Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 februari 1998
gepubliceerd op 13 maart 1998

Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur-vermindering in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1998012159
pub.
13/03/1998
prom.
22/02/1998
ELI
eli/besluit/1998/02/22/1998012159/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 FEBRUARI 1998. Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur-vermindering in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren, inzonderheid op artikel 2, derde lid, en op artikel 6, veertiende lid, respectievelijk vervangen en ingevoegd bij de wet van 29 december 1990;

Gelet op het advies van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de werklieden en de werkgevers van de bouwsector onverwijld moeten worden verwittigd van het aantal rustdagen die tijdens het jaar 1998 moeten toegekend worden voor de vermindering van de arbeidsduur;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren en op de werklieden die ze tewerkstellen.

Art. 2.De werklieden, bedoeld in artikel 1, hebben in 1998 recht op zes rustdagen.

Art. 3.De werklieden die gedurende de bij artikel 2 bedoelde rustdagen worden tewerkgesteld, hebben recht op inhaalrust.

Deze inhaalrustdagen moeten worden toegekend binnen zes weken die volgen op de dag waarop arbeid werd verricht, in het geval de tewerkstelling is gebeurd in toepassing van artikel 3, tweede lid, 1° en 2°, van het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren.

Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst moet de werkgever het aantal niet toegekende inhaalrustdagen vermelden op het bewijs van volledige werkloosheid C4.

Art. 4.De bijdrage verschuldigd door de in artikel 1 bedoelde werkgevers en bestemd voor de financiering van het forfaitair loon voor de rustdagen, wordt als volgt bepaald : voor het jaar 1998 is de bijdrage gelijk aan 2,6 % van het op 108 % gebrachte bedrag van alle lonen die bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid zijn aangegeven met betrekking tot de in artikel 1 bedoelde werklieden en dit respectievelijk voor het vierde kwartaal van 1997, en voor het eerste, tweede en derde kwartaal van 1998.

Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 1998.

Art. 6.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 februari 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^