gepubliceerd op 31 oktober 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de loonvorming in uitvoering van artikel 3 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 28 mei 2001
22 AUGUSTUS 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de loonvorming in uitvoering van artikel 3 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 28 mei 2001 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de loonvorming in uitvoering van artikel 3 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 28 mei 2001.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 22 augustus 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001 Loonvorming in uitvoering van artikel 3 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 28 mei 2001 (Overeenkomst geregistreerd op 1 oktober 2001 onder het nummer 59079/CO/149.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Lonen Afdeling 1. - Meerderjarige werklieden
Art. 2.De minimumuurlonen van de werklieden tewerkgesteld in de bij artikel 1 bepaalde ondernemingen, worden vastgesteld door het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie.
Art. 3.§ 1. De minimumuurlonen van de meerderjarige werklieden geklasseerd in de categorieën bepaald bij artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1999, tot vaststelling van de beroepsclassificatie, worden aan de volgende baremieke spanning gekoppeld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De minimumuurlonen van de meerderjarige werklieden geklasseerd in de 3 categorieën bepaald bij artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1999, tot vaststelling van de beroepsclassificatie, worden aan de volgende baremieke spanning gekoppeld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 4.Voor de toepassing van de door het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie vastgestelde minimumuurlonen, wordt aan de werklieden met minstens één jaar anciënniteit een verhoging van hun loon van minimum 1 pct. toegekend.
Boven deze anciënniteit verhogen de minimumuurlonen constant en jaarlijks naar rata van minstens 0,5 pct. volgens de anciënniteit verworven binnen dezelfde kwalificatie en in dezelfde onderneming.
De anciënniteitstoeslag bedraagt vanaf 1 juli 1997 maximum 13 pct.
Deze anciënniteitstoeslag wordt steeds berekend op de minimumuurlonen van elke beroepscategorie zoals vastgelegd bij de artikelen 2 en 3 en zoals bepaald bij de tabel opgenomen in bijlage aan deze collectieve arbeidsovereenkomst (regime 38 u./week - geïndexeerd op 1 mei 2001, na de loonsverhoging bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001 betreffende de uurlonen). Deze tabel wordt derhalve aangepast bij iedere aanpassing of verhoging van de minimumuurlonen.
Art. 5.Het loon van de werkman die tijdelijk als ploegbaas, die minstens 4 personen leidt, fungeert, wordt voor de duur van zijn functie met 5 tot 10 pct. verhoogd. Afdeling 2. - Minderjarige werklieden
Art. 6.De minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen van de minderjarige werklieden worden berekend op basis van de minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen van de werklieden van de beroepscategorie waartoe de betrokkenen behoren; zij worden verminderd naargelang de leeftijd volgens de percentages vermeld in navermelde tabel (18 jaar = 100 pct.) : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De verhogingen die voortvloeien uit de in de bovenstaande tabel vermelde doorschuiving, worden verleend op de verjaardag van de geboorte van de werkman. Afdeling 3. - Bijzondere bepalingen
Art. 7.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt overeengekomen dat de bedragen van de lonen minima zijn en in geen geval aan de verworven toestand en de hiërarchie die in elke looncategorie bestaat mogen tornen. De werkelijk betaalde lonen kunnen steeds het voorwerp uitmaken van onderhandelingen op het vlak van de ondernemingen daarbij rekening houdend met het algemeen loonniveau dat in de streek bestaat.
Men zal er naar streven aan ieder het loon toe te kennen dat met zijn werkelijke kwalificatie overeenstemt, rekening houdend met de noodzakelijkheid van een gezonde hiërarchie en met het inzicht, gedeeld door de meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, de hogere kwalificaties met behoorlijke bedragen te bezoldigen. HOOFDSTUK III. - Koppeling van de lonen aan de sociale index
Art. 8.De minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen zijn gekoppeld aan de sociale index, maandelijks vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .
Alle indexberekeningen worden uitgevoerd rekening houdend met de derde decimaal afgerond tot op het honderdste, het halve honderdste wordt tot het hogere honderdste afgerond.
Art. 9.Vanaf 1999 worden de minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen telkens op 1 mei aangepast aan de reële index. De aanpassing wordt dan berekend door de sociale index van april van het kalenderjaar van de aanpassing te vergelijken met de sociale index van de maand april van het voorgaande kalenderjaar. HOOFDSTUK IV. - Afrondingsregels Afdeling 1. - Afrondingsregels in BEF
Art. 10.Alle verhogingen of aanpassingen van de lonen worden berekend rekening houdend met de tweede decimaal.
De uitkomst van deze verhogingen of aanpassingen van de lonen wordt tot op de dichtst bijgelegen eenheid afgerond.
Voorbeeld : ...,01 BEF tot en met ...,49 BEF wordt afgerond naar de lagere eenheid; ...,50 BEF of meer wordt afgerond naar de hogere eenheid. Afdeling 2. - Afrondingsregels in EUR
Art. 11.Overeenkomstig en in uitvoering van : - advies nummer 1210 van 17 december 1997 dat samen met de Centrale Raad voor het bedrijfsleven werd uitgebracht; - de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 69 van 17 juli 1998 tot vaststelling van de regels inzake omrekening en afronding in euro van de bedragen van barema's, premies, vergoedingen en voordelen; - de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 70 van 15 december 1998 tot vaststelling van de regels inzake omrekening en afronding in euro van de andere bedragen dan die welke zijn bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 69 van 17 juli 1998 tot vaststelling van de regels inzake omrekening en afronding in euro van barema's, premies, vergoedingen en voordelen; - de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 78 van 30 maart 2001 betreffende de invoering van de euro in de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités; - de aanbeveling nummer 13 van 30 maart 2001 betreffende de invoering van de euro, worden alle verhogingen of aanpassingen van de lonen berekend, rekening houdend met de vierde decimaal.
De uitkomst van deze verhogingen of aanpassingen van de lonen wordt afgerond tot op de dichtst bijgelegen eurocent.
Voorbeeld : - ...,0001 EUR tot en met ...,0049 EUR wordt afgerond naar de lagere eurocent; - ...,0050 EUR tot en met ...,0099 EUR wordt afgerond naar de hogere eurocent. HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen
Art. 12.Wanneer een verhoging samenvalt met een aanpassing, wordt de verhoging eerst toegepast.
Art. 13.De lonen, loonsverhogingen en loonaanpassingen voorzien in 2001, zoals opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001 betreffende de uurlonen, worden berekend in BEF waarna de spanning wordt berekend. Daarna gebeurt de omzetting naar EUR (aan spanning 100), waarna de spanning opnieuw wordt berekend.
Vanaf 1 januari 2002 zullen de loonsverhogingen en loonaanpassingen worden berekend in EUR (aan spanning 100), waarna de spanning wordt berekend. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt die van 18 oktober 1999 betreffende de loonvorming, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, geregistreerd onder het nummer 54452/CO/149.01 op 3 april 2001.
Art. 15.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en geldt voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden met een opzeg van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie.
Deze opzegging kan slechts ingaan ten vroegste vanaf 1 januari 2003.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 augustus 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage 1 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001 "Loonvorming" In uitvoering van artikel 4 van deze conventie moet de anciënniteit verworven zijn binnen dezelfde kwalificatie en in dezelfde onderneming.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 augustus 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage 2 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001 "Loonvorming" In uitvoering van artikel 4 van deze conventie moet de anciënniteit verworven zijn binnen dezelfde kwalificatie en in dezelfde onderneming.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 augustus 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX