toepassing.

Het forfaitair bedrag kan op 1 januari van elk jaar door de raad van bestuur van het « Fonds voor de rijn- en binnenscheepvaart » worden herzien.

Het « Fonds voor de rijn- en binnenscheepvaart » betaalt de eindejaarspremie uiterlijk op de eerste werkdag van het jaar volgend op dit waarop de premie betrekking heeft.

Art. 3.In ondernemingen waar gunstiger regelingen inzake de eindejaarspremie bestaan, blijven deze behouden, met dien verstande dat het bedrag van de eindejaarspremie bedoeld in artikel 2 in mindering mag worden gebracht van de bestaande eindejaarspremie.

Art. 4.Ter financiering van deze eindejaarspremies zijn de in artikel 1 bedoelde werkgevers een bijdrage van 13,27 pct., berekend op het verhoogd normaal en gewaarborgd brutoloon dat door de in artikel 1 bedoelde werknemers verdiend werd tijdens de referentieperiode die loopt van 1 oktober van het voorgaande jaar tot 30 september van het jaar waarop de premie betrekking heeft, verschuldigd aan het « Fonds voor de rijn- en binnenscheepvaart ».

Het in aanmerking te nemen loon moet eveneens worden verhoogd met een forfaitair bedrag van 21,94 EUR per dag afwezigheid wegens ziekte of arbeidsongeval die zich tijdens de referentieperiode heeft voorgedaan en niet gedekt is door het gewaarborgd weekloon voor werknemers. Voor de werkgevers die hun loonsaangiften bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid indienen volgens het stelsel van de vijfdagenweek, worden de bedoelde afwezigheidsdagen vermeerderd met de breuk 6/5. Het forfaitair bedrag kan op 1 januari van elk jaar door de raad van bestuur van het « Fonds voor de rijn- en binnenscheepvaart » worden herzien.

Alle bepalingen inzake wijze en tijdstip van betaling en alle maatregelen in geval van wanbetaling, zoals voorzien bij artikel 14 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 november 2002, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten, zijn van kracht.

Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002, en is gesloten voor onbepaalde tijd. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 8 april 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de binnenscheepvaart, betreffende de eindejaarspremie, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 23 november 2001, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 december 2001.

Elk van de ondertekenende partijen kan ze opzeggen mits een opzeggingstermijn van zes maanden in acht wordt genomen. Deze opzegging wordt bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de binnenscheepvaart en aan elk van de ondertekenende partijen betekend en heeft uitwerking de derde werkdag na de datum van verzending.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^