22 FEBRUARI 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het ministerieel besluit van 24 januari 2006 betreffende tijdelijke maatregelen ter preventie van hoogpathogene aviaire influenza bij gevoelige vogels gehouden in dierentuinen

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 76, § 1, 1°, en § 3, vervangen bij de wet van 18 juli 1990;

Gelet op het ontwerp van officiële Duitse vertaling van het ministerieel besluit van 24 januari 2006 betreffende tijdelijke maatregelen ter preventie van hoogpathogene aviaire influenza bij gevoelige vogels gehouden in dierentuinen, opgemaakt door de Centrale Dienst voor Duitse vertaling bij het Adjunct-arrondissementscommissariaat in Malmedy;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De bij dit besluit gevoegde tekst is de officiële Duitse vertaling van het ministerieel besluit van 24 januari 2006 betreffende tijdelijke maatregelen ter preventie van hoogpathogene aviaire influenza bij gevoelige vogels gehouden in dierentuinen.

Art. 2.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 februari 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

Bijlage FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST VOLKSGESUNDHEIT, SICHERHEIT DER NAHRUNGSMITTELKETTE UND UMWELT 24. JANUAR 2006 - Ministerieller Erlass über die zeitweiligen Massnahmen zur Verhütung der Übertragung der hochpathogenen aviären Influenza auf empfängliche Vögel, die in zugelassenen zoologischen Gärten gehalten werden Der Minister der Volksgesundheit, Aufgrund des Gesetzes vom 24.März 1987 über die Tiergesundheit;

Aufgrund des Königlichen Erlasses vom 28. November 1994 zur Festlegung tierseuchenrechtlicher Massnahmen in Bezug auf die aviäre Influenza und die Newcastle-Krankheit, insbesondere des Artikels 41;

Aufgrund der Stellungnahme der Finanzinspektion vom 11. Januar 2006;

Aufgrund der am 12. Januar 1973 koordinierten Gesetze über den Staatsrat, insbesondere des Artikels 3 § 1, ersetzt durch das Gesetz vom 4. Juli 1989 und abgeändert durch das Gesetz vom 4. August 1996;

Aufgrund der Dringlichkeit;

In Anbetracht der Entscheidung 2005/744/EG der Kommission vom 21.

Oktober 2005 über Massnahmen zur Verhütung der Übertragung hoch pathogener aviärer Influenza-A-Viren des Subtyps H5N1 auf empfängliche Zoovögel in den Mitgliedstaaten;

In der Erwägung, dass infolge der Entwicklung der durch Influenza-A-Viren des Subtyps H5N1 ausgelösten hoch pathogenen aviären Influenza in Europa die notwendigen Vorbeugungsmassnahmen ergriffen werden müssen, um die Wildvögel zu schützen und die Vielfalt der in zoologischen Gärten gehaltenen Vogelarten zu erhalten. Es muss jedoch hervorgehoben werden, dass die Biosicherheitsmassnahmen zur Verhütung des Ausbruchs oder der Ausbreitung dieser aviären Influenza weiterhin in allen zoologischen Gärten anwendbar bleiben und dass die Impfung lediglich eine zusätzliche Vorbeugungsmassnahme darstellt, Erlässt: Artikel 1 - Vorliegender Erlass findet Anwendung auf die für aviäre Influenza empfänglichen Vogelarten, die in den in Anwendung des Königlichen Erlasses vom 10. August 1998 über die Zulassung von zoologischen Gärten zugelassenen zoologischen Gärten gehalten werden.

Art. 2 - Die Impfung der in Artikel 1 bestimmten Vögel gegen die aviäre Influenza mit einem inaktivierten Impfstoff zur wirksamen Abtötung des zirkulierenden Virustyps ist gemäss den Anweisungen der Föderalagentur für die Sicherheit der Nahrungsmittelkette und den von dieser vorgeschriebenen Modalitäten erlaubt. Sie wird unter der Aufsicht eines Veterinärinspektors an individuell gekennzeichneten Vögeln durchgeführt.

Der Verantwortliche für einen zugelassenen zoologischen Garten reicht, falls er es wünscht, einen Antrag auf Impfung für die in Artikel 1 bestimmten Vögel an folgender Stelle ein: FÖD Volksgesundheit, Sicherheit der Nahrungsmittelkette und Umwelt Dienst Hygienepolitik Tiere und Pflanzen Dr. L. Lengelé Eurostation Bock II - 7. Etage Place Victor Horta/Victor Hortaplein 40, Bfk 10 1060 Brüssel Fax: 02-524 73 49 Es ist eine Liste aller zu impfenden Vögel, einschliesslich ihrer individuellen Kennzeichen, zu erstellen und mindestens zehn Jahre lang ab dem Tag der Impfung aufzubewahren.

Art. 3 - Geimpfte Vögel dürfen nicht gehandelt oder verbracht werden, es sei denn, sie werden unter Überwachung eines Veterinärinspektors zwischen zoologischen Gärten in ein und demselben Mitgliedstaat verbracht oder die Verbringung erfolgt mit ausdrücklicher Genehmigung eines anderen Mitgliedstaats.

Art. 4 - Geimpfte Vögel dürfen nicht für die Erzeugung von Tierprodukten bestimmt sein.

Art. 5 - Alle Kosten für die individuelle Kennzeichnung, die Impfung sowie die Blutentnahmen, serologischen Untersuchungen und Autopsien gehen zu Lasten des Betreibers des zoologischen Gartens.

Art. 6 - Nach der Impfung wenden die zugelassenen zoologischen Gärten weiterhin die erforderlichen Biosicherheitsmassnahmen zur Verhütung des Ausbruchs und der Ausbreitung der aviären Influenza an.

Art. 7 - Vorliegender Erlass tritt am Tag seiner Veröffentlichung im Belgischen Staatsblatt in Kraft.

Brüssel, den 24. Januar 2006 R. DEMOTTE Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 22 maart 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL