gepubliceerd op 11 oktober 2017
Koninklijk besluit tot vaststelling van de technische voorwaarden opgelegd voor de toelating tot het luchtverkeer van historische luchtvaartuigen en luchtvaartuigen zonder houder van typecertificaat
FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER
Luchtvaart
24 SEPTEMBER 2017. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de technische voorwaarden opgelegd voor de toelating tot het luchtverkeer van historische luchtvaartuigen en luchtvaartuigen zonder houder van typecertificaat
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart, artikel 2 en artikel 5, § 1 gewijzigd bij de wet van 2 januari 2001;
Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 oktober 2016;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 11 april 2017;
Gelet op het advies 61.711/2/V van de Raad van State, gegeven op 17 juli 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944 en goedgekeurd bij de wet van 30 april 1947;
Overwegende de Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG, bijlage II;
Overwegende de verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties;
Overwegende de verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig de verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad;
Overwegende de uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010;
Op de voordracht van Onze Minister voor Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° ) historisch luchtvaartuig : een luchtvaartuig dat tot één van de volgende categorieën behoort : 1° niet-complexe luchtvaartuigen waarvan : a) het oorspronkelijke ontwerp van vóór 1 januari 1955 dateert, en waarvan b) de productie vóór 1 januari 1975 is stopgezet;2° luchtvaartuigen met een duidelijk historisch belang, dat verband houdt met : a) de deelname aan een opmerkelijke historische gebeurtenis;of, b) een belangrijke stap in de ontwikkeling van de luchtvaart;of, c) een belangrijke rol in de strijdkrachten van een Lidstaat van de Europese Unie;3° luchtvaartuigen die in België een typecertificaat hebben verkregen en waarvoor een bewijs van luchtwaardigheid zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, 4° door de minister of zijn gemachtigde werd uitgereikt;4° replica's van luchtvaartuigen bedoeld in 1° en 2°.2° ) luchtvaartuig zonder houder van typecertificaat : een luchtvaartuig waarvan op de datum van het aanvraag : 1° het oorspronkelijke ontwerp dateert van meer dan 40 jaar geleden; en 2° de productie sinds minstens 25 jaar is stopgezet;en 3° het typecertificaat werd teruggegeven, opgeschort of vernietigd;en 4° geen enkele persoon of organisatie nog informatie of de nodige materiële ondersteuning levert om de geldigheid van de oorspronkelijke luchtwaardigheidsdocumenten te kunnen behouden.3° ) erkende werkplaats : de technische dienst erkend overeenkomstig de door de minister bepaalde voorwaarden voor het onderhoud van luchtvaartuigen bedoeld in artikel 2;4° ) erkend personeel : de persoon die voldoet aan de door de minister bepaalde voorwaarden voor het onderhoud van luchtvaartuigen bedoeld in artikel 2;5° ) normaal bewijs van luchtwaardigheid (BVL) : het bewijs van luchtwaardigheid uitgereikt, in overeenstemming met de bijlage 8 bij het Verdrag van Chicago of de Verordening (EU) nr.748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties; 6° ) beperkt bewijs van luchtwaardigheid (BBVL) : het bewijs van luchtwaardigheid dat overeenkomstig dit besluit wordt uitgereikt;7° ) luchtwaardigheidsaanwijzing : een door de Staat van oorsprong van het luchtvaartuig of door de directeur-generaal uitgevaardigd document dat werkzaamheden oplegt die aan een luchtvaartuig of aan een onderdeel ervan moeten worden uitgevoerd om opnieuw een aanvaardbaar veiligheidsniveau tot stand te brengen, als er aanwijzingen zijn dat het veiligheidsniveau van dat luchtvaartuig of onderdeel anders in het gedrang zou kunnen komen;8° ) verdrag Van Chicago : het verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944, en goedgekeurd bij de wet van 30 april 1947;9° ) directeur-generaal : de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Luchtvaart;10° ) DGLV : het Directoraat-generaal Luchtvaart;11° ) EASA : het Europees Agentschap voor de Veiligheid van de Luchtvaart;12° ) herbeoordeling van luchtwaardigheid : de inspectie uitgevoerd door de ambtenaren van het DGLV met tot doel de luchtwaardigheid van een luchtvaartuig vast te stellen en dat bestaat uit een volledig gedocumenteerde herziening van de luchtvaartuignotities van het luchtvaartuig en een fysieke inspectie van het luchtvaartuig;13° ) onderhoud : de revisie, de herstelling, de inspectie met uitzondering van een direct aan de vlucht voorafgaande inspectie, de vervanging, de wijziging of de herstelling van een defect aan een luchtvaartuig of een onderdeel ervan of een combinatie van deze taken;14° ) minister : de minister bevoegd voor de Luchtvaart;15° ) grote wijziging : elke wijziging aan het typeontwerp van een luchtvaartuig, die een merkbaar effect heeft op de massa, de balans, de structurele sterkte, de betrouwbaarheid, de operationele kenmerken, het geluid, de brandstoflozing, de uitlaatemissie of andere kenmerken die de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig beïnvloeden;16° ) grote herstelling : elke herstelling aan een luchtvaartuig die een merkbaar effect heeft op de massa, de balans, de structurele sterkte, de betrouwbaarheid, de operationele kenmerken, het geluid, de brandstoflozing, de uitlaatemissie of andere kenmerken die de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig beïnvloeden;17° ) replica : een luchtvaartuig waarvan het structureel ontwerp gelijk is aan het oorspronkelijk historische luchtvaartuig;18° ) restauratie : één van de volgende taken of een combinatie van meerdere taken van inspectie, herstelling, revisie, wijziging of wederopbouw, uitgevoerd op een luchtvaartuig dat : a) sedert meer dan 6 maanden niet meer over een geldig bewijs van luchtwaardigheid of gelijkwaardig document beschikt;of, b) niet meer luchtwaardig is;19° ) commerciële luchtvervoersactiviteit (CAT) : de exploitatie van een luchtvaartuig voor het vervoer van passagiers, vracht of post tegen vergoeding of andere beloning;20° ) VFR : letterwoord gebruikt om de zichtvliegvoorschriften aan te duiden;21° ) VMC : letterwoord gebruikt om de zichtweersomstandigheden aan te duiden;22° ) verordening (EU) nr.1178/2011 : de Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, gewijzigd bij verordening (EU) nr. 290/2012 van de Commissie van 30 maart 2012, en alle latere wijzigingen ervan; 23° ) groep van luchtballonnen : een groep van luchtballonen zoals bepaald in Bijlage I, FCL.010 van de verordening (EU) nr. 1178/2011; 24° ) maximum operationele massa bij het opstijgen : de maximale massa waarbij het toestel, toegelaten om te vliegen volgens de bepalingen van dit besluit, gebruikt zal worden.Deze massa omvat alles wat aan boord is, de massa van de structuur, de motor, de verplichte uitrusting, iedere operationele uitrusting met een vaste plaats, vaste ballast, brandstof en indien van toepassing olie en koelvloeistof, hydraulische vloeistof van optioneel geïnstalleerde uitrusting, vracht en de inzittenden, waarvan de massa standaard vastgelegd is op 86 kg; 25° typebevoegdverklaring "Bijlage II" : : een noodzakelijke aantekening op een nationale bijlage van het bewijs van bevoegdheid om een type van historische luchtvaarttuig of luchtvaartuig zonder houder van typecertificaat te besturen waarvoor bijkomende opleiding en/of bijkomende testen vereist worden;26° typebevoegdverklaring "Bijlage II (A)" : een typebevoegdverklaring "Bijlage II" om een historische vliegtuig of een vliegtuig zonder houder van typecertificaat te besturen;27° typebevoegdverklaring "Bijlage II (H)" : een typebevoegdverklaring "Bijlage II" om een historische helikopter of een helikopter zonder houder van typecertificaat te besturen. HOOFDSTUK 2. - Toepassingsgebied
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op historische luchtvaartuigen en op luchtvaartuigen zonder houder van typecertificaat die aan de volgende cumulatieve bepalingen voldoen : 1° in het Belgische luchtvaartregister ingeschreven zijn;2° tot een van de volgende categorieën behoren : a) ballonnen; b) vleugelvliegtuigen uitgerust met een of meerdere zuigermotoren met een operationeel maximum opstijgmassa van 5.700kg; c) helikopters met een operationeel maximum opstijgmassa van 3.175kg; 3° niet over een geldig typecertificaat of over een gelijkwaardig document beschikken dat de uitreiking van een normaal bewijs van luchtwaardigheid toelaat;4° op het ogenblik van de aanvraag tot aflevering van een BBVL, beschikken over een bewijs van luchtwaardigheid of over een gelijkwaardig document dat nog geldig is of dat sedert minder dan 6 maanden is vervallen en dat uitgereikt werd : a) door de minister of zijn gemachtigde;of b) door de bevoegde overheid van een Lidstaat van de Europese Unie, van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen of Zwitserland;c) door de Federal Aviation Administration van de Verenigde Staten (US FAA);of d) door de Transport Canada Civil Aviation (TCCA) van de Canada. De voorwaarden bedoeld in het eerste lid, 1° en 4° zijn niet van toepassing op een replica- of restauratieproject. HOOFDSTUK 3. - Beperkt bewijs van luchtwaardgiheid Afdeling 1. - Algemeen
Art. 3.De artikelen 21 tot 29 van het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart zijn niet van toepassing op luchtvaartuigen bedoeld in artikel 2 indien de voorwaarden van dit besluit zijn vervuld.
De toelating tot het luchtverkeer van luchtvaartuigen bedoeld in artikel 2 wordt verleend door de uitreiking van een beperkt bewijs van luchtwaardigheid (BBVL).
Art. 4.De eigenaar is verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens vermeld in de documenten die hij geeft aan het DGLV in het kader van zijn aanvraag tot aflevering of hernieuwing van een BBVL. Afdeling 2. - Eerste aflevering van het BBVL
Art. 5.§ 1. De directeur-generaal bepaalt de vorm van de aanvraag tot aflevering van een BBVL. De aanvraag tot aflevering van een BBVL is door de eigenaar geadresseerd aan de directeur-generaal.
De aanvraag bevat : 1° een technisch dossier dat tenminste de volgende gegevens bevat : a) de elementen die aantonen dat het luchtvaartuig aan de voorwaarden van artikel 2 voldoet;b) de belangrijke technische karakteristieken van het luchtvaartuig;c) het historisch overzicht van de onderhoudstaken uitgevoerd op het luchtvaartuig;d) de lijst van alle eventuele grote herstellingen en/of van alle eventuele grote wijzigingen;e) elke aanvullende informatie betreffende het luchtvaartuig die nodig is voor het onderzoek van de aanvraag;2° een gebruikershandboek van het luchtvaartuig met alle noodzakelijke informatie voor de uitvoering van vluchten en van het onderhoud;en, 3° een onderhoudsprogramma met een gedetailleerde beschrijving van het geheel van de onderhoudstaken en hun frequentie, met inbegrip van alle bijzondere taken verbonden aan het type en aan de specificiteit van de beoogde operaties. De vorm en het inhoud van het gebruikershandboek en het onderhoudsprogramma worden door de directeur-generaal bepaald.
De eigenaar geeft, op eenvoudig verzoek, vrije toegang tot alle beschikbare technische dossiers en inlichtingen bettreffende het luchtvaartuig aan de ambtenaren van het DGLV. § 2. Een luchtvaartuig kan slechts het voorwerp zijn van een aanvraag tot aflevering van een BBVL indien het met zijn oorspronkelijke basis typeontwerp overeenstemt of het voorwerp was van een wijziging die op voorhand door het DGLV werd goedgekeurd.
Indien het luchtvaartuig het voorwerp was van een wijziging zonder de voorafgaande goedkeuring van het DGLV dient deze wijziging ter goedkeuring aan de DGLV voorgelegd voordat de aanvraag tot de aflevering van een BBVL wordt ingediend.
De aanvraag bedoeld in het eerste lid bevat het bewijs van de goedkeuring door het DGLV van de wijziging. § 3. Indien de aanvraag is ingediend in overeenstemming met de bepalingen van paragrafen 1 en 2 voeren de ambtenaren van het DGLV een herbeoordeling van luchtwaardigheid uit.
Art. 6.§ 1. Indien de herbeoordeling van luchtwaardigheid bedoeld in artikel 5, paragraaf 3, aantoont dat het luchtvaartuig luchtwaardig is, reikt de minister of zijn gemachtigde een luchtvaartpas uit om de testen op grond en in vlucht met het luchtvaartuig uit te voeren. § 2. De testen op grond en in vlucht bedoeld in paragraaf 1 worden uitgevoerd, volgens een plan door de eigenaar vastgesteld en door het DGLV goedgekeurd, om de gelijkvormigheid te bevestigen van het luchtvaartuig aan de technische karakteristieken die in het technisch dossier zijn beschreven.
Deze testen worden uitgevoerd, onder de verantwoordelijkheid van de eigenaar, door een piloot die aan de voorwaarden bedoeld in artikelen 20 tot 24 voldoet, door de eigenaar voorgesteld wordt en aanvaard wordt door het DGLV. § 3. Na afloop van de testen bedoeld in paragraaf 2, legt de eigenaar het testverslag voor aan het DGLV, samen met een verklaring betreffende de geschiktheid tot vliegen van het luchtvaartuig.
Art. 7.Op basis van de door de eigenaar voorgelegde documenten reikt de minister of zijn gemachtigde het BBVL voor het bedoelde luchtvaartuig uit.
Het BBVL is één jaar geldig, beginnend vanaf de datum van afgifte vermeld op het BBVL. Afdeling 3. - Hernieuwing van het BBVL
Art. 8.Naar aanleiding van de aanvraag voor de vernieuwing van het BBVL, worden het luchtvaartuig en de documenten die zijn luchtwaardigheid aantonen, op het grondgebied van het Koninkrijk aangeboden aan de ambtenaren van het DGLV. Het BBVL mag slechts door de ambtenaren van het DGLV hernieuwd worden indien de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig bevestigd wordt na een herbeoordeling van luchtwaardigheid.
Art. 9.De minister of zijn gemachtigde schort het BBVL op, tot de nodige corrigerende maatregelen op een correcte manier genomen worden als : 1° het luchtvaartuig grote risico's of grote gevaren vertoont;of, 2° het luchtvaartuig niet meer aan de in artikel 10, § 1 bepaald voorwaarden van luchtwaardigheid voldoet;of, 3° de eigenaar niet de vereiste documenten voorlegt aan het DGLV ter staving van het respecteren van het onderhoudsprogramma of de uitgevoerde wijzigingen of de nodige herstellingen voor de instandhouding van de luchtwaardigheid;of, 4° het onderhoud van het luchtvaartuig niet volgens de bepalingen van de artikelen 17 en 18 wordt uitgevoerd;of, 5° de eigenaar geen toegang verleent tot het luchtvaartuig op het verzoek van een ambtenaar van het DGLV. HOOFDSTUK 4. - Gebruik en beperkingen
Art. 10.§ 1. Een BBVL laat het gebruik van een luchtvaartuig toe, als : 1° het luchtvaartuig geen herstelling of wijziging heeft ondergaan die niet door het DGLV werden goedgekeurd;of, 2° het luchtvaartuig na een onderhoudsbeurt goedgekeurd werd om opnieuw in dienst gesteld te worden, in overeenstemming met de bepalingen van het ministerieel besluit van 2 augustus 1990 houdende vaststelling van de onderhoudswerken waaraan de luchtvaartuigen moeten onderworpen worden, van de modaliteiten tot indiening van de aanvraag tot vernieuwing van het bewijs van luchtwaardigheid evenals van de voor te leggen documenten teneinde het behoud van de luchtwaardigheid van de luchtvaartuigen vast te stellen;of, 3° het luchtvaartuig na een incident of een ongeval opnieuw in orde gebracht wordt, in overeenstemming met de bepalingen van het ministerieel besluit van 2 augustus 1990 houdende vaststelling van de onderhoudswerken waaraan de luchtvaartuigen moeten onderworpen worden, van de modaliteiten tot indiening van de aanvraag tot vernieuwing van het bewijs van luchtwaardigheid evenals van de voor te leggen documenten teneinde het behoud van de luchtwaardigheid van de luchtvaartuigen vast te stellen. § 2. Het luchtvaartuig bedoeld in paragraaf 1 moet worden gebruikt in overeenstemming met de beperkingen die op zijn BBVL en in het gebruikershandboek van het luchtvaartuig worden vermeld.
Onverminderd de bijzondere beperkingen bedoeld in het eerste lid, is de toelating tot het luchtverkeer van een luchtvaartuig met een BBVL beperkt tot het grondgebied van het Koninkrijk behalve de uitzonderingen opgenomen in overeenkomsten tussen het DGLV en de bevoegde overheid van een andere Staat of in het kader van een door een bepaalde Staat toegekende bijzondere machtiging.
Enkel VFR vluchten overdag in VMC zijn toegelaten volgens de uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 en het koninklijk besluit van 19 december 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/12/2014 pub. 29/12/2014 numac 2014011634 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van de inwerkingtreding van de wet van 19 april 2014 houdende de invoeging van boek XI "Intellectuele eigendom" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek, en van de wet van 10 april 2014 houdende invoeging van de bepalingen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in boek XI "Intellectuele eigendom" van het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van een bepaling eigen aan boek XI in boek XVII van hetzelfde Wetboek, en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de organisatie van de hoven en rechtbanken betreffende vorderingen inzake intellectuele eigendomsrechten en inzake transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten betreft type koninklijk besluit prom. 19/12/2014 pub. 29/01/2015 numac 2015022015 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit in uitvoering van artikel 56, § 3ter van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 voor de forensische psychiatrische centra sluiten betreffende de luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures.
Art. 11.Commerciële luchtvervoersactiviteiten (CAT) van punt A tot punt B aan boord van een luchtvaartuig bedoeld in artikel 2 zijn verboden.
Commerciële luchtvervoersactiviteiten (CAT) van punt A tot punt A aan boord van een historisch luchtvaartuig, zoals bedoeld in artikel 1, 1° ), 2°, of zijn replica's kunnen overeenkomstig de artikelen 13 en 14 toegestaan worden als zij voldoen aan de bepalingen van verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad.
Commerciële luchtvervoersactiviteiten (CAT) van punt A tot punt A aan boord van een historisch luchtvaartuig anders dan die bedoeld in artikel 1, 1° ), 2°, of van een luchtvaartuig zonder houder van typecertificaat of zijn replica's kunnen overeenkomstig de artikelen 13 en 14 toegestaan worden als zij aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° het aantal inzittenden is niet hoger dan zes personen, met inbegrip van de piloot;2° de duur van de vlucht is niet langer dan 60 minuten; In afwijking van het eerste en tweede lid, zijn vluchten met door particulieren gedeelde kosten aan boord van een historisch luchtvaartuig, zoals bedoeld in artikel 1, 1° ), 2°, of zijn replica toegelaten overeenkomstig de bepalingen van verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad.
In afwijking van het eerste en derde lid, zijn de vluchten aan boord van een historisch luchtvaartuig anders dan die bedoeld in artikel 1, 2°, een luchtvaartuig zonder houder van typecertificaat of zijn replica's met door particulieren gedeelde kosten toegelaten, op voorwaarde dat het aantal inzittenden, met inbegrip van de piloot, tot zes beperkt is en de rechtstreekse kosten door de piloot en zijn passagiers gedeeld worden.
Art. 12.Luchtarbeidsactiviteiten aan boord van een luchtvaartuig bedoeld in artikel 2 kunnen volgens de voorwaarden bepaald in de artikelen 13 et 14 toegelaten worden.
Opleiding aan boord van een luchtvaartuig bedoeld in artikel 2 is verboden behalve voor oefenvluchten voor het verwerven of het behouden van de nationale bevoegdheidsverklaring van de piloot wanneer deze door het DGLV vereist is.
De luchtarbeidsactiviteit die bestaat uit stuntvluchten met passagiers aan boord van een luchtvaartuig bedoeld in artikel 2 kan overeenkomstig de artikelen 13 tot 14 enkel toegelaten worden als zij aan volgende voorwaarden voldoet : 1° het aantal inzittenden is niet hoger dan zes personen, met inbegrip van de piloot;2° de duur van de vlucht is niet langer dan 60 minuten.
Art. 13.§ 1. De exploitant moet minstens tien dagen voor de luchtvervoersactiviteit of luchtarbeidsactiviteit bij het DGLV een toelatingsaanvraag indienen.
De directeur-generaal bepaalt de vorm en de inhoud van de aanvraag. § 2. De minister of zijn gemachtigde reikt een toelating uit als de voorwaarden bedoeld in artikelen 11 of 12 zijn voldaan en na aanvaarding van het operationeel handboek van het luchtvaartuig.
De minister of zijn gemachtigde bepaalt in de toelating de uitvoeringsvoorwaarden voor de luchtvervoersactiviteiten of luchtarbeidsactiviteiten. § 3. De toelating wordt uitgereikt voor de duur die erin bepaald is.
Deze mag niet langer zijn dan 12 maanden.
Op verzoek van de exploitant kan de toelating worden verlengd indien de resultaten van de toezichtactiviteiten van het DGLV tijdens de duur van de toelating positief zijn en indien aan de uitreikingsvoorwaarden voor de toelating, voldaan is. § 4. De exploitant mag de luchtvervoersactiviteiten of luchtarbeidsactiviteiten aanvangen vanaf de ontvangst van de bijbehorende toelating.
Art. 14.§ 1. Bij wijziging van de informatie die in de toelatingsaanvraag werd verstrekt, en die een invloed heeft op het toepassingsgebied van de toelating of op de voordien goedgekeurde luchtvervoersactiviteiten of luchtarbeidsactiviteiten, moet de exploitant, minstens tien dagen voor de geplande invoering van deze wijziging, een goedkeuringsaanvraag voor de wijziging indienen bij het DGLV onder de vorm en inhoud die door de directeur-generaal werd bepaald. § 2. De goedkeuringsaanvraag voor een wijziging bevat : 1° alle nodige documenten zodat de directeur-generaal kan oordelen of de aldus gewijzigde luchtvervoersactiviteiten of luchtarbeidsactiviteiten steeds aan de vereisten van dit besluit beantwoorden;2° een kopie van de wijzigingen van het operationele handboek die betrekking hebben op de gewijzigde luchtvervoersactiviteiten of luchtarbeidsactiviteiten. § 3. Na zich te hebben vergewist dat de geplande luchtvervoersactiviteiten of luchtarbeidsactiviteiten aan de voorwaarden van artikelen 11 of 12 voldoen, kan de directeur-generaal : 1° de wijziging aanvaarden zonder de voorafgaandelijk uitgereikte toelating te wijzigen;2° de wijziging aanvaarden en de voorafgaandelijk uitgereikte toelating in dezelfde zin wijzigen;3° de wijziging weigeren. § 3. De wijziging mag pas worden uitgevoerd na ontvangst van het bericht van de directeur-generaal met de aanvaarding van de wijziging.
Art. 15.De toelating zoals bedoeld in artikelen 11 en 12 kan worden geschorst, ingetrokken of beperkt door de minister of zijn gemachtigde : 1° in geval van overtreding van de voorwaarden van dit besluit of van de toelating;2° in geval van overtreding, al dan niet opzettelijk, van de vigerende luchtvaartregelgeving;3° indien de luchtvaartveiligheid of de veiligheid van personen of goederen op de grond in gevaar worden gebracht;4° indien de vergoedingen die verband houden met de toelating niet betaald zijn. De exploitant houdt het DGLV schriftelijk op de hoogte zodra hij zijn luchtvervoersactiviteiten of luchtarbeidsactiviteiten beëindigd heeft.
Zijn toelating is van rechtswege beëindigd op de datum van die communicatie.
Art. 16.In elk luchtvaartuig bedoeld in artikel 2, worden een of meerder vuurvaste plaatje(s), goed leesbaar voor de piloot en de passagier(s), op het dashboard en aan de toegangspunt(en) voor de passagier(s) aangebracht, met de volgende vermelding : " Dit luchtvaartuig vliegt in de kader van een beperkt bewijs van luchtwaardigheid. Het beantwoordt niet aan de voorwaarden voor de uitreiking en het behoud van een normaal bewijs van luchtwaardigheid. " HOOFDSTUK 5. - Onderhoud
Art. 17.§ 1. De eigenaar van een luchtvaartuig met een BBVL is verantwoordelijk voor de permanente luchtwaardigheid van dit luchtvaartuig.
Het onderhoud van een in artikel 2, 2°, a) of b) bedoeld luchtvaartuig met een maximum operationeel opstijgmassa kleiner dan of gelijk aan 2.000 kg moet worden uitgevoerd, door de piloot-eigenaar, en/of door erkend personeel en/of door een erkende werkplaats.
Het onderhoud van een in artikel 2, 2°, a) of b) bedoeld luchtvaartuig met een maximum operationeel opstijgmassa kleiner dan of gelijk aan 2.000 kg en die voor luchtvervoersactiviteiten of luchtarbeidsactiviteiten wordt gebruikt moet worden uitgevoerd door een erkende werkplaats.
Het onderhoud van een in artikel 2, 2°, b) bedoeld luchtvaartuig met een maximum operationeel opstijgmassa groter dan 2.000 kg moet door een erkende werkplaats uitgevoerd worden.
Het onderhoud van een in artikel 2, 2°, c) moet door een erkende werkplaats uitgevoerd worden.
De minister bepaalt de voorwaarden waaraan het personeel en de erkende werkplaatsen belast met het onderhoud van de luchtvaartuigen bedoeld in artikel 2 moeten voldoen. § 2. De onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd conform : 1° het in artikel 5, § 1, 3° bedoelde onderhoudsprogramma;2° de luchtwaardigheidsaanwijzingen die op het ogenblik van de aflevering van het BBVL van toepassing zijn;3° iedere nieuwe luchtwaardigheidsaanwijzing die de Staat, waar het luchtvaartuig ontworpen werd, uitvaardigt na de aflevering van het BBVL;4° iedere technische instructie die de directeur-generaal bekendmaakt.
Art. 18.Geen enkele wijziging of herstelling die niet voorafgaand goedgekeurd is door het DGLV of de constructeur mag uitgevoerd worden. HOOFDSTUK 6. - Technische specificaties
Art. 19.§ 1. Het luchtvaartuig dat niet meer luchtwaardig is of dat niet over een bewijs van luchtwaardigheid of over een gelijkwaardig document beschikt, zoals bedoeld in artikel 2, 4° moet overeenkomstig een door het DGLV voorafgaande goedgekeurd programma worden gerestaureerd voordat dit luchtvaartuig het voorwerp van een aanvraag van een BBVL kan uitmaken. § 2. Bij de realisatie van een replica van een historisch luchtvaartuig, evenals in het kader van de restauratiewerken van een in artikel 2 bedoeld luchtvaartuig, zorgt de eigenaar er voor dat het luchtvaartuig zo dicht mogelijk bij zijn oorspronkelijke staat blijft.
De minister of zijn gemachtigde kan weigeren de procedure voor de aflevering van het BBVL aan te vatten, als blijkt dat het voorgestelde ontwerp zodanig van het origineel afwijkt, dat het niet meer als een replica of getrouwe restauratie kan worden beschouwd. § 3. In afwijking van de bepalingen bedoeld in paragraaf 2 kunnen bepaalde wijzigingen, voorgelegd door de eigenaar, en bestemd om het veiligheidsniveau van het luchtvaartuig te verbeteren door de directeur-generaal goedgekeurd worden indien na deze wijzigingen het luchtvaartuig nog altijd als een replica of getrouwe restauratie kan beschouwd worden.
Om een voldoende veiligheidsniveau van het luchtvaartuig te verzekeren kan de directeur-generaal bepaalde wijzigingen op het luchtvaartuig eisen. HOOFDSTUK 7. - Vergunningen
Art. 20.Overeenkomstig artikel 30, § 3 van het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart, bezit de bestuurder van een historisch luchtvaartuig of van een luchtvaartuig zonder houder van typecertificaat een bewijs van bevoegdheid overeenkomstig bijlage I van Verordening (EU) nr. 1178/2011 en de vereiste nationale bevoegdverklaringen voor het luchtvaarttuig waarop hij zijn functies uitoefent.
De houder van een bewijs van bevoegdheid en van de in het eerste lid bedoelde bevoegdverklaringen mag, uitsluitend boven het nationale grondgebied, vluchten uitvoeren aan boord van een historisch luchtvaartuig of een luchtvaartuig zonder houder van typecertificaat dat beantwoordt aan de voorwaarden van het huidige besluit.
Art. 21.Om vluchten te kunnen uitvoeren aan boord van een in artikel 2 bedoeld luchtvaartuig, is de bestuurder houder van een geldig medisch certificaat, dat overeenstemt met het bewijs van bevoegdheid overeenkomstig bijlage I van verordening (EU) nr. 1178/2011 waarvan hij houder is.
Art. 22.Om vluchten te kunnen uitvoeren aan boord van een historische luchtballon of van een luchtballon zonder houder van typecertificaat, is de bestuurder minstens houder van een geldig bevoegdheidsbewijs als recreatief piloot voor luchtballonnen (LAPL(B)) of als ballonvaarder (BPL) en mag hij de bevoegdheden van deze vergunning in de betrokken groep van luchtballonnen uitoefenen.
Art. 23.Om vluchten te kunnen uitvoeren met een historische helikopter of een helikopter zonder houder van typecertificaat, is de piloot houder van : a) een geldig bewijs van bevoegdheid als privépiloot voor helikopters (PPL(H)), als beroepspiloot voor helikopters (CPL(H)) of als verkeerspiloot voor helikopters (ATPL(H));b) een typebevoegdverklaring "Bijlage II (H)" die is afgeleverd na het slagen voor een opleidingsprogramma dat door een instructeur, naargelang van de gebruikte helikopter en de ervaring van de kandidaat, is bepaald. Het opleidingsprogramma wordt vooraf door het DGLV goedgekeurd.
Art. 24.§ 1. Op basis van hun technische kenmerken, stelt de directeur-generaal een lijst op met historische vleugelvliegtuigen en vleugelvliegtuigen zonder houder van typecertificaat waarvoor een typebevoegdverklaring is vereist. § 2. Om vluchten te kunnen uitvoeren aan boord van een historisch vleugelvliegtuig of van een vleugelvliegtuig zonder houder van typecertificaat dat niet is opgenomen in de lijst met de vleugelvliegtuigen waarvoor een typebevoegdverklaring is vereist, moet de piloot : a) houder zijn van een geldig bewijs van bevoegdheid als privépiloot voor vleugelvliegtuigen (PPL(A)), als beroepspiloot voor vleugelvliegtuigen (CPL(A)) of als verkeerspiloot voor vleugelvliegtuigen (ATPL(A));b) houder zijn van een geldige klassebevoegdverklaring voor éénmotorige zuigervliegtuigen overeenkomstig bijlage I van verordening nr.1178/2011; c) succesvol met een instructeur een opleiding hebben gevolgd waarvan de inhoud door de instructeur, afhankelijk van de kenmerken van het luchtvaartuig en van de vliegervaring van de kandidaat, is bepaald. De instructeur vermeldt in het vliegboek van de kandidaat dat hij met succes deze vliegopleiding heeft gevolgd. § 3. Om vluchten te kunnen uitvoeren aan boord van een historisch vleugelvliegtuig of van een vleugelvliegtuig zonder houder van typecertificaat dat is opgenomen in de lijst van de luchtvaartuigen waarvoor een typebevoegdverklaring is vereist, is de piloot houder : a) van een geldig bewijs van bevoegdheid als privépiloot voor vleugelvliegtuigen (PPL(A)), als beroepspiloot voor vleugelvliegtuigen (CPL(A)) of als verkeerspiloot voor vleugelvliegtuigen (ATPL(A));b) van een typebevoegdverklaring "Bijlage II (A)" die is afgeleverd na het slagen voor een opleidingsprogramma dat afhankelijk van de gebruikte vleugelvliegtuigen en de ervaring van de kandidaat door een instructeur is bepaald. Het opleidingsprogramma wordt vooraf door het DGLV goedgekeurd.
Art. 25.De typebevoegdverklaring "Bijlage II" is geldig tot de laatste dag van de twaalfde maand volgend op haar afgiftedatum of tot haar vervaldatum als zij tijdens de geldigheidsperiode opnieuw werd gevalideerd.
De bevoegdverklaring wordt ingeschreven in een bijlage waarvan de vorm door de directeur-generaal is opgesteld van de vergunning afgeven in toepassing van bijlage I van verordening nr. 1178/2011.
De typebevoegdverklaring "Bijlage II" wordt opnieuw gevalideerd indien de kandidaat, in de drie maanden die voorafgaan aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring, voor een bekwaamheidsproef op een overeenkomstig luchtvaartuig slaagt.
Als de nationale typebevoegdverklaring "Bijlage II" vervallen is, wordt deze hernieuwd nadat de kandidaat is geslaagd voor een opleidingsprogramma dat afhankelijk van het gebruikte luchtvaartuig en van de ervaring van de kandidaat door een instructeur is bepaald.
Het opleidingsprogramma wordt vooraf door het DGLV goedgekeurd.
Art. 26.Niemand kan de opleiding zoals bedoeld in artikel 24, § 2, c) of de opleiding die is vereist voor de afgifte van een typebevoegdverklaring "Bijlage II" verstrekken, als hij niet houder is : a) van een vergunning en van de bevoegdheden die overeenstemmen met de opleiding die hij moet verstrekken; b) van een geldige bevoegdverklaring als vlieginstructeur die overeenkomstig punt FCL.905.FI van Verordening (EU) nr. 1178/2011is afgeleverd.
Art. 27.Niemand kan de vaardigheidstests of de bekwaamheidsproeven voor de afgifte, de hernieuwing of nieuwe geldigverklaring van een typebevoegdverklaring "Bijlage II" leiden, als hij niet : a) houder is van een vergunning en van de typebevoegdverklaringen die overeenstemmen met de vaardigheidstests of de bekwaamheidsproeven die hij moet laten afleggen; b) houder is van een geldige bevoegdverklaring als vlieginstructeur die overeenkomstig punt FCL.905.FI van Verordening (EU) nr. 1178/2011 is afgeleverd; c) houder is van een geldige vergunning van vliegexaminator die overeenkomstig punt FCL.1005.FE van Verordening (EU) nr. 1178/2011 is afgeleverd; d) door de directeur-generaal hiertoe is aangewezen.
Art. 28.De directeur-generaal kan de typebevoegdverklaringen "Bijlage II" of de bevoegdheden zoals bedoeld in de artikelen 22 tot 27 schorsen of intrekken : 1° als de houder niet meer voldoet aan de voorwaarden zoals bedoeld in de artikelen 20 tot 27;2° als de bevoegdverklaring werd verkregen door vervalsing van de voorgelegde bewijsstukken;3° in geval van nalatigheid bij de uitoefening van zijn bevoegdheden;4° in geval van schending, bewust of niet, van de van kracht zijnde luchtvaartreglementering;5° in geval van uitoefening van zijn bevoegdheden onder invloed van alcohol of van drugs. HOOFDSTUK 8. - Overgangsbepalingen en slotbepalingen
Art. 29.De geldige luchtwaardigheidsbewijzen en luchtvaartpassen afgeleverd of hernieuwd voor de inwerkingtreding van dit besluit aan de artikel 2 bedoelde luchtvaartuigen zullen door een BBVL vervangen worden, in overeenstemming met de bepalingen van dit besluit, uiterlijk op de vervaldatum van dit luchtwaardigheidsbewijs of deze luchtvaartpas.
Art. 30.Tot 8 april 2018, mag een piloot houder van een Belgische vergunning van bestuurder van vrije ballon de bevoegdheden van deze vergunning op een historische luchtballon of op een luchtballon zonder houder van typecertificaat in dezelfde categorie van luchtballonnen uitoefenen.
Art. 31.De minister bevoegd voor de luchtvaart is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 september 2017.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, Fr. BELLOT