gepubliceerd op 29 december 2001
Koninklijk besluit waarbij de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de openbare vastgoedmaatschappijen gemachtigd worden om zich toegang te verschaffen tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en om het identificatienummer ervan te gebruiken
23 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de openbare vastgoedmaatschappijen gemachtigd worden om zich toegang te verschaffen tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en om het identificatienummer ervan te gebruiken
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, strekt ertoe de Brusselse Gewestelijke Huisvestings-maatschappij en de openbare vastgoedmaatschappijen die hetzij daarmee verbonden zijn door een beheerscontract dat goedgekeurd is krachtens artikel 17 van de ordonnantie van 9 september 1993 houdende de wijziging van de Huisvestingscode voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en betreffende de sector van de sociale huisvesting, hetzij door het reglement dat goedgekeurd is door de Raad van Bestuur van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij op 9 juni 1994 krachtens het voormelde artikel 17, te machtigen toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en er het identificatienummer van te gebruiken.
Het ontwerp van koninklijk besluit vindt zijn wettelijke grondslag, enerzijds, wat de toegang tot de gegevens van het Rijksregister betreft, in artikel 5, eerste lid (Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij) en tweede lid, a) (openbare vastgoedmaatschappijen), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, en, anderzijds, wat het gebruik van het identificatienummer van dat register betreft, in artikel 8 van dezelfde wet.
De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, opgericht bij het koninklijk besluit van 9 augustus 1985 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 28 december 1984 tot afschaffing of herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut, voor wat het Nationaal Instituut voor de huisvesting betreft, is een instelling van openbaar nut waarvan het maatschappelijk doel bestaat in het beheer en het toezicht van de sociale-huisvestingssector in het Brusselse Gewest.
De openbare vastgoedmaatschappijen, waarvan de lijst opgenomen is als bijlage bij dit ontwerp van koninklijk besluit, zijn privaatrechtelijke ondernemingen die de vorm van handelsondernemingen aangenomen hebben en, krachtens de ordonnantie van 9 september 1993 houdende de wijziging van de Huisvestingscode voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en betreffende de sector van de sociale huisvesting, opdrachten van openbaar belang vervullen. Die opdrachten bestaan voornamelijk uit het bouw-, financiële en sociale beheer van de woningen die deel uitmaken van het patrimonium van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij.
Thans wordt de sector van de sociale huisvesting in het Brusselse Gewest gereglementeerd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestings-maatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen.
Het blijkt dat de toegang tot de gegevens van het Rijksregister en het gebruik van het identificatienummer het werk van beheer van de sociale woningen dat door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de vastgoedmaatschappijen wordt uitgevoerd, aanzienlijk zou kunnen vergemakkelijken, met name door een betere bijwerking van de gegevens betreffende de personen die een sociale woning betrekken.
Die toegang is ook onontbeerlijk voor de invoering van een voorziening van meervoudige inschrijvingen om het voor iedere aanvrager van een woning mogelijk te maken zich van bij één maatschappij in één of meerdere vastgoedmaatschappijen in te schrijven.
Die machtiging zou het tevens mogelijk maken om identieke dossiers niet geïsoleerd te behandelen, en de sector van de sociale huisvesting zou beschikken over statistische informatie over de aanvragen inzake sociale huisvesting.
Ten slotte zou de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen het bovendien mogelijk maken de formaliteiten en de desbetreffende kosten die gevraagd worden aan de kandidaat-huurders en de huurders in het kader van het beheer van hun respectieve dossier (bijvoorbeeld weglaten van de vraag naar de samenstelling van het gezin) te verminderen.
Toegang tot de informatiegegevens.
De toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister wordt gevraagd voor het verzamelen, het verwerken en het bijwerken van de gegevens betreffende de personen die huurder zijn of die dat wensen te worden, voor de uitoefening van verschillende taken, bijvoorbeeld : - op precieze wijze de grootte van de woning bepalen die aangepast is aan de samenstelling van het gezin van de aanvragers of de huurders; - de berekening van de huurprijs nagaan, aangezien de inkomens van alle gezinsleden in aanmerking genomen worden; - de toegestane voordelen inzake berekening van voorkeuren of huurprijsverminderingen bepalen,...
Er werd bijzondere aandacht besteed aan het onderzoek om vast te stellen of het nuttig is dat de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de openbare vastgoedmaatschappijen, beschikken over de gegevens van het Rijksregister. Het blijkt dat de gevraagde informatiegegevens noodzakelijk zijn voor het vervullen door die instellingen van hun taken, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het ontwerp van besluit.
In dat opzicht dient verduidelijkt te worden dat de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornamen), 2° (geboorteplaats en -datum), 3° (geslacht), 5° (hoofdverblijfplaats) en 6° (plaats en datum van overlijden), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, de minimale gegevens zijn die noodzakelijk zijn om een dossier met betrekking tot een natuurlijke persoon samen te stellen.Die gegevens vergemakkelijken het administratieve werk en verhogen de betrouwbaarheid van die informatiegegevens.
Er dient opgemerkt te worden dat de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van mening is dat de informatie betreffende de nationaliteit (4°) geen onontbeerlijk gegeven vormt om een dossier samen te stellen over een natuurlijk persoon, te meer daar die informatie aanleiding kan geven tot ongerechtvaardigde discriminaties tussen kandidaat-huurders.
De informatie betreffende de geboortedatum (2°) is onontbeerlijk voor de bepaling van de voorkeuren die verband houden met de leeftijd van de kandidaat-huurder (artikel 9, § 2, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996).
Op basis van die informatie kan men ook bepalen wanneer een gedwongen verhuizing naar een aangepaste woning niet met dwang uitgevoerd kan worden. Artikel 5 van de Ordonnantie van 9 september 1993 bepaalt immers dat de huurders die een woning betrekken waarvan de grootte niet aangepast is aan de samenstelling van het gezin, naar een andere aangepaste woning worden gebracht, eventueel onder dwang van een opzegging. Deze bepaling wordt echter niet toegepast op personen ouder dan zestig jaar.
Zo is er ook een huurverhoging verschuldigd wanneer de woning duidelijk te groot is ten opzichte van de samenstelling van het gezin.
Deze maatregel heeft echter geen betrekking op de personen ouder dan zeventig jaar.
Ten slotte voorziet de ordonnantie van 9 september 1993 een huurverhoging voor de gezinnen die de toelatingsmaxima overschrijden.
Die solidariteitsbijdrage verdubbelt wanneer het gezin een door de regering vastgesteld maximum overschrijdt, behalve wanneer één van de gezinsleden ouder is dan zestig jaar.
De informatie betreffende de hoofdverblijfplaats (5°) is nuttig voor het beheer van de dossiers van de huurders en kandidaat-huurders. Op basis van die informatie is het bijvoorbeeld mogelijk na te gaan of de kandidaat niet reeds kandidaat geweest is van de Brusselse Gewestelijke Huisvestings-maatschappij of van één van de openbare vastgoedmaatschappijen. Men kan ook nagaan of die gewezen huurder zijn contractuele verplichtingen vervuld heeft (artikel 4, § 5, van het besluit van de Regering van 26 september 1996).
De informatie betreffende de plaats en de datum van overlijden (6°) is essentieel om te kunnen bepalen wanneer een huurcontract ten einde loopt, aangezien het contract voorziet dat de huur eindigt bij het overlijden van de huurder. Op basis van die informatie kan men ook vaststellen dat de samenstelling van het gezin geëvolueerd is, wat de berekening van de huur beïnvloedt.
Om toegang te krijgen tot een sociale woning, moeten de kandidaat-huurders aan bepaalde voorwaarden voldoen. Ook heeft een bepaald aantal elementen een invloed op de berekening van de huur en op de beslissing van het al dan niet behouden van een aangepaste woning.
De toegang tot de informatie betreffende de burgerlijke staat (8°) is onontbeerlijk in het kader van de toekenning van de voorkeuren (artikel 9, §§ 1 en 2, van het besluit van de Regering van 26 september 1996) en de bepaling van de toelatingsinkomens. Die gegevens kunnen immers beïnvloed worden door een wijziging van het statuut van de persoon. Die informatie is ook noodzakelijk om bijvoorbeeld de rechten te bepalen van een koppel waarvan één van de partners het huurcontract niet ondertekend heeft: die rechten variëren naargelang hun verbintenis gebaseerd is op een wettelijke grondslag of uitsluitend op de wil van de partijen.
De toegang tot de informatie betreffende de samenstelling van het gezin (9°) is ook essentieel omdat die niet alleen de bepaling van de aangepaste woning voor het gezin in kwestie (artikel 3 van het besluit van de Regering van 26 september 1996), de toekenning van de voorkeuren (artikel 9, § 1, van het besluit van de Regering van 26 september 1996) kan beïnvloeden, maar ook een rol kan spelen bij de berekening van de huur (artikel 4, § 1, van het besluit van de Regering van 26 september 1996).
De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de openbare vastgoedmaatschappijen wilden tevens de toelating krijgen om toegang te hebben tot de informatie betreffende het beroep (7°) om in hoofde van de aanvrager de voorwaarde te evalueren inzake het bedrag van zijn inkomsten.
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vindt dat die informatie heel relatief is inzake de inkomsten van de betrokken persoon. Bovendien herinnert de Commissie aan het weinig betrouwbare karakter van die informatie aangezien er geen enkele wettelijke verplichting is om bij de gemeenten eventuele wijzigingen van beroep te melden.
De toegang tot de informatie betreffende het beroep wordt derhalve niet toegestaan door dit ontwerp van besluit.
Wat de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen die zijn aangebracht aan de informatiegegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983 (opeenvolgende wijzigingen van de gegevens) betreft, kan in de tijd worden teruggegaan ten belope van een periode van vijf jaar. Die termijn is verantwoord door het feit dat de openbare vastgoedmaatschappijen kunnen weigeren de aanvrager van een woning die eerder huurder was en die niet voldaan zou hebben aan al zijn huurverplichtingen (artikel 4, § 5, van het besluit van de Regering van 26 september 1996), in te schrijven als kandidaat-huurder. De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen van de adressen over de vijf voorgaande jaren, zou het mogelijk maken snel die voorwaarde te controleren zonder zwarte lijsten van de huurders die in een geschil betrokken zijn, te moeten opstellen.
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer beveelt aan om de toegang tot de historiek van de gegevens te beperken tot vijf jaar in plaats van tien jaar zoals gevraagd door de aanvragende maatschappijen. Krachtens artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek verjaren huren van huizen immers door verloop van vijf jaren.
Het recht van toegang tot de opeenvolgende wijzigingen van de gegevens moet bovendien georganiseerd worden binnen de perken van de specifieke behoeften en opdrachten van de openbare vastgoedmaatschappijen, en met naleving van de regels inzake de bescherming van de gegevens die voorgeschreven zijn in artikel 11 van de wet van 8 augustus 1983.
In het belang van de personen op wie de in het Rijksregister geregistreerde informatiegegevens betrekking hebben, moet het aantal personen dat toegang heeft tot het Rijksregister strikt beperkt worden.
Wat de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij betreft, is de toegang tot het Rijksregister voorbehouden aan de Directeur-generaal en de Adjunct-directeur-generaal, alsook tot de personeelsleden die wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden, daartoe bij name en schriftelijk door de Directeur-generaal werden aangewezen.
Wat de openbare vastgoedmaatschappijen betreft, is de toegang beperkt tot de beheerders van die maatschappijen en tot de personeelsleden van elke maatschappij die wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden, daartoe bij name gemachtigd zullen worden door een schriftelijk besluit van de Raad van Bestuur van die maatschappijen.
Gebruik van het identificatienummer Het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister zal het voor de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de openbare vastgoedmaatschappijen mogelijk maken de voorziening van « meervoudige inschrijvingen » doeltreffend toe te passen. Dit systeem zou het voor elke aanvrager van een woning moeten mogelijk maken om zich, van bij één maatschappij, in te schrijven in één of meerdere openbare vastgoedmaatschappijen. Voor het beheer van dat systeem kan de verzending van de informatie betreffende een natuurlijke persoon van de gewestelijke-databank uitsluitend gebeuren op basis van een onveranderlijke individuele referentie: het identificatienummer.
Het gebruik van het identificatienummer zal het tevens voor de openbare vastgoedmaatschappijen mogelijk maken om identieke dossiers niet geïsoleerd te behandelen. In dat verband zal het nationale nummer het mogelijk maken de aanvragers op betrouwbaardere manier te kunnen bepalen dan op basis van de naam, het adres of de geboortedatum, waardoor overbodige inschrijvingen vermeden worden.
Het nationale nummer zal ook de communicatie van de gegevens tussen de diensten die gemachtigd zijn om het identificatienummer te gebruiken, vergemakkelijken (bijvoorbeeld de diensten van de fiscale administratie), om na te gaan of de aanvrager voldoet aan de toelatingsvoorwaarden.
Voor intern gebruik zal het identificatienummer gebruikt worden in het kader van het beheer van de bestanden, repertoria en dossiers die de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de openbare vastgoedmaatschappijen bijwerken voor de vervulling van hun taken.
Net als wat de toegang tot de informatiegegevens betreft, laat het ontworpen besluit het gebruik van het identificatienummer uitsluitend toe met naleving van de regels inzake bescherming van de gegevens.
De maatregelen voor het waarborgen van de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de informatiegegevens die verkregen worden van het Rijksregister, zullen getroffen worden.
Zo zal er een wijziging van het voormelde besluit van 26 september 1996 van de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest uitgevoerd worden om de volgende veiligheidsmaatregelen goed te keuren.
Het geheel van de registers van kandidaat-huurders van de openbare vastgoedmaatschappijen zal gehergroepeerd worden in een regionale databank die beheerd wordt door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij om met name de overdracht van gegevens binnen de sector te bevorderen.
Alleen het nationale nummer van de meerderjarige gezinsleden die niet de hoedanigheid van kind ten laste hebben, het nummer van het register van de kandidaat en het nummer van de kandidaat-huurder bij de openbare vastgoedmaatschappij waarnaar verwezen wordt, zullen toegankelijk zijn voor alle openbare vastgoedmaatschappijen. De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij zal toegang hebben tot alle gegevens betreffende de kandidaat-huurders maar zal niet over verpersoonlijkbare informatie beschikken.
Bovendien zal er een waakzaamheidscomité opgericht worden dat bestaat uit de Brusselse Gewestminister die bevoegd is voor huisvesting, of de persoon die hij afvaardigt, uit vertegenwoordigers van de Brusselse Gewestelijke Huisvestings-maatschappij en personen die aangewezen worden door de representatieve federaties van de openbare vastgoedmaatschappijen, op basis van hun respectief belang.
Ten slotte zal geen enkele mededeling van individuele informatiegegevens betreffende kandidaat-huurders gedaan mogen worden zonder hun schriftelijk en voorafgaand akkoord, aan andere actoren dan de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of de openbare vastgoedmaatschappijen.
De bestuurders, mandatarissen en personeelsleden van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of van één van de vastgoedmaatschappijen die deze bepalingen zouden overtreden, zullen blootgesteld kunnen worden aan strafrechtelijke sancties.
De lijst van de personen die gemachtigd zijn toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister en het identificatienummer ervan te gebruiken, zal jaarlijks opgesteld worden en met dezelfde regelmaat opgestuurd worden naar de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN
AVIS 32.116/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 1 augustus 2001 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem binnen een termijn van ten hoogste een maand van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en van het gebruik van het identificatienummer ervan in hoofde van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en van de openbare vastgoedmaatschappijen", heeft op 24 september 2001 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Aanhef Eerste lid Dit lid behoort te worden gesteld als volgt : « Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, eerste lid, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1991, 30 maart 1995 en 31 mei 2001,... ».
Tweede tot vijfde lid Deze overwegingen, die niet als zodanig de rechtsgrond vormen van het ontworpen besluit, maar die eraan herinneren dat dit besluit niet buiten de werkingssfeer valt van sommige wetsbepalingen die zij aanhalen, behoren te worden geformuleerd als volgt : « Overwegende dat het besluit (de ordonnantie) ... van toepassing is; ».
De eerste overweging behoort te worden vervangen als volgt : « Overwegende dat het koninklijk besluit van 13 maart 1991 houdende coördinatie van de wetten van 28 december 1984 en van 26 juni 1990 betreffende de afschaffing en de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, inzonderheid artikel 9, van toepassing is ».
Het is immers dit artikel dat in zijn paragraaf 1 de « Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij » opricht; er behoort dus naar deze tekst te worden verwezen.
De laatste overweging behoort te worden gesteld als volgt : « Overwegende dat de wet ... van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 5, vervangen bij de wet van 11 december 1998, die van kracht geworden is op 1 september 2001, toepassing vindt; ».
Zevende lid Het lid behoort te worden gesteld als volgt : « Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 december 2000; ».
Achtste lid Dit lid betreffende het advies dat gegeven is door de Raad van State behoort te worden vervangen door de volgende twee leden : « Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op advies 32.116/2 van de Raad van State, gegeven op 24 september 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; ».
Slotopmerkingen van wetgevingstechnische en taalkundige aard De Nederlandse tekst van het ontwerp bevat een aantal misstellingen die verbeterd zouden moeten worden. Onder voorbehoud van de vorenstaande inhoudelijke opmerkingen en bij wijze van voorbeeld worden de volgende tekstvoorstellen gedaan : Opschrift Het opschrift zou aldus gesteld moeten worden : « Ontwerp van koninklijk besluit waarbij de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de openbare vastgoedmaatschappijen gemachtigd worden om zich toegang te verschaffen tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en om het identificatienummer ervan te gebruiken. » Aanhef In het zesde lid schrijve men : « Gelet op advies nr. 37/2000... » Dispositief Artikel 1 Het tweede lid zou als volgt gesteld moeten worden : « Tot de opeenvolgende wijzigingen die zijn aangebracht in de informatiegegevens bedoeld in het eerste lid kan ten hoogste vijf jaar in de tijd worden teruggegaan vóór de mededeling van die gegevens. » Artikel 5 In het eerste lid schrijve men "met dezelfde regelmaat", in plaats van "volgens dezelfde periodiciteit".
De kamer was samengesteld uit : de heren : Y. Kreins, staatsraad, voorzitter;
P. Liénardy, P. Quertainmont, staatsraden;
J. van Compernolle, B. Glansdorff, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. B. Vigneron, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr. G. Martou, adjunct-referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Liénardy.
De griffier, De voorzitter, B. Vigneron Y. Kreins
ADVIES NR. 37/2000 VAN 14 DECEMBER 2000 VAN DE COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER BETREFT : Ontwerp van koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en van het gebruik van het identificatienummer ervan in hoofde van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en van de openbare vastgoedmaatschappijen De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 5, eerste en tweede lid, a en artikel 8;
Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 13 november 2000 en door de Commissie ontvangen op 14 november 2000;
Gelet op het verslag van de voorzitter, Brengt op 14 december 2000 het volgend advies uit : I. VOORWERP VAN DE ADVIESAANVRAAG : Het ontwerp van koninklijk besluit dat aan de Commissie ter advies werd voorgelegd heeft tot doel de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de openbare vastgoedmaatschappijen toegang te verlenen tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en tot het gebruik van het identificatienummer.
De lijst van de openbare vastgoedmaatschappijen is als bijlage bij dit besluit opgenomen.
II. STRUCTUUR VAN HET KONINKLIJK BESLUIT : Het eerste hoofdstuk behandelt de toegang tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1o tot en met 9o, van de wet van 8 augustus 1983, alsmede tot de opeenvolgende wijzigingen aangebracht aan deze informatiegegevens.
Artikel 1, eerste en tweede lid preciseren de gegevens waartoe alsmede de taken waarvoor de toegang wordt gevraagd.
Artikel 1, derde lid somt de personen op aan wie de toegang wordt voorbehouden.
Artikel 2 bepaalt de grenzen waarbinnen de verkregen informatiegegevens gebruikt mogen worden.
Het tweede hoofdstuk slaat op het gebruik van het identificatienummer.
Artikel 3 verleent, aan de in het vorige hoofdstuk opgesomde personen, machtiging tot het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister.
Artikel 4 preciseert, naast de grenzen waarbinnen het identificatienummer van het Rijksregister mag worden gebruikt, eveneens het onderscheid tussen het intern en extern gebruik van dit nummer.
Artikel 5 bepaalt dat de lijst van de in hoofdstuk I en II opgesomde of overeenkomstig deze bepalingen aangeduide, personeelsleden aan de Commissie dient te worden toegestuurd. Het artikel bepaalt eveneens dat dezelfde personen een verklaring ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden de vertrouwelijkheid van de informatiegegevens, waartoe zij toegang krijgen, te bewaren.
III. ALGEMENE OPMERKINGEN : De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij werd opgericht bij koninklijk besluit van 9 augustus 1985 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 28 december 1984 tot afschaffing of herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut. Het is een instelling van openbaar nut waarvan het maatschappelijk doel bestaat in het beheer en het toezicht van de sociale-huisvestingssector in het Brusselse Gewest.
De openbare vastgoedmaatschappijen zijn privaatrechtelijke ondernemingen die de vorm van handelsondernemingen aangenomen hebben en, op grond van de ordonnantie van 9 september 1993 houdende de wijziging voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van de Huisvestingscode en betreffende de sector van de sociale huisvesting, opdrachten van openbaar belang vervullen. Die opdrachten bestaan voornamelijk uit het bouw-, financiële en sociale beheer van de woningen die deel uitmaken van het patrimonium van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
IV. TOEPASSELIJKE WETGEVINGEN : De problematiek van de toegang tot het Rijksregister van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de openbare vastgoedmaatschappijen dient zowel in het kader van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna de wet van 8 augustus 1983) als in het kader van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna de wet van 8 december 1992) beschouwd te worden.
A. Wet van 8 augustus1983 : De wet van 8 augustus 1983 bepaalt de grenzen waarbinnen de personen en de instellingen gemachtigd worden het Rijksregister te raadplegen en het identificatienummer van de natuurlijke personen te gebruiken.
Deze beperkingen slaan op de hoedanigheid van de instellingen en van de personen (zie in deze zin de artikelen 5 en 8 van voornoemde wet).
Betreffende de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij wordt de toegang tot het Rijksregister gevraagd op basis van artikel 5, eerste lid van voornoemde wet die bepaalt dat : « De Koning verleent toegang tot het Rijksregister aan de openbare overheden, de instellingen van openbaar nut bedoeld bij de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, de notarissen en gerechtsdeurwaarders, voor de informatie die zij krachtens een wet of een decreet bevoegd zijn te kennen, alsmede de Belgische Nationale Orde van Advocaten, met als enig doel aan de advocaten de informatie mede te delen die zij nodig hebben voor de taken die zij als medewerkers van het gerecht vervullen. » Aan de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, die een openbare instelling is, kan bijgevolg krachtens deze bepaling toegang worden verleend tot het Rijksregister.
Wat betreft, de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister voor openbare vastgoedmaatschappijen, beroept men zich op de wettelijke grondslag in artikel 5, tweede lid, a) : « De Koning, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ingesteld bij de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, kan bij in Ministerraad overlegd besluit : a) de toegang uitbreiden tot instellingen van Belgisch recht die opdrachten van algemeen belang vervullen;de Koning wijst deze instellingen nominatief aan. » Het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister wordt gevraagd op basis van artikel 8 van dezelfde wet waardoor, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit de openbare overheden en de instellingen bedoeld bij artikel 5 kan machtigen om het identificatienummer te gebruiken binnen de perken van en voor de doeleinden door Hem bepaald.
B. Wet van 8 december 1992 : De wet van 8 december 1992 strekt ertoe "(..) een evenwicht tot stand te brengen tussen de vereisten van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en die van een goed georganiseerd bestuurlijk, economisch en sociaal bestel" (Verslag MERCKX-VAN GOEY, Parl. St., Kamer, 1991-1992, nr. 413/12, blz. 6).
In voornoemde wet worden de algemene beginselen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer geformuleerd en zij is van toepassing op alle gegevensbanken die persoonsgegevens bevatten (zie in dit verband de uiteenzetting van de Minister van Justitie, verslag MERCKX-VAN GOEY, op. cit.).
De gegevens die in het Rijksregister zijn opgenomen, met inbegrip van het identificatienummer, zijn persoonsgegevens in de zin van het nieuwe artikel 1, § 1, van voornoemde wet van 8 december 1992 (1).
Derhalve mogen zij slechts worden medegedeeld mits inachtneming van het bepaalde in artikel 5 van voornoemde wet waarin is gesteld dat "persoonsgegevens slechts (mogen) worden verwerkt voor duidelijk omschreven en wettige doeleinden en niet (mogen) worden gebruikt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden. Zij dienen, uitgaande van die doeleinden, toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn. » C. Conclusie : De Commissie moet derhalve onderzoeken of de doeleinden waarvoor de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de openbare vastgoedmaatschappijen de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen vragen, "duidelijk omschreven en wettig" zijn en, in voorkomend geval, of de gevraagde informatiegegevens uit het Rijksregister, "toereikend, ter zake dienend en niet overmatig zijn" ten opzichte van die doeleinden.
V. ONDERZOEK VAN DE FINALITEITEN VAN HET ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT : A. Finaliteiten : Deze maatschappijen verzoeken om de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister "voor het vervullen van de taken verbonden aan de bijwerking van gegevens « van personen » die : - om welke reden dan ook, een sociale woning betrekken, beheerd door deze maatschappijen; - kandidaat-huurder zijn van een woning die wordt beheerd door deze maatschappijen. » Ze wenst het identificatienummer te gebruiken voor doeleinden van intern beheer als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die worden bijgehouden voor het vervullen van de hierboven vermelde taken (zie artikel 4 van het ontwerp van koninklijk besluit).
B. Rechtvaardiging van het verzoek : Volgens het bij het ontwerp van besluit aangehechte Verslag aan de Koning zou de toegang tot het Rijksregister door de erkende maatschappijen, hun taak, die het beheer van de sociale woningen tot doel heeft, aanzienlijke vergemakkelijken. Deze toegang zou bijdragen tot de verbetering van de bijgehouden gegevens van de personen die een sociale woning betrekken. Die toegang zou ook onontbeerlijk zijn voor de invoering van een voorziening van meervoudige inschrijvingen zodat het voor iedere aanvrager van een woning mogelijk is zich van in het begin bij één maatschappij in te schrijven voor een of meerdere vastgoedmaatschappijen. Die machtiging zou het tevens mogelijk maken om identieke dossiers op een niet geïsoleerde wijze te behandelen.
Bovendien zou de sector van de sociale huisvesting dan kunnen beschikken over betrouwbare statistische informatie over de aanvragen inzake sociale huisvesting. Ten slotte zou de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister het mogelijk maken de formaliteiten, die worden gevraagd aan de huurders en de kandidaat-huurders in het kader van het beheer van hun respectievelijk dossier, te verminderen.
C. Standpunt van de Commissie : De Commissie wenst dat de finaliteiten, waarvoor de maatschappijen toegang tot het Rijksregister vragen, beter zouden worden gepreciseerd in artikel 1 van het ontwerp van koninklijk besluit, zoals vermeld op blz. 3 en 4 van het verslag aan de Koning.
Ze meent immers dat in deze bepaling de gebruikte termen, nl. "voor het vervullen van de taken in verband met de bijwerking van de gegevens" te vaag is en preciezer omschreven zou kunnen worden.
Mits deze wijziging is de Commissie van oordeel dat de doeleinden waarvoor de maatschappijen toegang vragen tot het Rijksregister en tot het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister, "duidelijk omschreven en gerechtvaardigd" zijn in de zin van het nieuwe artikel 4, § 1, 2° van de wet van 8 december 1992 in die mate dat ze deel uitmaken van de opdracht van algemeen belang die haar werd toevertrouwd door de reglementering.
VI. ONDERZOEK NAAR HET PROPORTIONALITEITSCRITERIUM : In toepassing van het nieuwe artikel 4, § 1, 3° van de wet van 8 december 1992 moet de Commissie eveneens onderzoeken of de toegang tot het Rijksregister en het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister « toereikend, ter zake dienend en niet overmatig zijn. » A. Gegevens waartoe de toegang wordt gevraagd en rechtvaardiging : De Commissie stelt vast dat het ontwerp van koninklijk besluit toegang verleent aan alle informatiegegevens opgesomd in artikel 3, eerste lid, 1o tot 9o van de wet van 8 augustus 1983.
Het verslag aan de Koning, als bijlage bij het ontwerp, preciseert in detail "het belang" van de toegang tot elk van deze gegevens : a) De gegevens betreffende de naam en voornamen, de geboorteplaats en -datum, het geslacht, de nationaliteit, de hoofdverblijfplaats, de plaats en datum van overlijden zijn de minimale gegevens die noodzakelijk zijn om een dossier met betrekking tot een natuurlijke persoon samen te stellen. Bovendien vormt de hoofdverblijfplaats een noodzakelijke informatie om eventuele achterstallige bedragen terug te vorderen en, tevens, om na te gaan of de bewoners of de kopers van een sociale woning voldoen aan de voorwaarde van bewoning. De geboortedatum vormt eveneens een noodzakelijk gegeven aangezien de prioriteiten verbonden zijn aan de leeftijd van de kandidaat-huurder. De leeftijd van de betrokken persoon vormt tevens een (negatieve) voorwaarde van de gedwongen verhuizing naar een aangepaste woning of van eventuele huurverhogingen voor een woning die te groot is ten opzichte van de samenstelling van het gezin... b) De informatiegegevens betreffende de burgerlijke staat en de samenstelling van het gezin blijken nuttig om de huur van een sociale woning te bepalen.De burgerlijke staat beïnvloedt de toewijzing van de prioriteiten en het vastleggen van de toelatingsinkomsten. De samenstelling van het gezin heeft een invloed op het toewijzen van de gepaste woning voor het desbetreffende gezin, alsook op het huurbedrag. Bovendien kan het beroep een aanwijzing vormen inzake het inkomen van de huurder of de koper van een sociale woning. c) De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de openbare vastgoedmaatschappijen wensen een toegang tot de opeenvolgende wijzigingen aangebracht aan de informatiegegevens, bedoeld in artikel 3, eerste lid van voornoemde wet van 8 augustus 1983, en en dit ten belope van een periode van tien jaar vóór de mededeling van deze informatiegegevens.Dit wordt op de volgende wijze verantwoord : de openbare vastgoedmaatschappijen kunnen de inschrijving als kandidaat-huurder van een woning weigeren indien hij reeds eerder huurder was, en niet voldaan had aan al zijn huurverplichtingen (artikel 4, § 5 van het besluit van de Brusselse Regering van 26 september 1996). Volgens het Verslag aan de Koning zou de toegang tot de gedurende 10 jaar opeenvolgende wijzigingen van de adressen het mogelijk maken snel deze voorwaarde te controleren (Verslag aan de Koning, blz. 8).
B. Standpunt van de Commissie : De Commissie erkent dat enkel de informatiegegevens met betrekking tot de naam en voornamen, de geboorteplaats en -datum, het geslacht en de verblijfplaats de minimale gegevens zijn noodzakelijk om een dossier met betrekking tot een natuurlijke persoon samen te stellen.
De Commissie meent dat men onmogelijk kan aanvaarden dat de aanduiding van het « beroep » een nuttig en a fortiori noodzakelijk gegeven vormt. Dit gegeven biedt inderdaad een erg betrekkelijke informatie inzake de inkomsten van de betrokkene. Er bestaan ongetwijfeld andere middelen om het inkomen van een persoon te bepalen, met name op basis van de fiscale stukken die door de betrokkene zelf geleverd worden. De Commissie wenst er tevens aan te herinneren dat dit gegeven erg onbetrouwbaar is : er bestaat immers geen enkele wettelijke verplichting om de veranderingen van beroep door te geven aan de gemeenten.
De Commissie ziet a priori evenmin de noodzaak in te beschikken over de nationaliteit van de betrokkene, temeer daar het gebruik van deze informatie aanleiding kan geven tot ongeoorloofde discriminatie tussen kandidaat-huurders.
De Commissie heeft geen enkele opmerking inzake de toegang tot de andere gegevens.
Niettemin beveelt de Commissie aan dat de toegang tot de informatiegegevens beperkt zou worden tot vijf jaar vóór de kennisgeving van deze informatiegegevens (in plaats van tien jaar, zoals voorzien in artikel 1, tweede lid van het ontwerp) aangezien, krachtens artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, de huren van woningen verjaren na vijf jaar. Des temeer daar artikel 4, § 5 van het besluit van de Brusselse Regering van 26 september 1996 de periode helemaal niet preciseert waarbinnen de openbare vastgoedmaatschappij kan nagaan of de kandidaat-huurder al dan niet voldaan heeft aan zijn huurverplichtingen.
VII. VOORWAARDEN TOT GEBRUIK VAN HET IDENTIFICATIENUMMER : Het gebruik van het identificatienummer is nuttig, want zij is van dien aard dat ze de risico's op vergissingen (bijvoorbeeld voor mensen met dezelfde naam), overbodige inschrijvingen of een geïsoleerde verwerking, door twee maatschappijen van identieke dossiers vermindert en de uitwisseling van informatiegegevens vergemakkelijkt met de diensten die ook gemachtigd werden het identificatienummer te gebruiken (Verslag aan de Koning, blzn. 9 en 10).
De maatschappijen wensen het identificatienummer te gebruiken : 1° Voor intern gebruik : « Het wordt uitsluitend gebruikt als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de openbare vastgoedmaatschappijen worden bijgehouden voor het vervullen van de in artikel 1, eerste lid vermelde taken (artikel 4, eerste lid).» 2° Voor extern gebruik in de betrekkingen, die noodzakelijk zijn voor het vervullen van de in artikel 1, eerste lid vermelde taken van het ontwerp, met : - de houder van het identificatienummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger; - de openbare overheden en instellingen die zelf de bedoelde machtiging hebben verkregen zoals voorzien in artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 en die optreden in het kader van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden (artikel 4, tweede lid).
Het ontwerp preciseert dat het gebruik van het identificatienummer in de externe betrekkingen, namelijk in de betrekkingen met de andere overheden en instellingen die zelf de machtiging tot toegang en gebruik van de identificatiegegevens hebben verkregen, tegelijk dient te gebeuren in het kader van de wettelijke en reglementaire bevoegdheden van de vastgoedmaatschappijen, enerzijds en de overheden en instellingen, anderzijds.
De Commissie stelt vast dat het gebruik van het identificatienummer beperkt werd : het mag, behoudens uitzondering, niet aan derden worden meegedeeld en artikel 4, derde lid bepaalt bovendien dat het niet aangebracht mag worden op documenten die ter kennis kunnen worden gebracht van derden, andere dan voornoemde personen, overheden en instellingen.
VIII. PERSONEN AAN WIE TOEGANG WORDT VERLEEND TOT DE INFORMATIEGEGEVENS VAN HET RIJKSREGISTER EN TOT HET GEBRUIK VAN HET IDENTIFICATIENUMMER : Artikel 1, derde lid van het ontwerp verleent de toegang tot de gegevens van het Rijksregister aan de volgende personen : - De Directeur-generaal en de Adjunct-directeur-generaal van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij; - De personeelsleden van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij die rekening houdend met hun opdracht en binnen de perken van hun respectievelijke bevoegdheden met naam en schriftelijk werden aangewezen door het Directoraat-generaal van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij; - de beheerders van de openbare vastgoedmaatschappijen; - de personeelsleden van iedere openbare vastgoedmaatschappij, rekening houdend met hun opdrachten en binnen de perken van hun respectievelijke bevoegdheden, met naam en door een schriftelijk besluit van de Raad van Bestuur van die maatschappijen gemachtigd zijn.
De Commissie stelt vast dat in de lijn van het eerder uitgebrachte advies, voornoemde personen een verklaring moeten ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden het vertrouwelijk karakter van de informatiegegevens waartoe zij toegang krijgen, te bewaren (artikel 5, tweede lid).
Het ontwerp voorziet ook dat de lijst van deze personen, met vermelding van hun titel en functie, jaarlijks opgesteld en aan de Commissie toegezonden wordt (artikel 5, eerste lid). In dat opzicht herhaalt de Commissie haar sinds januari 1999 (2) geformuleerde wens dat de lijst met gemachtigde personen niet periodiek moet worden overgemaakt, maar eenvoudig, onder een voortdurend bijgewerkte vorm, ter beschikking wordt gehouden van de Commissie.
Om deze redenen, Onder voorbehoud van de opmerkingen inzake de toegang : - tot de informatiegegevens betreffende de nationaliteit en het beroep; - tot de opeenvolgende wijzigingen van alle informatiegegevens; brengt de Commissie een gunstig advies uit over het ontwerp van koninklijk besluit.
Voor de secretaris, wettig verhinderd : De voorzitter, (get.) G. Popleu, adjunct-adviseur. (get.) P. Thomas. _______ Nota (1) Zoals gewijzigd door de wet van 11 december 1998 tot omzetting van de richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens.(2) De oplossing goedgekeurd zoals in het advies nr.01/99 van 11 januari 1999 goedgekeurde oplossing betreffende het ontwerp van koninklijk besluit waarbij aan de Katholieke Universiteit Leuven en aan de « Université catholique de Louvain » mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van een onderzoek met betrekking tot de politieke houdingen en het gedragspatroon van de kiezers, blz. 3.
23 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de openbare vastgoedmaatschappijen gemachtigd worden om zich toegang te verschaffen tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en om het identificatienummer ervan te gebruiken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, eerste lid, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1991, 30 maart 1995 en 31 mei 2001, en tweede lid, a), vervangen bij de wet van 19 juli 1991, en artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 13 maart 1991 houdende coördinatie van de wetten van 28 december 1984 en van 26 juni 1990 betreffende de afschaffing en de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, inzonderheid artikel 9, van toepassing is;
Overwegende dat de ordonnantie van 9 september 1993 houdende de wijziging van de Huisvestingscode voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en betreffende de sector van de sociale huisvesting van toepassing is;
Overwegende dat het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen van toepassing is;
Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 5, vervangen bij de wet van 11 december 1998, die van kracht geworden is op 1 september 2001, toepassing vindt;
Gelet op advies nr. 37/ 2000 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 14 december 2000;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 februari 2001;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op advies 32.116/2 van de Raad van State, gegeven op 24 september 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Rade van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens
Artikel 1.Aan de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de openbare vastgoedmaatschappijen, waarvan de lijst als bijlage bij dit besluit opgenomen is, wordt toegang verleend tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 3°, 5°, 6°, 8° en 9° en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen voor het vervullen van de taken in verband met de bijwerking van de gegevens betreffende de personen die, om welke reden dan ook, een door deze maatschappijen beheerde sociale woning betrekken of die kandidaat-huurder zijn van een woning die door die maatschappijen beheerd wordt, voor de invoering van een voorziening van meervoudige inschrijvingen evenals om het voor de sector van de sociale huisvesting mogelijk te maken over statistische informatie te beschikken over de aanvragen inzake sociale huivesting.
Tot de opeenvolgende wijzigingen die zijn aangebracht in de informatiegegevens bedoeld in het eerste lid kan ten hoogste vijf jaar in de tijd worden teruggegaan vóór de mededeling van die gegevens.
De in het eerste lid bedoelde toegang wordt voorbehouden: 1° aan de Directeur-generaal en de Adjunct-directeur-generaal van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij;2° aan de personeelsleden van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij die wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden daartoe bij name en schriftelijk aangewezen zijn door het Directoraat-generaal van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij;3° aan de beheerders van de openbare vastgoedmaatschappijen;4° aan de personeelsleden van iedere openbare vastgoedmaatschappij die wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden daartoe bij name en door een schriftelijk besluit van de Raad van Bestuur van die maatschappijen aangewezen zijn.
Art. 2.De met toepassing van artikel 1 verkregen informatiegegevens mogen slechts gebruikt worden voor de in het eerste lid van dat artikel vermelde doeleinden. Die informatiegegevens mogen niet meegedeeld worden aan derden.
Worden niet als derden beschouwd voor de toepassing van het eerste lid : 1° de natuurlijke personen waarop die informatiegegevens betrekking hebben, of hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de openbare overheden en instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, voor de informatiegegevens die hun mogen worden meegedeeld krachtens hun aanwijzing en in het kader van de betrekkingen die zij onderhouden, in de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden, met de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de openbare vastgoedmaatschappijen. HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer
Art. 3.Aan de overeenkomstig artikel 1 aangewezen personeelsleden van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en van de openbare vastgoedmaatschappijen, waarvan de lijst opgenomen is als bijlage bij dit besluit, wordt machtiging verleend het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken.
Art. 4.Voor interne doeleinden mag het identificatienummer uitsluitend gebruikt worden als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en de door haar erkende openbare vastgoedmaatschappijen worden bijgehouden voor het vervullen van de in artikel 1, eerste lid, vermelde taken.
Bij extern gebruik mag het identificatienummer enkel gebruikt worden in de betrekkingen die voor het vervullen van de in artikel 1, eerste lid, vermelde taken noodzakelijk zijn, met : - de houder van het identificatienummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger; - de openbare overheden en instellingen die zelf de in artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 bedoelde machtiging hebben verkregen en die optreden in het kader van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.
Dit nummer mag niet vermeld worden op documenten die ter kennis kunnen worden gebracht van derden, andere dan de personen bedoeld in het voorgaande lid.
Art. 5.De lijst van de overeenkomstig artikel 1, derde lid, en 3, aangewezen personen wordt, met vermelding van hun ambt, jaarlijks opgesteld en met dezelfde regelmaat aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toegezonden.
De betrokken personen ondertekenen een verklaring waarin zij zich ertoe verbinden het vertrouwelijke karakter van de informatiegegevens waartoe zij toegang krijgen te bewaren.
Art. 6.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 november 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN ANNEXE / BIJLAGE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 23 november 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN