gepubliceerd op 07 augustus 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 september 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels, betreffende de bestaanszekerheid van de werklieden en werksters
22 MAART 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 september 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels, betreffende de bestaanszekerheid van de werklieden en werksters (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 8 september 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels, betreffende de bestaanszekerheid van de werklieden en werksters.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 maart 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 september 2005 Bestaanszekerheid van de werklieden en werksters (Overeenkomst geregistreerd op 18 november 2005 onder het nummer 77053/CO/128.06) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werklieden en werksters, evenals op de huisarbeiders en -arbeidsters, die zijn tewerkgesteld in de ondernemingen van de orthopedische schoeiselindustrie.
Zij is evenwel niet van toepassing op de werklieden en werksters die zijn verbonden door een arbeidsovereenkomst op proef of voor een bepaalde duur die geen zes maanden te boven gaat of door een arbeidsovereenkomst ter vervanging, bijvoorbeeld, van een zieke werkman of werkster of van een onder de wapens zijnde werkman. HOOFDSTUK II. - Vergoedingen voor bestaanszekerheid
Art. 2.De werkgevers verbinden zich ertoe alle maatregelen te treffen om, zoveel mogelijk, werkloosheid te vermijden.
Art. 3.Wanneer het niet mogelijk is werkloosheid te vermijden, voeren de werkgevers een regeling van werkloosheid met beurtwisseling in (per groep).
Art. 4.De werkloos gestelde werklieden en werksters hebben recht op een bestaanszekerheidsvergoeding per dag werkloosheid.
Deze is nochtans niet verschuldigd wanneer de werkloosheid aan de werkman of werkster of aan een geval van overmacht is te wijten.
Art. 5.Het dagelijks bedrag van deze bestaanszekerheidsvergoeding wordt vastgesteld op 12,0135 EUR per dag vanaf 1 april 2005 (index inbegrepen).
Art. 6.De in artikel 5 vastgestelde vergoedingen dienen door de werkgever te worden betaald.
Art. 7.Individueel beschikt iedere werkman over 75 kredietdagen per kalenderjaar. Nochtans wordt per jaar en per onderneming een "pool" van kredietdagen gevormd door het aantal werklieden op 1 januari te vermenigvuldigen met 75. Deze "pool" kan uitgeput worden door de werklieden die meer dan 75 dagen per kalenderjaar tijdelijk werkloos zijn. Het saldo van de kredietdagen wordt niet overgedragen naar een volgend kalenderjaar.
Art. 8.Voor de werkman en werkster die in dienst zijn getreden bij een werkgever in de loop van de in artikel 7 vermelde referentieperiode, zijn de bestaanszekerheidsvergoedingen verschuldigd ten belope van het aantal dagen werkloosheid in verhouding tot het aantal volledige maanden tewerkstelling bij deze werkgever in de loop van de referentieperiode.
Art. 9.De vergoedingen voor bestaanszekerheid worden betaald, op de in de onderneming van kracht zijnde gebruikelijke betaaldag, op voorlegging van de stempelkaart van de werkloos gestelde werkman of werkster. HOOFDSTUK III. - Ontslag in geval van voortdurende werkloosheid
Art. 10.De werkgevers verbinden zich ertoe zoveel mogelijk het ontslag te vermijden.
Art. 11.Wanneer blijkt dat er in een groep voortdurende werkloosheid heerst, wat erop wijst dat in die groep te veel arbeidskrachten zijn en voor zover de werkgever ze niet in een andere groep kan tewerkstellen, mogen de overtollige werklieden en werksters worden ontslagen.
Alvorens tot deze ontslagen over te gaan, laat de werkgever dit aan de ondernemingsraad weten of, bij ontstentenis ervan, aan de syndicale afvaardiging of, wanneer er geen bestaat, aan de afgevaardigden van de representatieve werknemersorganisaties.
Er wordt in principe rekening gehouden met de verschillende sociale en economische factoren zoals de leeftijd van de werklieden en werksters, hun diensttijd, hun technische bekwaamheid.
Gedurende de in artikel 7 beoogde periode en tijdens de opzeggingstermijnen mogen geen werklieden en werksters worden in dienst genomen om de opgezegde werklieden of werksters of degenen die aan de beurtwisseling deelnemen te vervangen.
Art. 12.Na het verstrijken van de wettelijke opzeggingstermijn betekend door de werkgever, hebben de ontslagen werkman en werkster, als afscheidsvergoeding, recht op vergoedingen voor bestaanszekerheid waarvan het bedrag is bepaald bij artikel 5 en dit voor een aantal gecontroleerde werkloosheidsdagen, waarvan de duur is vastgesteld volgens het aantal jaren ononderbroken dienst in de onderneming, zijnde : - vijftig dagen voor een dienstanciënniteit van één tot en met vijf jaar; - vijfenzeventig dagen voor een dienstanciënniteit van zes tot en met tien jaar; - drie dagen voor elk jaar dienst boven het tiende.
De vergoedingen zijn nochtans enkel verschuldigd voor de dagen waarover de werkman of werkster bewijzen dat zij volledig werkloos waren en die gelegen zijn in een periode van drie of van zes maanden naargelang de werkman of werkster minder of meer dan vijf jaar dienst tellen. Deze dagen kunnen al dan niet door werkperioden gescheiden zijn.
Nochtans moet bij het verstrijken van de wettelijke opzeggingstermijn, de afscheidsvergoeding, zoals bepaald in het eerste lid van dit artikel, volledig en onmiddellijk worden uitbetaald aan de werklieden en werksters die tenminste 5 jaar dienst tellen in de onderneming, zonder rekening te houden met het aantal dagen dat deze werklieden en werksters na hun ontslag werkloos zijn gebleven.
Art. 13.De ontslagen werkman en werkster met minder dan één jaar ononderbroken dienst in de onderneming hebben geen recht op de vergoedingen voorzien in artikel 12.
Art. 14.Wanneer het de werkgever niet mogelijk is een werkman of werkster in hun oorspronkelijke groep tewerk te stellen, mag hij ze hun overplaatsing naar een andere groep voorstellen met behoud van hun loon gedurende zes maanden, waarna enkel het bedongen loon van de nieuwe functie is verschuldigd. Ingeval dergelijke overplaatsing wordt geweigerd, mag de betrokken werkman of werkster worden ontslagen met inachtneming van enkel de wettelijke opzeggingstermijn.
Art. 15.Het ontslag van een werkman of werkster dat wegens dringende redenen is gerechtvaardigd valt niet onder de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK IV. - Ontslag om medische redenen
Art. 16.De vergoeding voor bestaanszekerheid voorzien in artikel 12, wordt ook uitbetaald bij ontslag om medische redenen. HOOFDSTUK V. - Huisarbeiders
Art. 17.De huisarbeiders en -arbeidsters hebben recht op de vergoedingen voor bestaanszekerheid voorzien in de artikelen 5 tot 12 op voorwaarde dat zij regelmatige huisarbeiders zijn.
Art. 18.Onder "regelmatige huisarbeider" wordt verstaan : een huisarbeider die, tijdens de betrokken toepassingsperiode, een loon verdiende, de vergoeding voor het gebruik van zijn eigen machine of zijn eigen materiaal en de vergoeding voor de levering van bijhorigheden niet inbegrepen, dat tenminste gelijk is aan 90 pct. van het referentieloon van een fabrieksarbeider, tewerkgesteld in dezelfde klasse van functies als de betrokkene.
Het hierboven beoogde referentieloon wordt vastgesteld door het overeengekomen minimumuurloon te vermenigvuldigen met het aantal uren (werkdagen x 8) gebeurlijk verminderd met het aantal verloren uren (werkdagen x 8) wegens ziekte, bevalling, legerdienst, betaalde vakantie, ongeval van betrokkene, evenals met zijn gecontroleerde werkloosheidsdagen voor de betrokken periode. HOOFDSTUK VI. - Algemene bepalingen
Art. 19.Indien een wet of een interprofessionele nationale collectieve arbeidsovereenkomst algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit, houdende instelling van een stelsel van bestaanszekerheid van dezelfde aard als deze van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, in werking treedt gedurende de geldigheidsperiode van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt zij ambtshalve door de nieuwe wettelijke of reglementaire bepalingen vervangen.
Nochtans blijven de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, die voor de werklieden en werksters gunstiger zijn, van toepassing.
In geen geval zal de last, voorkomend uit de samenvoeging van de voordelen, toegekend door deze collectieve arbeidsovereenkomst en door de nieuwe wet, deze voorzien in deze collectieve arbeidsovereenkomst mogen te boven gaan.
Art. 20.De bestaanszekerheidsvergoedingen bepaald bij de artikelen 5 en 12 zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de formule die van toepassing is op de lonen.
Art. 21.In geval van betwisting nopens de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, kan de werkgever het geval onderzoeken met de ondernemingsraad, of, bij ontstentenis ervan, met de vakbondsafvaardiging, of, wanneer deze laatste niet bestaat, met de afgevaardigden van de representatieve werknemersorganisaties. HOOFDSTUK VII. - Feestdagen
Art. 22.Wanneer een feestdag op een gewone werkloosheidsdag valt en mits de normale voorwaarden van geregelde aanwezigheid zijn vervuld, is de dagelijkse bestaanszekerheidsvergoeding binnen de perken van deze collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigd. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 23.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2005 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan worden opgezegd door één van de partijen met een opzeggingstermijn van drie maanden, mits voorafgaandelijk overleg met de betrokken partijen, bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels.
De opzeggingstermijn begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt gestuurd. De opzeggingstermijn mag evenwel ten vroegste een aanvang nemen op 1 oktober 2006.
Art. 24.De ondertekenende partijen verbinden zich ertoe de sociale vrede tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst te waarborgen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 maart 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN