Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 oktober 1999
gepubliceerd op 22 maart 2000

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 februari 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de arbeiders aan boord van het baggermaterieel

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012724
pub.
22/03/2000
prom.
22/10/1999
ELI
eli/besluit/1999/10/22/1999012724/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 OKTOBER 1999. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 februari 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de arbeiders aan boord van het baggermaterieel (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 maart 1993, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 januari 1995, inzonderheid artikel 3;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 13 februari 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de arbeiders aan boord van het baggermaterieel.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 oktober 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 18 januari 1995, Belgisch Staatsblad van 25 februari 1995.

Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 februari 1997 Vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de arbeiders aan boord van het baggermaterieel (Overeenkomst geregistreerd op 15 september 1997 onder het nummer 44850/CO/124)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst, genomen in uitvoering van artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 maart 1993 gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 januari 1995 (Belgisch Staatsblad van 25 februari 1995), hieronder genoemd "collectieve overeenkomst", regelt de arbeidsvoorwaarden van de arbeiders die tewerkgesteld zijn aan boord van het baggermaterieel, voor welke doeleinden dit ook wordt gebruikt.

Deze overeenkomst regelt eveneens de arbeidsvoorwaarden van de arbeiders die na het aanleggen van de dijken op het stort zijn tewerkgesteld, met uitzondering van de arbeiders die tewerkgesteld zijn aan de voorbereiding van het stort en aan het ophogen van de dijken.

Voor de bij deze aanvullende collectieve arbeidsovereenkomst niet beoogde gevallen geldt de collectieve overeenkomst.

Jeugdige arbeiders beneden 15 jaar mogen niet aan boord van baggermaterieel tewerkgesteld worden.

Art. 2.Het loon van de arbeiders wordt als volgt vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De uitbetaling van deze functietoeslag zal geschieden tot het einde van het tweede kalenderjaar na het jaar waarin de beslissing tot definitieve functievermindering gebeurde. De functietoeslag wordt evenwel niet geïndexeerd ("Z" blijft ongewijzigd !).

Art. 4.Onverminderd de bepalingen van het artikel 24 van de collectieve overeenkomst : - ontvangen de arbeiders die belast zijn met het ontkalken en ontroeten van de ketels, het reinigen van de carters, het reinigen van mazouttanks aan de binnenzijde, het lassen in aanzuig- en afvoerbuizen van baggermolens-zuigers en binnen gesloten pomplichamen, het reinigen van scheepsruimbodems (bilges), een overloon van 25 pct. voor de duur van voormeld werk; - ontvangen de arbeiders die belast zijn met het lassen met slijvaste elektroden in zandpompen die nog aan boord volledig gemonteerd zijn, een overloon van 50 pct. voor de duur van vermeld werk.

Art. 5.De arbeiders van de zuigers, cutters, baggermolens en sleepboten belast met het voorverwarmen der machines (stoom, diesel, turbines of elektrodiesel), het aanwakkeren en afdekken der vuren, ontvangen een vergoeding gelijk aan het uurloon van hun kwalificatie vermenigvuldigd met het aantal uren voor dit werk gepresteerd.

Art. 6.Het personeel tewerkgesteld op stilliggend materieel of op materieel in herstelling, behoudt het loon van zijn categorie.

Art. 7.a) De arbeiders van wacht aan boord ontvangen een vergoeding gelijk aan het aantal wachturen, vermenigvuldigd met het uurloon van de geoefende arbeider, vastgesteld door de collectieve overeenkomst, verhoogd met 5 pct. behalve wanneer de wacht gedaan wordt in stromen, rivieren en kanalen bevaarbaar voor schepen van 650 ton en minder. In dat geval wordt een vergoeding betaald gelijk aan het aantal wachturen, vermenigvuldigd met het uurloon van de ongeschoolde arbeider, vastgesteld in de collectieve overeenkomst.

Wanneer gedurende de wachturen bepaalde taken aan boord worden opgedragen aan een geoefende of geschoolde arbeider van de eerste of van de tweede graad die met de wacht belast is, wordt de hieraan door deze arbeider bestede tijd vergoed tegen het uurloon van zijn kwalificatie. b) In uitzonderlijke gevallen waarin een wacht aan boord overdag en 's nachts moet worden verzekerd, met andere woorden, wanneer het personeel niet werkt ten gevolge van het slecht weder of van tijdelijk stilleggen van het werk, ontvangen de met deze wacht belaste arbeiders een vergoeding gelijk aan het loon van de categorie waartoe ze behoren.

Art. 8.Overnachting aan boord van de in werking zijnde schepen is maar toegelaten op de hopperzuigers, die aan de arbeiders de normale verblijfsvoorwaarden waarborgen.

Hieruit volgt dat de elders vermelde betalingsvoorwaarden integraal van toepassing zijn, en dit zonder speciale verhogingen.

Art. 9.In geval de arbeiders niet dagelijks huiswaarts keren, zijn de werkgevers verplicht de bestaande voorschriften toe te passen en te eerbiedigen en een matras, lakens en dekens te bezorgen aan elke arbeider die aan boord slaapt. De lakens zullen elke week ververst worden.

Voor de arbeiders die buiten tewerkgesteld zijn, zijn de werkgevers verplicht zowel arbeidskledij als regenkledij te verstrekken, regenkledij die terzelfdertijd voldoende bescherming tegen koude moet bieden.

Het vaststellen van het type van deze tegen koude beschermende regenkledij wordt geregeld op het vlak van de onderneming in overleg met de syndicale afvaardiging.

Art. 10.De arbeidsduurverdeling is vastgesteld en wordt gespreid over de eerste vijf dagen van de week, met uitzondering voor de baggerwerken die onderhevig zijn aan de invloed van de getijen.

Nochtans, voor de baggerwerken in ploegverband, mag er de zaterdag tot zes uur gewerkt worden en in dit geval wordt het oorspronkelijk weekloon gewaarborgd.

Art. 11.Het werk gedurende een wettelijk betaalde feestdag geeft recht op dubbel loon en op een compensatieverlofdag welke tegen het normaal loon wordt betaald.

Art. 12.Deze aanvullende collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een onbepaalde duur en heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997.

Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1980, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden der werklieden aan boord van het baggermaterieel, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 19 september 1980 (Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1980).

Zij is onderworpen aan dezelfde opzeggingsmodaliteiten als de in artikel 1 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst van 18 maart 1993.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 oktober 1999.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^