Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 juni 2003
gepubliceerd op 27 augustus 2003

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de vorming en opleiding

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003012481
pub.
27/08/2003
prom.
22/06/2003
ELI
eli/besluit/2003/06/22/2003012481/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 JUNI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de vorming en opleiding (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de vorming en opleiding.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 juni 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001 Vorming en opleiding (Overeenkomst geregistreerd op 1 oktober 2001 onder het nummer 59083/CO/149.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie.

Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder "arbeiders" verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werklieden.

Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder "Vormelek" verstaan : Vormelek/Formelec. HOOFDSTUK II. - Risicogroepen

Art. 2.Bijdrage voor risicogroepen § 1. In uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2001-2002 gesloten op 22 december 2000 en het nationaal akkoord van 28 mei 2001, wordt de inning van 0,15 pct., voorzien in het nationaal akkoord 1999-2000 (artikel 6, § 1) en afgesloten voor onbepaalde duur, bevestigd. § 2. Gezien deze inspanning, vragen de partijen dat de Minister van Werkgelegenheid de sector zou vrijstellen van de stortingen van 0,10 pct. in 2001 en 2002 bestemd voor het Tewerkstellingsfonds. § 3. De sociale partners komen overeen dat rekening houdende met de inspanningen van de sector op het vlak van risicogroepen er op sectorvlak een aanvraag zal gericht worden tot opheffing van de verplichting tot aanwerving van arbeiders met een startbaanovereenkomst.

Art. 3.Definitie van risicogroepen § 1. Rekening houdende met de bepalingen van hogergenoemd koninklijk besluit, wordt deze inning aangewend tot ondersteuning van vormings- en opleidingsinitiatieven van personen uit risicogroepen, met name langdurig werkzoekenden, laaggeschoolde werkzoekenden, werkzoekenden van 45 jaar en ouder, herintreders en herintreedsters, bestaansminimumtrekkers, gehandicapten, migranten, werkzoekenden in een herinschakelingsstatuut, deeltijdse leerplichtigen, laaggeschoolde arbeiders, arbeiders die geconfronteerd worden met meervoudig ontslag, herstructurering of de introductie van nieuwe technologieën en arbeiders van 45 jaar en ouder.

Voor deze laatste categorie wordt daarenboven aanbevolen om vooraleer over te gaan tot de afdanking van een arbeider van 45 jaar of meer, contact op te nemen met de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis hiervan, met één van de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het paritair subcomité, teneinde alternatieve mogelijkheden inzake beroepsopleiding of herscholing te onderzoeken (conform de afspraken omtrent de sectorale tewerkstellingscel).

Individuele gevallen kunnen overgemaakt worden aan het fonds voor bestaanszekerheid, teneinde begeleidingsmaatregelen te onderzoeken. § 2. Conform het nationaal akkoord 2001-2002 van 28 mei 2001 zal binnen de bestaande Vormelekwerking een sectorale tewerkstellingscel worden ingevoerd. Deze cel dient zich in eerste instantie te richten op het afstemmen van vraag en aanbod in de sector (onder meer via een vacaturebank).

In tweede instantie dient de wedertewerkstellingsbegeleiding van met ontslag bedreigde en van ontslagen arbeiders - met inbegrip van aanvullende opleidingen en begeleiding in het sollicitatietraject - het behoud van tewerkstelling binnen de sector mogelijk te maken.

Een paritaire werkgroep in de schoot van Vormelek zal dit binnen de duurtijd van het akkoord verder uitwerken. Hierbij zal er over gewaakt worden om misbruiken te voorkomen en overlapping met de overheidsdiensten (VDAB, FOREm, Bruxelles Formation) te vermijden.

Art. 4.Opdrachten aan Vormelek De ondertekenende partijen engageren zich om in het raam van de opleiding van de deeltijds leerplichtigen te zoeken naar een paritair beheerd en kwalitatief alternerend opleidingssysteem. Daartoe zullen de reeds opgestarte onderhandelingen - om in het raam van de opleiding van de deeltijds leerplichtigen te zoeken naar een paritair beheerd en kwalitatief alternerend opleidingssysteem - in de mate van het mogelijke binnen de duurtijd van dit akkoord worden gefinalisseerd.

Beoogd wordt hierbij de finalisering van een samenwerkingsovereenkomst met het deeltijds onderwijs en met de bevoegde instanties inzake middenstandsleerlingwezen en dit in beide landsgedeelten. Voor de financiering van deze projecten wordt verwezen naar artikel 9. HOOFDSTUK III. - Recht op permanente vorming

Art. 5.Bijdrage voor permanente vorming Daarenboven zullen de inspanningen op het gebied van de voortdurende vorming van werknemers en werkgevers verder ondersteund worden door de inning van 0,60 pct. van de brutolonen, voorzien in het nationaal akkoord 2001-2002 (artikel 15, § 1) en afgesloten voor onbepaalde duur.

Art. 6.Opdrachten aan Vormelek § 1. De basisopdracht van Vormelek omvat : - het ondersteunen van een sectoraal opleidingsbeleid, met name : - onderzoek van kwalificatie- en opleidingsnoden; - ontwikkeling van opleidingstrajecten in functie van de instroom en de permanente vorming; - kwaliteitsbewaking en certificering van de opleidingsinspanningen ten behoeve van de sector; - andere door de sector te bepalen opleidingsinitiatieven; - het ontwikkelen van initiatieven ter bevordering van de werkzekerheid van arbeiders, meer specifiek zoals voorzien in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de werkzekerheid van 10 juli 2001 en artikel 10 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 28 mei 2001. § 2. De ondertekenende partijen engageren zich om het actieterrein van Vormelek uit te breiden met de volgende initiatieven : - teneinde de bedrijfsleiders en de vakbondsafgevaardigden bij te staan bij de uitwerking van het opleidingsplan en het competentiebeheer in de onderneming, zal Vormelek in dit verband een ondersteunende rol kunnen spelen; - teneinde de opleidingsinitiatieven op bedrijfsvlak voor arbeiders en bedienden optimaal te ondersteunen, wordt een betere afstemming en samenwerking tussen Vormelek en Cevora nagestreefd; - teneinde Vormelek in staat te stellen de haar bij collectieve arbeidsovereenkomst opgelegde verplichtingen en opdrachten na te komen, worden de nodige middelen voorzien. Vormelek krijgt daarnaast - ten experimentelen titel - de mogelijkheid om beperkte betalende activiteiten te ontwikkelen en bedrijven een globaal opleidingsaanbod te verstrekken, in zoverre dat de middelen die hiermee gegenereerd worden opnieuw in de permanente vorming geïnvesteerd worden. Deze initiatieven dienen zelfbedruipend te zijn en mogen de algemene lasten niet bezwaren teneinde de basisopdrachten van Vormelek niet in het gedrang te brengen; - voor de duurtijd van het akkoord zullen de afbouwmogelijkheden van het vormingskrediet worden vergroot door naast de erkende ook geregistreerde opleidingen te voorzien; - voor de geregistreerde opleidingen wordt geen opleidingspremie voorzien.

Art. 7.Vormingskrediet § 1. Rekening houdend met het nationaal akkoord 1999-2000 van 30 juni 1999 en rekening houdend met de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de vorming en opleiding van 30 juni 1999, wordt er per onderneming een collectief recht op vorming en opleiding opgebouwd à rato van 2 uur per kwartaal per arbeider. Met dit vormingskrediet wordt de permanente vorming van de arbeiders verzekerd. Onder "permanente vorming" wordt verstaan : de vorming die het vakmanschap van de arbeider bevordert, zijn arbeidsmarktpositie versterkt en beantwoordt aan de noden van de ondernemingen en de sector. § 2. Het vormingskrediet wordt berekend op basis van het aantal arbeiders (contract onbepaalde of bepaalde duur) tijdens het eerste kwartaal van het voorgaande kalenderjaar.

Bijvoorbeeld : een bedrijf dat tijdens het eerste kwartaal van 2000 10 arbeiders tewerkstelde, beschikt in 2001 over een vormingskrediet van 80 uren. § 3. Het vormingskrediet wordt verminderd à rato van het aantal door de arbeider of arbeiders gevolgde opleidingsuren. Hiertoe komen enkel door Vormelek erkende of geregistreerde opleidingen in aanmerking. Het saldo van het vormingskrediet is overdraagbaar naar het volgend kalenderjaar. Vormelek beheert het vormingskrediet. Het recht op een vormingspremie is beperkt in de tijd en wordt bepaald conform de beslissingen van de raad van bestuur van Vormelek. § 4. Ieder jaar in de loop van het tweede kwartaal, meldt Vormelek aan de bedrijven die ressorteren onder het paritair subcomité hun vormingskrediet. § 5. De afbouw van het vormingskrediet is gekoppeld aan het bedrijfsopleidingsplan waarvan sprake in artikel 8 en wordt in overleg met de vakbondsafvaardiging, bij ontstentenis in overleg met de arbeiders, maximaal gespreid over alle categorieën arbeiders van de onderneming. § 6. De opleidingssteun voor de erkende opleidingen kan eventueel gekoppeld worden aan het toekomstig naleven van de CAO-verplichtingen.

Teneinde het naleven van de CAO-verplichtingen positief te stimuleren en de gestegen activiteiten van Vormelek ten gevolge van het vergroten van de afbouwmogelijkheden van het vormingskrediet (erkende en geregistreerde opleidingen) te financieren, zal er een onderzoek gebeuren naar de beschikbare en noodzakelijke middelen voor Vormelek en een eventueel gebruik van reserves zoals voorzien in artikel 9.

Dezelfde opleidingssteun voor de erkende opleidingen geldt ook indien deze het vormingskrediet van het bedrijf overschrijden.

De toekenning van eventuele opleidingssteun wordt beslist conform de beslissingen van de raad van bestuur van Vormelek.

Art. 8.Bedrijfsopleidingsplannen § 1. Elke onderneming stelt jaarlijks een bedrijfsopleidingsplan op.

Dergelijk bedrijfsopleidingsplan wordt ter goedkeuring aan de ondernemingsraad, bij ontstentenis aan de vakbondsafvaardiging of aan het personeel voorgelegd.

Ondernemingen van minder dan 35 werknemers kunnen in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de representatieve functie van 10 juli 2001 hun bedrijfsopleidingsplan opmaken conform de beslissingen van de raad van bestuur van Vormelek.

Het bedrijfsopleidingsplan wordt jaarlijks vóór 15 februari aan Vormelek overgemaakt, maar kan gewijzigd of aangevuld worden in de loop van het kalenderjaar. § 2. Dit plan houdt rekening met de opleidingsnoden en de gewenste antwoorden hierop van het bedrijf. In functie van een sectorale erkenning of registratie en een optimaal gebruik van het vormingskrediet en van de wet op het betaald educatief verlof, verloopt de uitvoering van dit plan hoewel niet exclusief in samenwerking met Vormelek. § 3. De uitvoering van dit plan wordt eveneens gezamenlijk opgevolgd en jaarlijks geëvalueerd. De jaarlijkse evaluatie gebeurt in de ondernemingsraad, bij ontstentenis in samenspraak met de vakbondsafvaardiging of door het paritair subcomité. § 4. Indien een opleidingsplan in erkende opleidingen voorziet, die gevolgd worden door een competentietest in het raam van een certificering van arbeiders, zal de vakbondsafvaardiging (voor zover er een bestaat) door de werkgever voorafgaand geïnformeerd en geconsulteerd worden over de procedure. In geval van negatieve testresultaten van een opleiding die leidt tot certificering wordt een principe-recht op remediëring voorzien, waarin de werkgever er zich toe verbindt om een niet-geslaagde cursist een éénmalige remediëringsopleiding aan te bieden met behoud van de bestaande voordelen. Vormelek zal deze remediëringsopleiding gratis aanbieden, indien het gaat om een door een Vormelek georganiseerde erkende opleiding. § 5. De formele criteria inzake geregistreerde opleidingen zoals ze werden uitgewerkt binnen de stuurgroep en bekrachtigd door de raad van bestuur van Vormelek worden deels uitgebreid en deels gewijzigd. § 6. Geregistreerde opleidingen kunnen buiten de werktijd mits het naleven van volgende voorwaarden : - akkoord van de ondernemingsraad, de vakbondsafvaardiging, of het personeel (met mogelijk gebruik van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001 inzake de erkenning van de representatieve functie); - het aantal opleidingen buiten de arbeidstijd moet beperkt worden en zijn enkel mogelijk mits motivatie; - kennisgeving aan de stuurgroep van Vormelek; - opleidingen buiten de normale arbeidstijd dienen in principe te worden vergoed aan het normaal loon of dienen te worden gecompenseerd.

Gunstiger bepalingen op ondernemingsvlak blijven onverminderd van toepassing; - deze opleidingen mogen geen bijkomende kosten ten laste van de arbeiders met zich mee brengen.

Art. 9.Toepassingsmodaliteiten Voor de aanwending van de sommen bepaald in artikel 2 en artikel 5 in functie van de uitvoering van de opdrachten opgesomd in de artikelen 6 tot en met 8 in dit artikel zal het fonds voor bestaanszekerheid de verdere uitvoeringsmodaliteiten bepalen. In het bijzonder zullen voor de opdrachten geformuleerd in de artikelen 6 tot en met 8 en artikel 3 vanuit het fonds voor bestaanszekerheid, bijkomende middelen worden vrijgemaakt. Een paritaire werkgroep binnen het fonds voor bestaanszekerheid zal de modaliteiten hiertoe uitwerken. HOOFDSTUK IV. - Geldigheid

Art. 10.Duur Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 tot en met 30 september 2003 met uitzondering van de artikelen 2, § 1 en 5, § 1 die geldig zijn voor onbepaalde duur en die kunnen opgezegd worden met een opzegtermijn van drie maanden betekend per aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie en aan de ondertekenende organisaties.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 juni 2003.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^