gepubliceerd op 11 september 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie, betreffende het akkoord 2001-2002
22 JUNI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie, betreffende het akkoord 2001-2002 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie, betreffende het akkoord 2001-2002.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 juni 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2001 Akkoord 2001-2002 (Overeenkomst geregistreerd op 11 januari 2002 onder het nummer 60512/CO/318) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie.
Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden-, bediende- en kaderpersoneel. HOOFDSTUK II. - Koopkracht
Art. 2.De partijen komen overeen een collectieve arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur af te sluiten met betrekking tot de koopkracht. HOOFDSTUK III. - Werkzekerheid en tewerkstelling
Art. 3.Overname, fusie en splitsing. § 1. In geval van overname, fusie of splitsing zal de werkgever schriftelijk en/of mondeling volgende informatie verstrekken : 1° een omschrijving van de omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot de overname, fusie of splitsing en van de ermee beoogde economische doelstellingen;2° een overzicht van de mogelijke gevolgen van de maatregel op het vlak van tewerkstelling : een raming van het ingeschatte effect op het totale personeelseffectief en op het tewerkstellingsbeleid van de onderneming na invoering van deze maatregel;3° een overzicht van de geplande maatregelen : - om afdankingen te vermijden; - om mutaties mogelijk te maken; - inzake mogelijke wedertewerkstelling; - op het vlak van opleiding, herscholing of reclassering; 4° een overzicht van de ingeschatte gevolgen van de maatregel op de arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden. § 2. Deze informatie wordt verstrekt aan de personeelsleden, maar eerst aan de ondernemingsraad en bij ontstentenis daarvan aan de vakbondsafvaardiging. De informatie moet zo spoedig mogelijk gebeuren en op een ogenblik dat de directie en de werknemersafgevaardigden tijdig overleg kunnen plegen over de sociale maatregelen die moeten genomen worden om de weerslag van de beslissing op de vooruitzichten inzake de tewerkstelling en de organisatie van het werk, maximaal te ondervangen.
Teneinde deze informatie te leveren en de werknemers de mogelijkheid te bieden zich over hun rechten te informeren, zal de werkgever in een periode voorzien waarin geen ontslagen zullen gegeven worden ten opzichte van de werknemers die door de fusie, overname of splitsing worden gevat. Dit alles zonder afbreuk te doen aan het algemeen ontslagrecht van de werkgever en onder voorbehoud van een eventueel ontslag om dringende reden of om redenen die geen betrekking hebben op de overname, de fusie of de splitsing, ontslag dat steeds kan betekend worden tijdens deze termijn.
De termijn zal negentig kalenderdagen duren en een aanvang nemen op de dag dat de informatie waarvan sprake in § 1 gegeven wordt. Hij zal kunnen ingekort worden in akkoord met de vakbondsafvaardiging. Indien in de onderneming geen vakbondsafvaardiging aanwezig is, geldt in elk geval de termijn van negentig kalenderdagen.
Elk ontslag dat door de werkgever tijdens genoemde termijn van negentig kalenderdagen wordt betekend zonder naleving van de bepalingen vervat in de vorige alinea, geeft aan het betrokken personeelslid het individueel recht op betaling door de werkgever van een schadevergoeding wegens schending van vastheid van betrekking gelijk aan het bedrag van drie bruto maandwedden. Deze vergoeding komt bovenop de normale verbrekingsvergoeding die desgevallend door de werkgever verschuldigd is in toepassing van artikel 39, § 1 of artikel 40, § 1 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978). § 3. Bedrijven die voor of na de overname, fusie of splitsing minder dan 50 werknemers tewerkstellen bezorgen op eigen initiatief een kopie van de geschreven inlichtingen aan het paritair comité.
Art. 4.De partijen verbinden zich ertoe in een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst, die zal gelden van 1 juni 2002 tot 31 mei 2005, voltijds conventioneel brugpensioen vanaf 58 jaar en halftijds conventioneel brugpensioen vanaf 56 jaar mogelijk te maken. HOOFDSTUK IV. - Arbeidsorganisatie
Art. 5.§ 1. De werkgevers verbinden zich ertoe : 1° slechts overuren te doen presteren wanneer dit absoluut noodzakelijk is;2° de wettelijke voorzieningen inzake procedure en inzake toekenning van inhaalrust en betaling van overloon na te leven;3° jaarlijks de ondernemingsraad te informeren over het aantal gepresteerde uren in de onderneming.Indien er in de onderneming geen ondernemingsraad bestaat zal deze informatie worden verstrekt aan het comité PBW of zo dit niet bestaat aan de vakbondsafvaardiging; 4° in geval structurele overuren worden vastgesteld op basis van voornoemde informatie, alternatieve oplossingen te zoeken in overleg met de werknemersvertegenwoordiging in de betrokken overlegorganen. § 2. Volgende afspraken worden gemaakt inzake controle op de werktijden : 1° overuren dienen zoveel mogelijk vermeden te worden, vooral als het om structurele overuren gaat;2° de hiërarchie moet zorgen voor aanwezigheidsregistratie of voor vaste uurroosteres, volgens per onderneming te bepalen modaliteiten;3° werkoverleg en zendingen buiten de onderneming gelden als arbeidstijd;4° overuren om een buitengewone vermeerdering van het werk op te vangen mogen slechts gepresteerd worden met akkoord van de vakbondsafvaardiging;5° overuren die door een onvoorziene noodzakelijkheid vereist worden, mogen slechts gepresteerd worden mits het voorafgaand akkoord van de vakbondsafvaardiging of, indien de werkgever door de omstandigheden in de onmogelijkheid is het akkoord te vragen, mits mededeling en rechtvaardiging achteraf;6° in de ondernemingen waar een systeem van flexibele werktijden van toepassing is, moeten een minimum aantal bepalingen vastgelegd worden, die deel zullen uitmaken van het arbeidsreglement of er een bijlage van zullen vormen.Deze bepalingen zullen met name handelen over : - de kerntijden tijdens dewelke de personeelsleden verplicht aan het werk moeten zijn; - de glijtijden die bepaald worden door een boven- en een ondergrens buiten de kerntijden; - een regeling bij te laat komen ingevolge overmacht; - het maximaal aantal uren dat de werknemer op het einde van de maand (of een andere referentieperiode) minder mag gepresteerd hebben dan de minimaal verplicht te presteren arbeidstijd; - het aantal uren per maand (of andere referentieperiode) die naar een volgende maand (of andere referentieperiode) kunnen worden overgedragen en de modaliteiten volgens welke deze uren in compensatiedagen kunnen worden omgezet.
Art. 6.De personen die met een leidende functie of met een vertrouwensfunctie bekleed zijn, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 10 februari 1965, zijn niet onderworpen aan de bepalingen inzake maximale arbeidsduur en overuren. HOOFDSTUK V. - Sociale betrekkingen
Art. 7.Aan het fonds voor syndicale vorming zal het hierna volgend bedrag gestort worden, te verdelen onder de representatieve werknemersorganisaties, in verhouding tot hun vertegenwoordiging in de sector. Voor 2001 is dit bedrag van 2 349 799 BEF en voor 2002 is dit bedrag 58.250 EUR. De werkgevers die onder het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie vallen, zullen dit bedrag verschuldigd zijn volgens hun proportioneel aandeel van hun aantal personeelsleden uitgedrukt in equivalent van voltijdse eenheden, ten opzichte van het totaal op respectievelijk 1 januari 2001 en 1 januari 2002.
Een werkgever die per 1 januari 2001, respectievelijk 1 januari 2002, onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie valt, is de proportionele bijdrage, waarvan hierboven sprake, verschuldigd voor het gehele jaar.
Indien een werkgever in de loop van 2001 niet meer onder het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie valt, zal het bedrag voor 2002 proportioneel worden verminderd.
De "Belgische Spaarbankenvereniging" wordt gemachtigd tot inning van de bijdrage van de individuele bedrijven.
De bijdragen zullen uiterlijk op 31 december van het jaar waarop ze betrekking hebben aan het fonds voor syndicale vorming gestort worden. HOOFDSTUK VI. - Mobiliteit
Art. 8.De sociale partners verbinden zich ertoe een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst af te sluiten inzake de tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers waarbij de huidige sectorale regeling wordt aangepast aan de nationale collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19.
Art. 9.De tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten van gebruikers zoals bedoeld in artikel 2, § 1 en § 2 van collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2001 betreffende de tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers, wordt tijdens de periode vanaf 1 oktober 2001 tot 31 december 2002 van gemiddeld 60 pct. verhoogd tot 90 pct. van de prijs van het vervoerbewijs (minimum maandabonnement).
Art. 10.De ondertekenende sociale partners wijzen op het toenemend belang om de mobiliteit te verbeteren. Zij bevelen in de geest van het inteprofessioneel akkoord en kaderend binnen de wetgevende initiatieven terzake, de ondernemingen aan om op hun niveau de mogelijkheid van alternatieve vormen van vervoer ernstig te onderzoeken en eigen vervoersplannen uit te werken.
Hiertoe wordt de mogelijkheid geboden om in het raam van dergelijke eigen ondernemingsakkoorden, zowel in min als in meer af te wijken van de nieuwe sectorale regeling bedoeld in artikel 8. Deze akkoorden worden afgesloten met de syndicale afvaardiging. In de ondernemingen waar geen syndicale afvaardiging aanwezig is, maakt de werkgever zijn intentie tot het afsluiten van een vervoersplan schriftelijk kenbaar aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie. De voorzitter zal binnen de veertien dagen na ontvangst van dergelijke kennisgeving, een afschrift hiervan aan de woorvoerders van het paritair comité overmaken. HOOFDSTUK VII. - Werkdruk en stress
Art. 11.De partijen komen overeen om een werkgroep op te richten die een studie zal uitvoeren over de werkdruk en het stressbeheer in de sector spaarbanken.
Deze werkgroep zal zich inspireren op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 72 betreffende het beheer van de preventie van stress op het werk die op 30 maart 1999 in de Nationale Arbeidsraad ondertekend is.
Deze werkgroep zal op uitnodiging van de voorzitter van het paritair comité, zo vlug mogelijk na het zomerreces haar activiteiten aanvatten en haar planning uitwerken. Op de eerste vergadering zal een concrete timing en de te volgen werkwijze (waaronder eventueel de samenwerking met externe consultants) worden afgesproken.
De strikt te begroten kosten verbonden aan de uitoefening van deze studie zullen door de werkgevers worden gedragen.
De werkgroep zal hierbij rekening houden met de eigen karakteristieken (bijvoorbeeld grootte) van de sector.
De resultaten van de studie zullen op het niveau van de onderneming (comité PBW) en in het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie (globaal) besproken worden. HOOFDSTUK VIII. - Diverse bepalingen
Art. 12.De partijen zullen overleg plegen teneinde een model voor het huishoudelijk reglement van de ondernemingsraden op te stellen. Dat model zal suppletief zijn. Dit wil zeggen dat het slechts zal gelden voor die bedrijven waar geen eigen huishoudelijk reglement van de ondernemingsraad bestaat. De partijen komen overeen dat in dit suppletief model enkel overeen te komen minimumbepalingen kunnen opgenomen worden die in elk geval van toepassing zullen zijn.
Art. 13.De partijen zullen de werkzaamheden van de werkgroep "functieclassificatie" hervatten en daarin verdere besprekingen voeren inzake de classificatie kaders en inspecteurs, zulks binnen het reeds afgesproken kader.
Art. 14.De partijen zullen een werkgroep oprichten in het raam van de eventuele besprekingen met betrekking tot de uitvoering van de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen (Belgisch Staatsblad van 9 juni 2001). Deze werkgroep zal op uitnodiging van de voorzitter van het paritair comité, zo vlug mogelijk na het zomerreces haar activiteiten aanvatten en haar planning uitwerken. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen
Art. 15.De partijen verbinden zich ertoe tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst geen bijkomende eisen te stellen over de punten die in deze overeenkomst voorkomen.
Art. 16.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en treedt buiten werking op 31 december 2002.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 juni 2003.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage tot de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2001 betreffende het akkoord 2001-2002 Brugpensioen op 58 jaar Tijdens de onderhandelingen die geleid hebben tot deze collectieve arbeidsovereenkomst, hebben de representatieve werknemersorganisaties de wens uitgedrukt dat wanneer een werkgever zich geplaatst ziet voor de mogelijkheid initiatieven te nemen die leiden tot brugpensioen op 58 jaar, hij die mogelijkheid zou toekennen aan alle in aanmerking komende werknemers die daartoe de vraag formuleren. De werkgeversafvaardiging, verre van enig zogenaamd recht op brugpensioen te bekomen, is bereid die wens bij te treden voor de duur van de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 4 en onder voorbehoud voor de toekomst.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 juni 2003.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX