Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 juni 2003
gepubliceerd op 26 september 2003

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, betreffende de oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid "Aanvullende Pensioenkas" genaamd, en tot vaststelling van zijn statuten

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003012516
pub.
26/09/2003
prom.
22/06/2003
ELI
eli/besluit/2003/06/22/2003012516/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 JUNI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, betreffende de oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid "Aanvullende Pensioenkas" genaamd, en tot vaststelling van zijn statuten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, betreffende de oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid "Aanvullende Pensioenkas" genaamd, en tot vaststelling van zijn statuten.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 juni 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001 Oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid "Aanvullende Pensioenkas" genaamd, en tot vaststelling van zijn statuten (Overeenkomst geregistreerd op 18 april 2002 onder het nummer 62120/CO/130) HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, doel, duur

Artikel 1.In toepassing van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, (Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958) wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht, genaamd "Aanvullende Pensioenkas".

Art. 2.De zetel van het fonds is gevestigd te Brussel of in de Brusselse agglomeratie.

Art. 3.Het fonds heeft tot doel : 1° een aanvullend pensioen toe te kennen;2° de voor de werking van het fonds nodige bedragen te innen, die vastgesteld worden bij beslissing van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, die bij koninklijk besluit algemeen verbindend wordt verklaard;3° de uitkering van bovenvermelde voordelen;4° de bijdragen te innen noodzakelijk voor de financiering van het brugpensioen zoals dit werd vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 maart 1985 ter bevordering van de werkgelegenheid;5° aan de betrokken werkgevers de in voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 4 maart 1985 vastgestelde vergoeding van brugpensioen terug te betalen.

Art. 4.Het fonds wordt voor onbepaalde duur opgericht. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 5.De statuten zijn van toepassing op : - de werkgevers die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf; - de werknemers en werkneemsters, hierna werknemers genoemd, die door deze werkgevers werden tewerkgesteld en die één of meer functies uitgeoefend hebben zoals vastgesteld door de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 1980 algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 januari 1981 (Belgisch Staatsblad van 24 maart 1981) en door de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 1995, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden in de Belgische dagbladen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 juni 1997 (Belgisch Staatsblad van 1 januari 1998). HOOFDSTUK III. - Beheer

Art. 6.Het fonds wordt beheerd door een raad van beheer paritair samengesteld uit werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers.

Deze raad bestaat uit acht effectieve leden, vier werkgeversvertegenwoordigers, onder wie één vertegenwoordiger van de dagbladondernemingen, en vier werknemersvertegenwoordigers.

De raad van beheer wordt aangevuld door acht plaatsvervangende leden die onder dezelfde voorwaarden en voor dezelfde termijnen als de effectieve leden, zullen aangewezen worden.

Bij verhindering worden de effectieve leden door de plaatsvervangende leden vervangen. Deze oefenen dezelfde bevoegdheden uit.

Het paritair comité wijst onder zijn effectieve en plaatsvervangende leden de effectieve en plaatsvervangende leden van de raad van beheer van het fonds aan.

Hun mandaat verstrijkt terzelfder tijd als hun mandaat als lid van het paritair comité. De leden van de raad van beheer blijven evenwel in functie tot dat het paritair comité tot de vernieuwing van de raad van beheer overgaat.

Bij overlijden of ontslag van een beheerder, voorziet het paritair comité in zijn vervanging door een lid van het paritair comité aan te wijzen dat tot dezelfde groep als de overleden of uittredende beheerder behoort.

Art. 7.De raad van beheer wijst een voorzitter aan, behorend tot de vertegenwoordiging van de werkgevers.

De raad van beheer wijst op voordracht van de vertegenwoordiging van de werkgevers een secretaris aan.

Deze wordt belast met het dagelijks beheer van het fonds. De secretaris is niet noodzakelijk lid van de raad van beheer.

Art. 8.De raad van beheer wordt bijeengeroepen door de voorzitter.

Bij afwezigheid van de voorzitter wordt de raad bijeengeroepen door de secretaris en voorgezeten door het oudst benoemd lid van de vertegenwoordiging van de werkgevers.

De voorzitter is gehouden de raad minstens om het kwartaal bijeen te roepen en binnen de acht dagen, indien twee leden van de raad van beheer er om verzoeken.

De agenda wordt in de oproepingen vermeld.

De notulen van de vergaderingen worden door de secretaris opgemaakt en binnen de 30 dagen aan de beheerders toegestuurd. De uittreksels van deze notulen worden door de voorzitter of door 2 beheerders ondertekend.

De beslissingen worden slechts geldig indien zij de stem van twee leden van elke representatieve groep krijgen en op voorwaarde dat het ter stemming gebracht punt vermeld werd op de agenda van de vergadering.

Art. 9.De raad van beheer heeft de meest uitgebreide bevoegdheden om het fonds te beheren en om zijn doel te verwezenlijken, behoudens die welke bij de wet en deze statuten aan het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf voorbehouden zijn.

Voor handelingen andere dan die waarvoor de raad bijzondere volmachten heeft verleend, volstaan de gezamenlijke handtekeningen van twee beheerders (één vertegenwoordiger van de werknemers en één vertegenwoordiger van de werkgevers).

Art. 10.De raad van beheer kan bijzondere schikkingen treffen voor de inkomsten, andere dan deze bedoeld in artikel 12 van deze statuten.

Art. 11.De beheerders van het fonds gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan inzake de verbintenissen van het fonds. Hun aansprakelijkheid blijft beperkt tot de uitvoering van hun mandaat.

Hun mandaat wordt niet bezoldigd. HOOFDSTUK IV. - Financiering

Art. 12.Om de financiering van de voorziene voordelen, vermeld in artikel 3 te verzekeren, beschikt het Ffnds over de bijdragen verschuldigd door de in artikel 5 bedoelde werkgevers, alsook over de inkomsten van de geplaatste middelen.

Bovendien kan de raad van beheer beslissen om rechtstreeks de noodzakelijke bijdragen te innen voor de toekenning van het in artikel 3, 1° vermeld voordeel ten gunste van bedienden die een functie uitoefenen voorzien in artikel 5. Daartoe dienen de werkgevers een ondernemings-collectieve arbeidsovereenkomst af te sluiten en deze mede te delen aan de voorzitter van de Aanvullende Pensioenkas.

Art. 13.Vanaf 1 januari 2000 wordt de patronale bijdrage als volgt vastgesteld : - voor de ondernemingen met 10 werknemers en meer : 2,23 pct. van de brutolonen, waarvan 0,38 pct. bestemd zijn voor de financiering van het aanvullend pensioen; - voor de ondernemingen met minder dan 10 werknemers : 1,58 pct. van de brutolonen, waarvan 0,38 pct. bestemd zijn voor de financiering van het aanvullend pensioen.

Vanaf 1 juli 2000 wordt de patronale bijdrage als volgt vastgesteld : - voor de ondernemingen met 10 werknemers en meer : 2,26 pct. van de brutolonen, waarvan 0,41 pct. bestemd zijn voor de financiering van het aanvullend pensioen; - voor de ondernemingen met minder dan 10 werknemers : 1,61 pct. van de brutolonen, waarvan 0,41 pct. bestemd zijn voor de financiering van het aanvullend pensioen.

Vanaf 1 januari 2001 wordt de patronale bijdrage als volgt vastgesteld : - voor de ondernemingen met 10 werknemers en meer : 1,63 pct. van de brutolonen, waarvan 0,38 pct. bestemd zijn voor de financiering van het aanvullend pensioen; - voor de ondernemingen met minder dan 10 werknemers : 0,98 pct. van de brutolonen, waarvan 0,38 pct. bestemd zijn voor de financiering van het aanvullend pensioen.

Art. 14.De bijdragen worden geïnd door toedoen van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, volgens de aan dit organisme opgelegde regelen voor de inning en de invordering alsook voor de berekening van de bijslagen en van de interesten.

De bedragen te betalen door de in artikel 12, 2e alinea bepaalde werkgevers, worden rechtstreeks geïnd door het fonds.

Art. 15.De raad van beheer bepaalt elk jaar het deel van de ontvangsten dat mag worden aangewend om de beheerskosten van het fonds te dekken.

De raad bepaalt wat als beheerskosten mag worden aangerekend.

Deze omvatten inzonderheid : 1. de kosten van inning en invordering der bijdragen;2. de kosten van uitkering der prestaties;3. de kosten van de bij artikel 13 van de wet van 7 januari 1958 ingestelde controle.

Art. 16.Onverminderd de toepassing van artikel 14 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, kan het bedrag van de bijdragen elk jaar worden herzien door het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, om aan de behoeften van het fonds te beantwoorden.

Zo het bedrag van de toegekende pensioenuitkeringen, verhoogd met de kosten op het einde van een jaar lager is dan het bedrag van de gestorte bijdragen, wordt het overschot als reserve aangelegd. HOOFDSTUK V. - Gerechtigden op een uitkering van een aanvullende pensioenvergoeding

Art. 17.Opening van het recht : Hebben recht op een aanvullende pensioenvergoeding, de werknemers die : - het bewijs kunnen leveren dat zij gedurende minimum tien jaren door een arbeidsovereenkomst zijn verbonden geweest bij een of meerdere werkgevers die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, en - voor dewelke bijdragen werden betaald bij de aanvullende pensioenkas gedurende deze tien jaren onder arbeidsovereenkomst, en - die een wettelijk pensioen als werknemer genieten.

Art. 18.Berekening van het bedrag van de uitkering : Het bedrag van de aanvullende pensioenuitkering wordt berekend prorata het aantal jaren onder arbeidsovereenkomst in de sector en voor dewelke een bijdrage werd betaald bij de Aanvullende Pensioenkas, op basis van een volledige loopbaan gelijk aan 40 jaren.

Om het bedrag van de uitkering te bepalen, worden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, volgende periodes gelijkgesteld : - de dagen van ziekte en invaliditeit; - de dagen van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van beroepsziekte of arbeidsongeval; - de dagen van vergoede werkloosheid en van brugpensioen.

Deze gelijkstellingen zijn van toepassing ten belope van een aantal maanden dat in totaal gelijk is aan maximum 25 pct. van de werkelijke gepresteerde loopbaan in de sector en die aanleiding heeft gegeven tot het betalen van bijdragen, en voor zover dat deze periodes onmiddellijk volgen op een periode onder arbeidsovereenkomst die aanleiding heeft gegeven tot het betalen van bijdragen bij de Aanvullende Pensioenkas.

Het aldus berekend bedrag wordt 100 pct. betaald aan de gepensioneerde die geniet van een "gezinspensioen" en 75 pct. voor de gepensioneerde genietend van een pensioen als "alleenstaande".

Art. 19.Het bedrag van de uitkering van het aanvullend pensioen wordt jaarlijks vastgesteld door het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf op voorstel van de raad van beheer van de Aanvullende Pensioenkas.

In uitvoering van artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst 1999-2000 van 10 mei 1999, zal het aanvullende pensioen vanaf 1 januari 2001 automatisch worden geïndexeerd op basis van het regime dat van toepassing is voor het wettelijk pensioen.

Art. 20.Het maximum bedrag van de uitkering.

Sedert 1 juli 2001, is het maximum bedrag van het aanvullend pensioen vastgelegd op : - 358,03 EUR (14 443 BEF) voor het regime "gezinspensioen"; - 268,52 EUR (10 832 BEF) voor het regime "alleenstaande".

Art. 21.De uitkeringen worden betaald in driemaandelijkse schijven van vervallen termijn, op 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december.

Art. 22.Het fonds maakt een "Kaart van Gerechtigde" op en reikt die uit. Deze kaart moet door de werkgever behoorlijk ingevuld, overhandigd worden aan ieder betrokken personeelslid dat definitief zijn onderneming verlaat.

De werknemer zal erover waken dat dit document zowel in het begin als op het einde van elke nieuwe arbeidsovereenkomst die met één van de bij artikel 5 beoogde werkgevers wordt gesloten, vervolledigd wordt.

Art. 23.Iedere werknemer die gerechtigd kan zijn op de voordelen van de statuten van het fonds, dient bij dit organisme een schriftelijke aanvraag in, waarbij de stavingsdocumenten worden gevoegd.

Daartoe dient de werknemer het ad hoc document "Aanvraag tot uitkering van het aanvullend pensioen" in te vullen. Enkel die periodes voor de die een werkgever is vermeld, kunnen in aanmerking genomen worden.

De "Kaart(en) van Gerechtigde" zal/zullen gevoegd worden bij elke aanvraag om aanvullende pensioenuitkering welke bij het fonds wordt ingediend door de werknemer.

Wanneer de "Kaarten van Gerechtigde" ontbreken, zullen tewerkstellingsattesten van vroegere werkgevers voorgelegd worden als bewijs van de loopbaan.

Voor de gelijkgestelde periodes zoals voorzien in artikel 18, zullen door de officiële organismen afgeleverde attesten gevoegd worden bij de aanvraag tot uitkering van het aanvullend pensioen.

Bij gebrek aan attesten van vroegere werkgevers of officiële organismen, kunnen de representatieve werknemersorganisaties een degelijk ondertekend lidmaatschapsattest afleveren.

De aanvragen moeten bij het fonds worden ingediend uiterlijk op het einde van de zesde maand die volgt op de ingangsdatum van het wettelijk pensioen.

Aanvragen ingediend na deze periode worden behandeld maar het eventueel recht zal slechts geopend worden met een maximale terugwerkende kracht van 6 maanden, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag.

Art. 24.Voor het kwartaal in de loop van het welk het genot van de aanvullende pensioensvergoeding aanvangt, wordt hetzij één derde, hetzij twee derden, hetzij de totaliteit van de driemaandelijkse schijf, voorzien in artikel 21 hiervoren, uitbetaald al naar gelang het geval.

Art. 25.In geval van overlijden van de gerechtigde zijn enkel de lopende maanden voorafgaande aan het overlijden, verschuldigd aan eventuele rechthebbenden. Deze toelage wordt slechts uitbetaald aan natuurlijke personen en in de hierna bepaalde volgorde : 1° aan de echtgenoot(te);2° aan zijn of haar kinderen die met de gerechtigde onder hetzelfde dak leefden op het ogenblik van zijn of haar overlijden;3° aan de persoon die in de verplegingskosten tussenbeide kwam tot beloop van het bedrag van deze kosten;4° aan de persoon die de begrafeniskosten heeft betaald tot beloop van het bedrag van deze kosten. Deze toelage wordt van ambtswege aan de in 1° beoogde rechthebbende gestort.

De overige hierboven vermelde rechthebbenden die de vereffening van de toelage, bij dit artikel bedoeld, in hun voordeel verlangen, moeten een aanvraag rechtstreeks tot het fonds richten.

De aanvraag die gedagtekend en ondertekend is, moet opgemaakt worden op een formulier uitgegeven door het fonds.

De burgemeester (of zijn afgevaardigde) van de gemeente van de verblijfplaats van de overledene bevestigt de juistheid van de op de aanvraag vermelde inlichtingen.

Op straf van verval moeten de aanvragen tot uitbetaling van de toelage, bedoeld in dit artikel, ingediend worden binnen een termijn van zes maanden na het overlijden. HOOFDSTUK VI. - Brugpensioen

Art. 26.De in artikel 3, 5°, vermelde vergoeding van brugpensioen wordt aan de betrokken werkgevers terugbetaald door de vereniging zonder winstoogmerk "Interpatronaal fonds" waarvan de statuten en de samenstelling van de raad van bestuur worden medegedeeld aan de Aanvullende Pensioenkas zodra ze verschenen zijn in het Belgisch Staatsblad . Dit is ook het geval met elke wijziging van de statuten.

De statuten van deze vereniging mogen geen enkel beding bevatten dat strijdig is met de statuten van de Aanvullende Pensioenkas.

Art. 27.De vereniging zonder winstoogmerk "Interpatronaal fonds" wordt gefinancierd uit bijdragen overgedragen door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan de aanvullende pensioenkas, zijnde vanaf 1 januari 2000 : - 0,60 pct. van de loonmassa van de ondernemingen die minder dan tien werknemers tewerkstellen; - 1,25 pct. van de loonmassa van de ondernemingen die tenminste tien werknemers tewerkstellen.

De aanvullende pensioenkas zal binnen de zeven dagen de overgedragen gelden zoals voorzien hierboven overmaken aan het "Interpatronaal Fonds". HOOFDSTUK VII. - Begroting, rekeningen

Art. 28.Het boekjaar vangt aan per 1 januari en wordt afgesloten per 31 december.

Art. 29.Op 31 december worden de rekeningen van het verstreken jaar afgesloten. Het bestuursorgaan, alsmede de door het paritair comité, in toepassing van artikel 12 van de wet van 7 januari 1958, aangewezen revisor of accountant, stellen elk jaar schriftelijk een verslag op over de vervulling van hun opdracht tijdens het verstreken jaar.

De jaarrekening, samen met de voormelde schriftelijke jaarverslagen, worden in de loop van de maand december aan het paritair comité ter goedkeuring voorgelegd. HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding en herziening

Art. 30.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2002 en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 februari 2000 afgesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, houdende oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid genaamd "Aanvullende Pensioenkas en tot vaststelling van de statuten" (overeenkomst geregistreerd op 5 april 2000 onder het nummer 54558/CO/130).

Art. 31.Elke wijziging van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet het voorwerp uitmaken van een vraag tot herziening.

Deze aanvraag kan slechts gedaan worden door één van de ondertekenende partijen en zulks mits een vooropzeg van 3 maanden, betekend bij een ter post aangetekend schrijven, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf en aan de ondertekenende organisaties van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

De organisatie die het initiatief neemt tot vraag voor herziening, dient er de reden van op te geven en gelijktijdig constructieve voorstellen in te dienen, die door de andere ondertekenende organisaties zullen besproken worden in het Paritair Comité, dat zich binnen de drie maanden uitspreekt over deze voorstellen. HOOFDSTUK IX. - Ontbinding, vereffening

Art. 32.Het fonds kan slechts bij beslissing van het Paritair Comité worden ontbonden.

Wanneer het fonds wordt ontbonden, wijst het Paritair Comité de vereffenaars aan, stelt hun volmachten en hun bezoldiging vast en bepaalt waartoe het eventueel vermogen dient bestemd.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 juni 2003.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^