gepubliceerd op 09 januari 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de bevordering tot de graden van hoofdonderofficier bij de rijkswacht
23 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de bevordering tot de graden van hoofdonderofficier bij de rijkswacht
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 2 december 1957 op de rijkswacht, inzonderheid op artikel 70;
Gelet op de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht, inzonderheid op artikel 50, gewijzigd bij de wet van 9 december 1994;
Gelet op de wet van 9 december 1994 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de rijkswacht en het statuut van haar personeel, inzonderheid op artikel 62;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 1978 betreffende de graden en de bevordering van de onderofficieren van het operationeel korps van de rijkswacht, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 april 1996 betreffende de bevordering tot de graad van adjudant bij de rijkswacht, inzonderheid op artikel 11;
Gelet op het protocol nr. 59/1 van 11 augustus 1998 van het onderhandelingscomité van het rijkswachtpersoneel;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 10 augustus 1978 betreffende de graden en de bevordering van de onderofficieren van het operationeel korps van de rijkswacht
Artikel 1.Een artikel 6bis, luidend als volgt, wordt ingevoegd in hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 10 augustus 1978 betreffende de graden en de bevordering van de onderofficieren van het operationeel korps van de rijkswacht, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1998 : «
Artikel 6bis.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet toepasselijk op de bevorderingen tot de graden van hoofdonderofficier, met uitzondering van artikel 11, § 2, 2° en 3°. ». HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 1 april 1996 betreffende de bevordering tot de graad van adjudant bij de rijkswacht
Art. 2.In artikel 9, § 3, van het koninklijk besluit van 1 april 1996 betreffende de bevordering tot de graad van adjudant bij de rijkswacht, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden 1° tot en met 3° vervangen door de volgende bepaling : « 1° de persoonlijkheidskenmerken;2° de professionele bekwaamheden;3° de prestaties;4° het potentieel.»; 2° in het vierde lid, 1°, worden de woorden « "zeer goed", "goed", "voldoende", "onvoldoende" en "slecht" » vervangen door de woorden « "uitstekend", "zeer goed", "goed", "te verbeteren" of "slecht" ». HOOFDSTUK III. - Slot- en overgangsbepalingen
Art. 3.§ 1. Onder voorbehoud van § 2, treden de artikelen 40, 1°, en 41 van de wet van 9 december 1994 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de rijkswacht en het statuut van haar personeel, in werking op dezelfde dag als dit besluit. § 2. De personeelsleden van de rijkswacht die geslaagd zijn voor het maturiteitsexamen onder de gelding van artikel 50 van de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht vóór de wijziging van dat artikel bij de wet van 9 december 1994, worden verder met toepassing van artikel 46 van dezelfde wet, in zijn lezing vóór de inwerkingtreding van dit besluit, naar anciënniteit bevorderd tot de graad van adjudant-chef. Op deze bevorderingen blijven de bepalingen toepasselijk van hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 10 augustus 1978 betreffende de graden en de bevordering van de onderofficieren van het operationeel korps van de rijkswacht en van het ministerieel besluit van 10 augustus 1978 betreffende de bevorderingsprocedure van de onderofficieren van het operationeel korps van de rijkswacht, in hun lezing vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
De in het eerste lid bedoelde anciënniteit bedraagt maximum veertien jaren.
De in het eerste lid bedoelde personeelsleden kunnen evenwel sneller worden bevorderd tot de graad van adjudant-chef indien zij, met toepassing van de artikelen 46 en 46bis van diezelfde wet, zoals gewijzigd, repectievelijk ingevoegd met toepassing van § 1, worden aangewezen voor een ambt van adjudant-chef.
Art. 4.De personeelsleden die met toepassing van het koninklijk besluit van 1 april 1996 betreffende de bevordering tot de graad van adjudant bij de rijkswacht, het brevet van hoofdonderofficier hebben verworven en die, op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, reeds zijn aangewezen voor een commandoambt, worden geacht voor dat ambt op die datum aangewezen te zijn overeenkomstig artikel 46bis van de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht.
Art. 5.De personeelsleden die met toepassing van het koninklijk besluit van 1 april 1996 betreffende de bevordering tot de graad van adjudant bij de rijkswacht, het brevet van hoofdonderofficier hebben verworven en die, op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, reeds zijn aangewezen voor een ander ambt dan een commandoambt, kunnen dat ambt, voor zover dat, op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit, volgens de organieke tabellen overeenstemt met een graad van ten minste adjudant, vanaf de inwerkingtreding van dit besluit in competitie stellen. In het raam van de eerste mutatiecyclus van 1999 kunnen slechts de personeelsleden die met toepassing van het voormelde koninklijk besluit van 1 april 1996 het brevet van hoofdonderofficier hebben verworven vóór de inwerkingtreding van dit besluit, voor een dergelijk ambt kandideren.
Art. 6.De personeelsleden die het brevet van hoofdonderofficier hebben verworven na de inwerkingtreding van dit besluit, mogen slechts voor een ambt van hoofdonderofficier kandideren vanaf de tweede mutatiecyclus 1999.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.
Art. 8.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 december 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE