gepubliceerd op 09 januari 2006
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 2004 tot uitvoering van artikel 39bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
22 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 2004 tot uitvoering van artikel 39bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb voor te leggen aan de handtekening van Uwe Majesteit heeft als voorwerp de wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 2004 tot uitvoering van artikel 39bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, aangepast aan het advies van de Raad van State.
Inleiding Deze wijziging past in het geheel van de maatregelen die genomen werden tijdens de Ministerraad van 20 en 21 maart te Oostende, waar met name voorzien werd dat het loonplafond inzake arbeidsongevallen diende te worden afgestemd op dat inzake ziekteverzekering en dat een aanpassing aan de welvaart diende te gebeuren.
De programmawet van 9 juli 2004 heeft het loonplafond verhoogd tot 32 106 euro vanaf 1 januari 2005. De verzekeringsondernemingen moeten echter maar een grensloon in aanmerking nemen tot 26 410 euro ('premieplafond') en het Fonds voor Arbeidsongevallen betaalt het verschil. De Koning kan dit laatste grensloon verhogen, desgevallend trapsgewijs, mits de kosten voor de werkgevers, veroorzaakt door deze verhoging, gecompenseerd worden.
De Nationale Arbeidsraad heeft op 24 maart 2005 een advies uitgebracht over de manier waarop de kosten voor de werkgever kunnen worden gecompenseerd. In de Ministerraad van 22 april 2005 heeft men in het opzicht van de compensatie beslist het vakantiegeld niet meer op te nemen in de berekeningsbasis van de vergoedingen voor tijdelijke ongeschiktheid voor de slachtoffers van een arbeidsongeval. De artikelen 2 tot en met 6 van de programmawet van 11 juli 2005 geven uitvoering aan deze beslissing.
Het koninklijk besluit van 25 november 2004 geeft voor een deel uitvoering aan artikel 39bis van de WAO en regelt onder andere de overgangsperiode tot 1 januari 2005 wanneer het nieuwe loonplafond wordt bereikt, de betaling van het verschil door de verzekeringsonderneming voor rekening van het Fonds voor Arbeidsongevallen en de procedure voor de indiening van de schuldvordering en de terugbetaling ervan door het Fonds.
Dit ontwerp wijzigt en vult het voornoemde koninklijk besluit van 25 november 2004 aan.
Dit ontwerp houdt overigens rekening met de meeste opmerkingen en vaststellingen die werden geformuleerd door de Raad van State. Degene die niet werden opgenomen in het dispositief van het ontwerp zullen worden aangehaald in onderstaande commentaar betreffende de reglementaire bepaling die er het voorwerp heeft van uitgemaakt.
Commentaar van de artikelen Artikel 1 Artikel 1 voegt in het koninklijk besluit van 25 november 2004 tot uitvoering van artikel 39bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 een artikel 1bis in dat het bedrag, bepaald in artikel 39bis (nl. het in aanmerking te nemen premieplafond), voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2005 tot 26 940,22 EUR en vanaf 1 juli 2005 tot het bedrag bedoeld in art. 39, derde lid, van de wet (nl. het nieuwe loonplafond, aangepast aan de index) verhoogt.
Artikel 2 Artikel 2 bepaalt dat, voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2005, het verschil tussen het premieplafond (26 940,22 EUR) en het loonplafond (32 748,12 EUR) door de verzekeringsondernemingen voor rekening van het Fonds wordt betaald.
Artikel 3 Artikel 3 vult artikel 3 van het koninklijk besluit van 25 november 2004 aan. Op deze manier worden ook de berekeningen voor de eventuele stortingen van een kapitaal aan het Fonds door de verzekeringsondernemingen, aangepast aan het geïndexeerde premieplafond.
Artikel 4 Artikel 4 vult artikel 4 van het koninklijk besluit van 25 november 2004 aan door te verduidelijken dat men voor het toe te passen basisloon, niet enkel artikel 39, eerste lid, viseert, maar ook de leden 3 (geïndexeerd) en 5.
Artikelen 5 en 6 Artikel 5 regelt de inwerkingtreding terwijl artikel 6 verduidelijkt welke regeringsleden verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van onderhavig ontwerp.
De Raad van State meent dat de retroactieve werking tot 1 januari 2005 niet kan worden toegestaan omdat deze niet past in 1 van de hypotheses waarin de retroactiviteit kan worden toegestaan : « Het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten is enkel toelaatbaar ingeval voor de retroactiviteit een wettelijke grondslag bestaat, de retroactiviteit betrekking heeft op een regeling die, met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, voordelen toekent of in zoverre de retroactiviteit noodzakelijk is voor de goede werking van de diensten en daardoor, in beginsel, geen verkregen situaties worden aangetast. ».
Ik wil deze datum van inwerkingtreding toch behouden. De retroactieve inwerkingtreding op 1 januari 2005 doet geen afbreuk aan verworven rechten, noch voor de slachtoffers, noch voor de verzekeringsondernemingen of de werkgevers.
Men moet duidelijk de datum van inwerkingtreding op 1 juli 2005 van de artikelen 2 en 3 van de programmawet van 11 juli 2005, die een oplossing bieden voor de compensatie van de verhoging van het loonplafond, onderscheiden van de datum van inwerkingtreding van onderhavig ontwerp op 1 januari 2005 dat de inwerkingtreding vaststelt van het premieplafond dat de verzekeringsondernemingen in aanmerking moeten nemen voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2005. In het ontwerp gaat het om de eenvoudige indexering van het premieplafond van 1 januari 2004 op 1 januari 2005.Artikel 39bis van de AOW bepaalt inderdaad het plafond tot welk de vergoedingen en renten door de verzekeringsondernemingen ten laste moeten worden genomen, met name 26 410 EUR, maar dit belet niet dat de normale regel van de indexering, voorzien in artikel 39, derde lid, toepassing vindt, zoals het eerste zinsdeel van artikel 39bis zegt « onverminderd de toepassing van artikel 39, eerste en derde lid ». De wijziging aangebracht in deze bepaling door de programmawet van 11 juli 2005, treedt in werking op 1 september 2004. De datum van inwerkingtreding op 1 januari 2005 lijkt mij dus gerechtvaardigd en noodzakelijk.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en getrouwe dienaar, De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN
ADVIES 39.196/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 3 oktober 2005 door de toenmalige Minister van Werk verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 2004 tot uitvoering van artikel 39bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971", heeft op 25 oktober 2005 het volgende advies gegeven : STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe voorsommige arbeidsongevallen het grensloon te verhogen, bedoeld in artikel 39bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 (hierna "de arbeidsongevallenwet"), waarvan de vergoedingen en renten door de verzekeringsondernemingen worden ten laste genomen.
De rechtsgrond daartoe wordt geboden door voornoemd artikel 39bis van de arbeidsongevallenwet. Luidens het eerste lid van dat artikel verhoogt de Koning het grensloon, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, mits de kosten voor de werkgevers, veroorzaakt door deze verhoging, gecompenseerd worden.
Aangezien het ontwerp zelf geen bepalingen betreffende de compensatie van de kosten voor de werkgevers bevat, kan het aanbeveling verdienen in de aanhef van het ontwerp, middels een of meer consideransen, uiteen te zetten op welke wijze aan voornoemde voorwaarde is voldaan.
Het is immers slechts wanneer aan die voorwaarde is voldaan, dat het ontwerp kan geacht worden in voornoemde bepaling rechtsgrond te vinden.
ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef De verwijzing in het derde lid van de aanhef naar het advies nr. 1.509 van de Nationale Arbeidsraad van 24 maart 2005, mag worden geschrapt, aangezien dit advies geen betrekking heeft op de inhoud van het ontwerp.
Artikel 5 Artikel 5 van het ontwerp bepaalt dat het besluit uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2005. In dat verband moet worden opgemerkt dat het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten slechts onder bepaalde voorwaarden toelaatbaar kan worden geacht.
Het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten is enkel toelaatbaar ingeval voor de retroactiviteit een wettelijke grondslag bestaat, de retroactiviteit betrekking heeft op een regeling die, met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, voordelen toekent of in zoverre de retroactiviteit noodzakelijk is voor de goede werking van de diensten en daardoor, in beginsel, geen verkregen situaties worden aangetast.
Enkel indien de retroactiviteit van de ontworpen regeling in één van de opgesomde gevallen valt in te passen, kan deze worden gebillijkt.
Te dezen valt echter niet in te zien in welk van de voornoemde gevallen de retroactieve werking van de in het ontwerp vervatte regeling kan worden ingepast.
Bovendien kan niet worden uitgesloten dat het ontwerp afbreuk doet aan verworven rechten, ermee rekening houdend dat de volgens de gemachtigde ambtenaar met het ontwerp samenhangende compensatoire maatregelen eerst op 1 juli 2005 in werking zijn getreden, terwijl het ontwerp uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2005.
De conclusie is bijgevolg dat een retroactieve werking tot 1 januari 2005 geenszins doorgang kan vinden.
De kamer was samengesteld uit : de heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;
J. Baert, W. Van Vaerenbergh, staatsraden;
A. Spruyt, M. Rigaux, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. G. Verberckmoes, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer B.. Steen, adjunct-auditeur.
De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer W. Van Vaerenbergh.
De griffier, De voorzitter, G. Verberckmoes. M. Van Damme.
22 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 2004 tot uitvoering van artikel 39bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, inzonderheid op artikel 39bis, ingevoegd bij de wet van 9 juli 2004 en gewijzigd bij de wet van 11 juli 2005;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 2004 tot uitvoering van artikel 39bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971;
Gelet op de adviezen van het beheerscomité van het Fonds voor Arbeidsongevallen, gegeven op 18 april 2005 en 17 oktober 2005;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 mei 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 3 augustus 2005;
Gelet op het advies nr. 39.196/1 van de Raad van State, gegeven op 25 oktober 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat krachtens artikel 39bis, eerste lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het grensloon verhoogt mits de kosten voor de werkgevers, veroorzaakt door deze verhoging, gecompenseerd worden;
Overwegende het feit dat de Nationale Arbeidsraad op 24 maart 2005 een advies heeft uitgebracht over de manier waarop de kosten voor de werkgevers kunnen worden gecompenseerd. Met het zicht op deze compensatie, heeft men in de Ministerraad van 22 april 2005 beslist het vakantiegeld niet meer op te nemen in de berekeningsbasis van de vergoedingen voor tijdelijke ongeschiktheid voor de slachtoffers van een arbeidsongeval. Dit werd in de programmawet van 11 juli 2005 gerealiseerd;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het koninklijk besluit van 25 november 2004 tot uitvoering van artikel 39bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidende : «
Art. 1bis.Het grensloon bedoeld in artikel 39bis, eerste lid, van de wet wordt voor de ongevallen overkomen vanaf 1 januari 2005 en vóór 1 juli 2005 vastgesteld op 26.940,22 euro. Voor de ongevallen overkomen vanaf 1 juli 2005 is het gelijk aan de loonbedragen bedoeld in artikel 39, eerste, derde en vijfde lid, van de wet. »
Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgend lid : « Voor de ongevallen overkomen vanaf 1 januari 2005 en vóór 1 juli 2005 waarvoor het basisloon het bedrag van 26.940,22 euro overschrijdt, wordt het overeenstemmend aandeel van de vergoedingen tot beloop van het loonplafond van 32.748,12 euro door de verzekeringsonderneming voor rekening van het Fonds uitbetaald. »
Art. 3.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « op basis van 26.410 euro » vervangen door de woorden « op basis van respectievelijk 26.410 euro en 26.940,22 euro »; 2° in het tweede lid worden de woorden « op basis van 26.410 euro » vervangen door de woorden « op basis van respectievelijk 26.410 euro en 26.940,22 euro ».
Art. 4.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de woorden « , derde en vijfde » ingevoegd tussen de woorden « eerste » en « lid ».
Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005.
Art. 6.Onze minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 december 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk P. VANVELTHOVEN