Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 november 2000
gepubliceerd op 14 april 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen, betreffende de sociale vrede

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000012896
pub.
14/04/2001
prom.
23/11/2000
ELI
eli/besluit/2000/11/23/2000012896/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 NOVEMBER 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen, betreffende de sociale vrede (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen betreffende de sociale vrede.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 november 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1999 Sociale vrede (Overeenkomst geregistreerd op 11 juni 1999 onder het nummer 50957/CO/303.03)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen.

Onder "werknemers" verstaat men : het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendenpersoneel.

Art. 2.In brede zin dient men onder sociale vrede het wederzijds respect te verstaan, dit wil zeggen het respect vanwege zowel de werkgevers als vanwege de werknemers voor de geschreven of stilzwijgende overeenkomsten : - op nationaal vlak; - op regionaal vlak; - op het vlak van de ondernemingen.

Art. 3.Partijen verbinden zich er toe geen eisen meer te stellen met betrekking tot de periode gaande van 1 januari 1999 tot 31 december 2000 over : - de punten die opgenomen zijn in de collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in het Paritair subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen van 23 maart 1999 en 8 april 1999; - de overige punten opgesomd in de eisenbundels van werknemers- en werkgeversorganisaties.

Binnen het raam van het nog beschikbare gedeelte van de loonmarge zoals ze is omschreven in het interprofessioneel akkoord 1999-2000 en de contacten die eventueel reeds in het vooruitzicht zijn gesteld, kunnen de besprekingen op het niveau van de individuele ondernemingen verdergezet of geopend worden.

De partijen komen overeen om, in geval van conflict, de normale overlegprocedure te volgen.

Kwalitatieve en organisatorische elementen andere dan deze voorzien in artikel 3, § 1 en in artikel 4 kunnen steeds het voorwerp uitmaken van een verder gesprek, op alle niveau's.

Art. 4.De partijen verbinden zich er toe de be-sprekingen in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen vanaf de maand mei 1999 verder te zetten in verband met : - de vaststelling van het bedrag van de syndicale premie; - de verbetering van het statuut van syndicale afvaardiging; - de feestdagen voor studenten.

Art. 4.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor een bepaalde duur.

Zij heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2000.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^