gepubliceerd op 08 juni 2005
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen
22 MEI 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, inzonderheid op artikel 14;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 maart 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 22 april 2005;
Gelet op het advies nr. 38.365/3 van de Raad van State, gegeven op 2 mei 2005 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat artikel 175 van de programmawet van 24 december 2004 artikel 7bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen heeft gewijzigd en dat deze wijziging tot gevolg heeft dat de personen bedoeld in dat artikel 7bis vanaf 1 juli 2005 aan het volledig sociaal statuut der zelfstandigen worden onderworpen daar waar deze verplichte onderwerping oorspronkelijk slechts voorzien was voor 1 januari 2006;
Overwegende dat deze vervroeging tot gevolg heeft dat onderhavig besluit zo snel mogelijk dient in werking te treden aangezien dit besluit juist tot doel heeft de verplichte volledige onderwerping aan het sociaal statuut der zelfstandigen, en meer bepaald op het vlak van pensioen, voor bepaalde meewerkende echtgenoten toch nog nuttig te maken;
Overwegende dat de bevoegde instanties over de nodige tijd dienen te beschikken om hun werking aan dit nieuw besluit aan te passen opdat zij op datum van de inwerkingtreding van de verplichte volledige onderwerping volledig zouden zijn voorbereid;
Overwegende dat reeds zeer binnenkort beslisssingen inzake pensioenen dienen te worden genomen waarbij reeds rekening zou dienen te worden gehouden met in toepassing van de bepalingen van dit besluit gelijkgestelde perioden, en dat bedoelde perioden niet mogen in rekening worden gebracht voor de berekening van het pensioen ten vroegste vanaf de 1e van de maand die volgt op de betaling van de verschuldigde bijdrage;
Op de voordracht van Onze Minister van Middenstand en van Onze Minister van Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 36 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, opgeheven bij koninklijk besluit van 20 september 1984, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 36.§ 1. Wordt gelijkgesteld met een periode van bezigheid : 1° een periode van maximum twee jaar, gelegen vóór 1 januari 2003, waarin de belanghebbende gehuwd was met een zelfstandige bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit nr.38 en waarin de belanghebbende vrijwillig onderworpen was aan de verplichte regeling voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, sectoren der uitkerings- en moederschapverzekering, ten voordele van de zelfstandigen; 2° een periode van maximum twee jaar, gelegen vóór 1 januari 2003, waarin de belanghebbende gehuwd was met een zelfstandige bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit nr.38 en waarin de belanghebbende geen eigen rechten heeft geopend in een verplichte regeling voor pensioenen, kinderbijslag en ziekte- en invaliditeitsverzekering uit hoofde van een eigen beroepsactiviteit of het genot van een uitkering in het kader van het sociale zekerheidsstelsel; 3° een periode, gelegen vóór 1 januari 2003, waarin de belanghebbende gehuwd was met een zelfstandige bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit nr.38 en waarin de belanghebbende geen eigen rechten heeft geopend in een verplichte regeling voor pensioenen, kinderbijslag en ziekte- en invaliditeitsverzekering uit hoofde van een eigen beroepsactiviteit of het genot van een uitkering in het kader van het sociale zekerheidsstelsel. § 2. De in § 1, 1°, bedoelde gelijkstelling kan slechts worden toegekend indien wordt aangetoond dat de belanghebbende gedurende de periode waarvoor de gelijkstelling gevraagd wordt, vrijwillig aangesloten was bij een sociale verzekeringskas om zich te verzekeren tegen ziekte en invaliditeit, sectoren der uitkerings- en moederschapsverzekering.
De in § 1, 1°, bedoelde gelijkstelling kan niet worden toegekend voor het jaar waarin de door de belanghebbende verschuldigde sociale bijdragen, eventuele verhogingen en kosten inbegrepen, niet werden betaald. § 3. De in § 1, 2° en 3°, beoogde gelijkstellingen kunnen slechts worden toegekend wanneer de belanghebbende aantoont gedurende datzelfde jaar ook effectief actief geweest te zijn als helper van de echtgenoot-zelfstandige.
Dit bewijs kan worden geleverd aan de hand van de volgende middelen : 1. de toekenning voor datzelfde jaar van een meewerkinkomen overeenkomstig artikel 86 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen;2. geschriften en documenten die tijdens dat jaar werden opgemaakt;3. getuigenbewijs. De in § 1, 1° en 2°, beoogde gelijkstellingen kunnen echter niet worden toegekend voor een jaar waarvoor de geholpen zelfstandige niet alle bijdragen bedoeld in artikel 15, § 1, van het koninklijk besluit nr. 72 heeft betaald. § 4. De gelijkstellingen beoogd bij § 1 kunnen slechts worden toegekend indien de belanghebbende geboren is vóór 1 december 1970, en voorzover hij geen loopbaan kan rechtvaardigen, hetzij uitsluitend in het stelsel der zelfstandigen, hetzij in het geheel van het stelsel der zelfstandigen en dat van de loontrekkenden, hetzij in een ander pensioenstelsel gevestigd door of krachtens een wet, een provinciaal reglement of door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, gesitueerd vóór 15 januari van het jaar tijdens hetwelk hij de leeftijd bereikt geregeld door de artikelen 3 en 16 van het koninklijk besluit van 30 januari 1997, die twee derden overschrijdt van een beroepsloopbaan aangevuld na toepassing van § 1.
Voor de belanghebbenden geboren vóór 1 januari 1956 kunnen de in § 1 beoogde gelijkstellingen bovendien slechts worden toegekend wanneer deze belanghebbenden voor een periode na 31 december 2002 geopteerd hebben voor de vrijwillige onderwerping aan de sectoren gezinsbijslag, ziekte- en invaliditeitsverzekering en rust- en overlevingspensioen ten voordele van de zelfstandigen. § 5. De in § 1 beoogde gelijkstellingen kunnen slechts worden toegekend zo de belanghebbende daartoe een aanvraag indient en zo hij voor het jaar dat in aanmerking komt voor de gelijkstelling een bijdrage betaalt.
De berekeningswijze van deze bijdrage wordt door Ons vastgesteld. § 6. De belanghebbende dient de in de vorige paragraaf bedoelde bijdrage te betalen, hetzij door middel van een eenmalige betaling binnen de maand die volgt op de betekening van de beslissing van het Rijksinstituut, hetzij volgens een door dit Rijksinstituut opgesteld aflossingsplan. Bij het vaststellen van dit plan wordt rekening gehouden met een enkelvoudige intrest van 6,5 pct. per jaar. § 7. De in § 1 bedoelde gelijkstellingen kunnen slechts worden toegekend in het geval dat het totaal bedrag van de beroepsinkomsten van de geholpen zelfstandige en van de meewerkende echtgenoot, zoals beoogd in artikel 11, § 2, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 38, medegedeeld door de Administratie der Directe Belastingen overeenkomstig artikel 11, § 2, zesde lid, van het koninklijk besluit nr. 38 en die als basis dienen voor de berekening van de sociale bijdragen voor het jaar gedurende hetwelk de in toepassing van § 5 van dit besluit bedoelde aanvraag tot gelijkstelling wordt ingediend, aangepast volgens de schommelingen van het indexcijfer aan de consumptieprijzen, 15.000 euro niet overstijgt.
De toepassingsmodaliteiten van de vorige alinea, worden door Ons bepaald.
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking vanaf de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad en houdt op uitwerking te hebben op 31 december 2009.
Art. 3.Onze Minister van Middenstand en Onze Minister van Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, op 22 mei 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK