gepubliceerd op 07 augustus 2003
Koninklijk besluit houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van bedden zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging
23 JUNI 2003. - Koninklijk besluit houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van bedden zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige vormen van verzorging, inzonderheid op artikel 5, § 4, gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 59 van 22 juli 1982;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 november 2002;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 30 januari 2003;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies 35.044/3 van de Raad van State, gegeven op 6 mei 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° « T-bedden » : bedden in diensten voor neuropsychiatrie voor behandeling van volwassen patiënten;2° « PVT-bedden » : bedden in psychiatrische verzorgingstehuizen;3° « acute bedden » : bedden in diensten voor diagnose en voor heelkundige behandeling (kenletter C), bedden in diensten voor diagnose en geneeskundige behandeling (kenletter D) en bedden in diensten voor geriatrie (kenletter G).
Art. 2.Ziekenhuisbedden die afgeschaft zijn met toepassing van de normen inzake de bezettingsgraden, overeenkomstig artikel 20, § 1, van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, kunnen geen aanleiding geven tot de ingebruikneming van PVT-bedden.
Art. 3.De desaffectatie van 1 T-bed kan aanleiding geven tot de oprichting van 1,48 PVT-bedden.
Deze reconversie mag niet doorgevoerd worden indien de toepassing ervan tot gevolg heeft dat het aanbod van T-bedden daalt beneden 50 % van de voor deze bedden voorziene programmatie.
Art. 4.De desaffectatie van 1 acuut bed kan aanleiding geven tot de oprichting van 2,44 PVT-bedden.
Art. 5.De in de artikelen 2 en 3 bedoelde PVT-bedden mogen in geen geval gevestigd zijn op de campus van een ziekenhuis.
Art. 6.Voor de toepassing van dit besluit dient het engagement tot reconversie te worden aangegaan in het kader van een herstructureringsplan dat ter kennis gebracht wordt van de bevoegde overheid van de betrokken gemeenschap. Een afschrift van het bedoelde plan dient te worden overgemaakt aan de Ministers die respectievelijk de volksgezondheid en de vaststelling van de verpleegdagprijs van de ziekenhuizen onder hun bevoegdheid hebben.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 8.Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 juni 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, J. TAVERNIER De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE