Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 april 2004
gepubliceerd op 17 mei 2004

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 september 2001 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de lokale politie

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2004000279
pub.
17/05/2004
prom.
25/04/2004
ELI
eli/besluit/2004/04/25/2004000279/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 APRIL 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 september 2001 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de lokale politie


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb te Uwer ondertekening voor te leggen, heeft tot doel het koninklijk besluit van 5 september 2001 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de lokale politie (Belgisch Staatsblad van 26 september 2001), verder A.R.P.C. genoemd, te wijzigen, in het bijzonder de termijnbepaling van artikel 66. Verder wil het de bepalingen van artikel 140ter, 8°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, verder W.G.P. genoemd, verduidelijken.

In een eerste artikel wordt de titel gecorrigeerd. De boekhouding wordt namelijk niet door de lokale politie gevoerd, zoals de titel doet vermoden, maar door de politiezone.

Het tweede artikel voegt een artikel 66bis toe aan het A.R.P.C. Dit nieuwe artikel bevat het principe tot afwijking van de termijn die in artikel 66 A.R.P.C. wordt vastgesteld. Deze afwijking geldt slechts voor het afsluiten van de jaarrekening van het jaar 2002. De recentste politiehervorming heeft aanzienlijke wijzigingen gebracht in de organisatie en het managen van de lokale politie. Zo werd ook het financieel management uit de gemeentelijke boekhouding geëxtrapoleerd en werd een volstrekt nieuwe « politieboekhouding » ingevoerd. De berekening van de vaste uitgaven die betrekking hebben op de personeelsleden van de lokale politie, waaronder de wedden, lonen, premies en vergoedingen, wordt niet langer op lokaal niveau verricht, maar sinds april 2001 door de Centrale Dienst voor Vaste Uitgaven (C.D.V.U.). De C.D.V.U., die op een ruime ervaring kan steunen wat betreft de berekening van de vaste uitgaven die betrekking hebben op de personeelsleden van de federale overheidsdiensten, diende derhalve, wat de personeelsleden van de lokale politie betreft, een volledig nieuwe methodiek uit te werken. Een en ander heeft ervoor gezorgd dat niet alle stukken, zoals bedoeld in artikel 140ter van de W.G.P., tijdig door de C.D.V.U. kunnen afgeleverd worden, waardoor voor de afsluiting van de jaarrekening van het jaar 2002 de termijn zoals bepaald in artikel 66 van de A.R.P.C. niet gerespecteerd kan worden.

Om de bijzondere rekenplichtige de nodige tijd te gunnen om tot afsluiting van de jaarrekening van het jaar 2002 over te gaan, voert artikel 2 een « vaste datum » in vanaf wanneer een periode van twee maand gebint te lopen. Deze « vaste datum » wordt door het College van Burgemeester en Schepenen of door het politiecollege, al naar gelang het geval, vastgesteld. Het college kan pas tot deze vaststelling overgaan vanaf het moment dat alle in artikel 3 opgesomde stukken door de politiezone ontvangen werden. Het college stelt enkel de fysieke ontvangst van deze stukken vast. De bijzondere rekenplichtige zal na de ontvangst van de stukken tot verificatie moeten overgaan, teneinde na te trekken of de aangeleverde gegevens met de werklijkheid overeenstemmen. Het is evident dat enkel stukken mogen worden verwacht van C.D.V.U. voor die personeelsaangelegenheden 2002 waarvoor de politiezones alle correcte gegevens tijdig hebben aangeleverd aan S.S.G.P.I. en waarvoor de C.D.V.U. in het jaar 2002 een berekening of een regularisatie verricht heeft, alsook de regularisaties 2002 in 2002 en/of 2003. Onder regularisatie moet worden verstaan, die personeelsaangelegenheden van het werkingsjaar 2002 waarvoor de bijzondere rekenplichtige in 2002 voorschotten betaald heeft.

Het eerste lid van het nieuwe artikel 66bis A.R.P.C. voorziet een termijn van één maand, na het collegebesluit waarbij de ontvangst van alle stukken wordt vastgesteld, waarbinnen de bijzondere rekenplichtige de aangeleverde stukken kan verifiëren. Indien er geen fouten ontdekt worden, gaat deze verificatietermijn automatisch over in de termijn van twee maanden waarbinnen de jaarrekening van het jaar 2002 moet afgesloten worden. Indien de bijzondere rekenplichtige fouten ontdekt in de door de C.D.V.U. aangeleverde stukken zal hij deze, vergezeld door een verklarende nota, aan de C.D.V.U. terugsturen. De C.D.V.U. zal dan de fouten corrigeren. Het spreekt voor zich dat de bijzondere rekenplichtige niet hoeft te wachten tot alle stukken werden aangeleverd, opdat hij tot verificatie zou kunnen overgaan. Het kan eventueel voorkomen dat de diverse stukken niet op hetzelfde ogenblik door de C.D.V.U. worden aangeleverd. Zodra een stuk, zoals bedoeld in artikel 3, door de politiezone ontvangen werd, kan de bijzondere rekenplichtige met de verificatie starten en kunnen, nog vooraleer het college de ontvangst van alle stukken vaststelt, eventuele foutieve stukken aan de C.D.V.U. worden teruggestuurd. In elk geval begint de verificatietermijn van één maand pas te lopen de dag nadat het college de ontvangst van alle in artikel 3 opgesomde stukken vaststelt.

Om de gouverneur toe te laten toezicht uit te oefenen op de bestuurshandelingen met betrekking tot het afsluiten van de jaarrekening 2002, moet het college van burgemeester en schepenen of het politiecollege, zodra ze de ontvangst van alle stukken heeft vastgesteld, overwijld de gouverneur van deze vaststelling in kennis stellen. Ingeval de verificatietermijn geschorst wordt, stelt het college ook daarvan de gouverneur in kennis. In voorkomend geval zal ze dan ook een kennisgeving doen van het tijdstip dat alle stukken correct bevonden zijn. Slechts in het geval dat alle door de C.D.V.U. aangeleverde stukken bij de eerste aanlevering zonder fout zijn, volstaat enkel de kennisgeving van de fysieke ontvangst van de stukken. De verificatie- en afsluittermijn kennen dan een automatisch verloop zoals voorzien in artikel 2. Indien hij dit nodig acht, kan de gouverneur zijn bevoegdheden uitputten zoals voorzien in Hoofdstuk V van de W.G.P. Het derde artikel somt de verschillende documenten op die door de C.D.V.U. aan de lokale politiezone moeten aangeleverd worden en verduidelijkt derhalve de bepalingen van artikel 140ter, 8°, W.G.P. Het uitgangspunt hierbij is dat de jaarrekening een getrouw beeld moet weergeven van de financiële werkelijkheid. De financiële werkelijkheid van de politiezone voor het jaar 2002 wordt, wat betreft de personeelsaangelegenheden, beperkt, omdat enkel de bezoldigingen, vergoedingen, premies en toelagen waarvoor de berekening of regularisatie door de C.D.V.U. in het jaar 2003 uiterlijk op 30 april 2003 werd uitgevoerd, in de jaarrekening 2002 kunnen verwerkt worden.

Het is evident dat men bij het opstellen van de jaarrekening 2003 erover zal waken dat deze berekeningen en regularisatie tijdig uit de cijfergegevens voor het boekjaar 2003 zullen gefilterd worden zodat ze niet tweemaal, eenmaal in de jaarrekening 2002 en een tweede maal in de jaarrekening 2003, verwerkt worden.

Opdat de bijzondere rekenplichtige de geleverde documenten zou kunnen verifiëren met de financiële werkelijkheid moeten de aangeleverde mandaten opgesteld zijn volgens datum van de betalingsopdrachten, dat is de datum dat op het « order informatorische transmissie », algemeen gekend als O.I.T., vermeld staat. Met het oog op de boeking van de aangeleverde stuken worden deze eveneens door de C.D.V.U. aangeleverd op datum waarop het personeelslid recht op uitbetaling heeft.

Voor wat betreft het jaaroverzicht, zoals bedoeld in punt 9 van het nieuwe artikel 66ter A.R.P.C., moet dit een gedetaileerde weergave inhouden per personeelslid en per maand, van de brutobedragen van de wedden, vergoedingen, toelagen, premies en presentiegelden. Het overzicht moet toelaten dat de bedragen hergroepeerbaar zijn per uitgave en/of per functionele of economische code. Ze moet tevens de hergroepeerbaarheid toelaten per maand, per kwartaal en per jaar. De cijfers worden zowel verwacht op datum van de betalingsopdracht (zie hoger) als op datum waarop het personeelslid recht had op uitbetaling.

Desgevallend zal de politiezone ervoor instaan dat alle gegevens die noodzakelijk zijn opdat de C.D.V.U. de in artikel 3 bedoelde stukken zou kunnen aanleveren, onverwijld aan deze laatste worden overgemaakt.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uw Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

25 APRIL 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 september 2001 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de lokale politie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 34;

Gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid op het artikel 239, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1989;

Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters, gegeven op 4 februari 2004;

Gelet op advies 36.659/2 van de Raad van State, gegeven op 17 maart 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken,

Artikel 1.In de titel van het koninklijk besluit van 5 september 2001 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de lokale politie worden de woorden « lokale politie » vervangen door het woord « politiezone ».

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een 66bis ingevoegd, luidende : «

Art. 66bis.Voor de jaarrekening van het jaar 2002 wordt de termijn bedoeld in artikel 66 herleid tot twee maanden. Deze termijn neemt een aanvang na afloop van een verificatietermijn van één maand, waarbinnen de door de Centrale Dienst voor Vaste Uitgaven aangeleverde stukken door de bijzondere rekenplichtige gecontroleerd worden. Bedoelde verificatietermijn neemt een aanvang de dag nadat de politiezone van de Centrale Dienst voor Vaste Uitgaven alle boekhoudkundige stukken, betalingsstukken en de nodige verantwoordingsstukken, zoals bedoeld in artikel 140ter van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, heeft ontvangen. Het college van burgemeester en schepenen of het politiecollege stelt de datum vast waarop alle hiervoor bedoelde stukken ontvangen werden en licht daar onverwijld de gouverneur van in.

Indien de bijzondere rekenplichtige fouten vaststelt in de door de Centrale Dienst voor Vaste Uitgaven aangeleverde stukken, stuurt hij deze onverwijld terug, vergezeld van een toelichtende nota. Zolang de verbeterde stukken niet terug ontvangen werden wordt de verificatietermijn opgeschort.

Het politiecollege licht de gouverneur onverwijld in van alke opschorting van de verificatietermijn en van de reden van de opschorsing. In dat geval licht het college de gouverneur onverwijld in van de datum waarop alle stullen correct bevonden zijn. »

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een artikel 66ter ingevoegd, luidend : «

Art. 66ter.Het college van burgemeester en schepenen of het politiecollege stelt de in artikel 66bis bedoelde datum vast onmiddellijk nadat, voor het dienstjaar 2002, alle hieronder vermelde stukken ontvangen zijn : 1. de brutobedragen van de wedden, de toelagen en de premies, verschuldigd met toepassing van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot vaststelling van het juridisch statuut van het politiepersoneel, per personeelslid en per maand of referentieperiode. Voor de ex-personeelsleden van het operationeel korps van een korps van de gemeentepolitie die het recht op voorafgaande betaling van de wedde hebben behouden, gaat het om de maanden januari tot en met december 2002. Voor de overige personeelsleden gaat het om de maanden januari tot en met november 2002; 2. het brutobedrag van de vergoedingen van de bijzondere rekenplichtige en, indien hij er één ontvangt, van de secretaris van de politiezone;3. het brutobedrag van de presentiegelden van de leden van de politieraad, per raadslid en per zitting;4. een duidelijk overzicht van de berekening van de wettelijke en reglementaire inhoudingen inzake bedrijfsvoorheffing, sociale zekerheid en pensioenen en van de berekening van de patronale socialezekerheidsbijdragen, vertrekkende van de in de punten 1 tot 3 opgesomde brutobedragen;5. het brutoloon per personeelslid, waarop de totale bijdrage voor de diverse pensioenregelingen waaraan de personeelsleden op 31 maart 2001 onderworpen waren, moet berekend worden zoals bepaald in artikel 41, tweede lid, van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid;6. een prognose, voor de totaliteit van het personeelsbestand, van de totale patronale sociale zekerheidsbijdragen op toelagen, vergoedingen en premies, verschuldigd met toepassing van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot vaststelling van het juridisch statuut van het politiepersoneel;7. het basisbedrag waarop de bijdrage inzake arbeidsongevallen, zoals bedoeld in de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssectoren en haar uitvoeringsbesluiten, kan berekend worden;8. het bedrag van 0,15 % van de bezoldigingen van alle personeelsleden van de politiekorpsen, die in aanmerking komen voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen, zoals bedoeld in artikel 11, § 2, van de wet van 24 maart 1999 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten, zoals gewijzigd bij artikel 17 van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid;9. een jaaroverzicht, met een weergave per personeelslid en per maand, van de brutobedragen van alle wedden, vergoedingen, toelagen, premies en presentiegelden, alsook van de ventialtie van deze bedragen en de werkgeversbijdragen, eveneens per personeelslid en per maand weergegeven.»

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 71bis ingevoegd, luidende : «

Art. 71bis.In afwijking van de bepalingen van artikel 71, eerste lid, wordt de door de bijzondere rekenplichtige ondertekende jaarrekening 2002, binnen de 14 dagen na afloop van de in artikel 66bis bepaalde termijn, aan het college toegezonden. »

Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 6.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 april 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^