gepubliceerd op 18 mei 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 maart 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de banken, tot oprichting van een paritaire werkgroep voor de tewerkstelling in de banksector
22 MAART 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 maart 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de banken, tot oprichting van een paritaire werkgroep voor de tewerkstelling in de banksector (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de banken;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 19 maart 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de banken, tot oprichting van een paritaire werkgroep voor de tewerkstelling in de banksector.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 maart 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de banken Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 maart 2002 Oprichting van een paritair werkgroep voor de tewerkstelling in de banksector (Overeenkomst geregistreerd op 7 mei 2004 onder het nummer 71071/CO/310)
Artikel 1.Binnen het Paritair Comité voor de banken wordt een paritaire werkgroep voor de tewerkstelling in de banksector, in het kort "werkgroep tewerkstelling", opgericht.
De leden van de werkgroep tewerkstelling worden aangeduid door het paritair comité. De werkgroep tewerkstelling brengt verslag uit aan het paritair comité.
Art. 2.De informatie die krachtens de artikelen 3, 5, 6, 7 en 8 aan de werkgroep tewerkstelling verstrekt moet worden, wordt gericht aan de voorzitter van het paritair comité die de informatie overmaakt aan de leden van de werkgroep tewerkstelling en/of de werkgroep samenroept.
Art. 3.De werkgroep tewerkstelling beschikt jaarlijks over een geglobaliseerde informatie ten einde de evolutie van de tewerkstelling in de sector te evalueren.
Tijdens de jaarlijkse bespreking van deze gegevens, zal de werkgroep tewerkstelling tevens worden ingelicht over de oprichting, de vestiging van nieuwe banken of de stopzetting van activiteiten van banken.
Art. 4.De werkgroep tewerkstelling heeft tot opdracht om het even welke studie of analyse omtrent de toestand van de tewerkstelling, dit zowel wat betreft de kwalitatieve als de kwantitatieve aspecten, en de wijzigingen aan deze toestand uit te werken.
Zijn werkzaamheden zullen tevens betrekking hebben op de wijzigingen in de activiteiten van de banksector en de eventuele gevolgen hiervan op de tewerkstelling.
Art. 5.In het geval van collectief ontslag zal de bank de werkgroep tewerkstelling inlichten op hetzelfde ogenblik dat zij de hiervoor bevoegde wettelijke instanties moet inlichten. Onder "collectief ontslag" moet men het "ontslag" verstaan dat 10 pct. van het personeelsbestand aanbelangt over een periode van twee maanden.
In geval van collectief ontslag zonder inachtneming van deze verplichting, is de werkgever verplicht, aan de werknemers met contracten van onbepaalde duur een forfaitaire vergoeding te betalen gelijk aan het lopend loon van drie maanden, onverminderd de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Deze vergoeding is niet cumuleerbaar met de vergoedingen bepaald in de artikelen 16 tot 18 van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden of met de vergoeding die is verschuldigd in geval van ontslag van een vakbondsafgevaardigde.
Art. 6.Indien een bank besluit een bepaalde soort bedrijvigheid stop te zetten of een gedeelte of gans haar agentschappennet op te heffen, brengt zij de werkgroep tewerkstelling op de hoogte.
Daarenboven zal de werkgroep tewerkstelling ingelicht worden over iedere fundamentele herstructurering in de bank die een weerslag kan hebben op het niveau van de tewerkstelling.
Art. 7.Indien, in het raam van artikel 6, de bank overgaat tot overplaatsing van een aantal werknemers naar een andere onderneming, met het gevolg dat afdankingen kunnen plaatshebben, en indien deze overplaatsingen op bezwaren stuiten vanwege de werknemers dan licht de onderneming de werkgroep tewerkstelling daarover in.
Art. 8.In geval van fusie, splitsing, opslorping of overname van een andere bank of een type van activiteiten, brengt elke bank (die voor of na de feiten minstens 50 werknemers tewerkstelt) onmiddellijk de werkgroep tewerkstelling op de hoogte : - van de omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot de fusie, de opslorping of de overname van een type van activiteiten; - van de economische en financiële streefdoelen; - van de gevolgen op het vlak van de werkgelegenheid; - van de mogelijke gevolgen inzake de arbeidsvoorwaarden en -modaliteiten.
In de hypothese van voorgaande alinea zal de bank dezelfde informatie verstrekken aan de ondernemingsraad, of bij ontstentenis, aan de vakbondsafvaardiging.
De bank zal, in de mate van het mogelijke, verdere ontslagen vermijden door opleiding en bijscholing aan te moedigen, teneinde overplaatsingen mogelijk te maken.
In dit kader verbinden de sociale partners zich ertoe om samen naar eventuele oplossingen en sociale begeleidingsmaatregelen te zoeken in het kader van een overleg binnen het betrokken bedrijf.
De oplossingen en de begeleidingsmaatregelen die overwogen worden, kunnen bijvoorbeeld bestaan uit : - een aanwervingsstop van nieuw personeel gedurende 6 maanden voor de functies die geraakt worden door de beperkingsmaatregelen in de betrokken diensten; - een beperking van de aanwervingen voor de niet-geraakte diensten, door de natuurlijke vertrekken te compenseren door overplaatsingen van een dienst naar een andere; - de invoering van de herklasseringsplannen in de onderneming begeleid van opleidings- en omscholingsplannen die het personeel met de vereiste vaardigheden toelaten om van een dienst naar een andere over te stappen; - de onderhandeling van een mechanisme van vervroegde vertrekken; - het in aanmerking nemen van de mogelijkheden tot behoud van lokale tewerkstelling.
Teneinde deze informatie te leveren en de werknemers de mogelijkheid te bieden zich over hun rechten te informeren, zal de werkgever in een periode voorzien waarin geen ontslagen zullen gegeven worden ten opzichte van de werknemers die door de fusie, splitsing, opslorping of overname worden gevat. Dit alles zonder afbreuk te doen aan het algemeen ontslagrecht van de werkgevers en onder voorbehoud van een eventueel ontslag om dringende reden of om redenen die geen betrekking hebben op de fusie, splitsing, opslorping of overname; ontslag dat steeds betekend kan worden tijdens deze termijn. De termijn zal negentig kalenderdagen duren en een aanvang nemen op de dag dat de informatie zal gegeven worden aan de ondernemingsraad, bij gebreke daaraan de vakbondsafvaardiging, bij gebreke daaraan het personeel.
Hij zal kunnen ingekort worden in akkoord met de vakbondsafvaardiging.
Indien in de onderneming geen vakbondsafvaardiging aanwezig is, geldt in elk geval de termijn van negentig kalenderdagen.
Elk ontslag dat door de werkgever tijdens de genoemde termijn van negentig kalenderdagen wordt betekend zonder naleving van de bepalingen vervat in de vorige alinea, geeft aan het betrokken personeelslid met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en met minstens een jaar anciënniteit het recht op betaling door de werkgever van een forfaitaire schadevergoeding.
Deze forfaitaire vergoeding is gelijk aan het lopend loon van drie maanden, onverminderd de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Deze vergoeding is niet cumuleerbaar met de vergoedingen bepaald in de artikelen 16 tot 18 van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden, de vergoeding verschuldigd in geval van ontslag van een vakbondsafgevaardigde of een preventieadviseur, of enig andere vergoeding of schadeloosstelling die op bedrijfsniveau bij individuele collectieve overeenkomst aan de betrokken werknemers zou worden toegekend.
Art. 9.In de door de artikelen 5, 6, 7 en 8 behandelde hypothesen kan de werkgroep tewerkstelling aan het paritair comité alle maatregelen voorstellen met het oog op het beveiligen van de tewerkstelling van met afdanking bedreigde werknemers.
De werkgroep tewerkstelling zal er meer bepaald over waken dat aan deze werknemers een reclasseringsmogelijkheid in de sector of een voorrang bij aanwerving of wederaanwerving wordt verleend.
De werkgroep tewerkstelling kan verder : - herscholingsmogelijkheden suggereren; - andere initiatieven aanmoedigen tot wederaanpassing van mindervaliden.
Een paritaire werkgroep wordt belast met de opvolging van de reclasseringsmogelijkheden.
Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers van de ondernemingen die tot de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de banken behoren en heeft uitwerking met ingang van 28 december 2001.
Zij is gesloten voor onbepaalde tijd en kan opgezegd worden door een van de partijen, mits naleving van een opzeggingstermijn van drie maanden.
Deze opzegging wordt gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de banken bij een ter post aangetekende brief.
De collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1997 betreffende het paritair subcomité voor de tewerkstelling in de banksector wordt opgeheven.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 maart 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN