Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 november 2007
gepubliceerd op 19 december 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2003 betreffende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de diensten gezins- en bejaardenhulp gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007012740
pub.
19/12/2007
prom.
21/11/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 NOVEMBER 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2003 betreffende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de diensten gezins- en bejaardenhulp gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2003 betreffende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de diensten gezins- en bejaardenhulp gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 november 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006 Vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2003 betreffende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de diensten gezins- en bejaardenhulp gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap (Overeenkomst geregistreerd op 12 januari 2007 onder het nummer 81538/CO/318.02) HOOFDSTUK I. - Juridisch kader

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités en in toepassing van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector en zijn uitvoeringsbesluiten. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied en omschrijving van de begrippen

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp die gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.

Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel.

Art. 3.Onder "koninklijk besluit" wordt verstaan : koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector en zijn uitvoeringsbesluiten.

Onder "sociaal fonds" wordt begrepen : het "Fonds sociale maribel voor de diensten gezinszorg van de Vlaamse Gemeenschap". HOOFDSTUK III. - Vermindering van de RSZ-werkgeversbijdragen

Art. 4.§ 1. Overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 en de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, kan de sector genieten van een forfaitaire vermindering van de werkgeversbijdragen in de sociale zekerheid. § 2. Partijen komen overeen het "fonds sociale maribel" te belasten met het ontvangen, controleren, beheren en toewijzen van de integrale opbrengst van de in vorige paragraaf bedoelde bijdragevermindering. HOOFDSTUK IV. - Inning en bestemming van de bijdragevermindering

Art. 5.§ 1. De sector verbindt er zich toe de opbrengsten van de bijdragevermindering aan te wenden voor de aangroei van de reguliere werkgelegenheid.

De sector verbindt zich tot een toename van het arbeidsvolume van ten minste de opbrengst van de bijdragevermindering bepaald in artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. De vermeerdering van het arbeidsvolume per werkgever wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit. § 3. De financiële tegemoetkoming van het sociaal fonds is ten hoogste gelijk aan de loonkost van de tengevolge de toekenning van de bijkomende arbeidspost aangeworven werknemer.

Deze tegemoetkoming kan echter het bedrag van 64.937,84 EUR (op 1 januari 2003) per jaar en per bijkomend voltijds arbeidsvolume of de toepasselijke pro rata daarvan, niet overschrijden. Dit bedrag wordt geïndexeerd volgens de modaliteiten bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomsten over de koppeling van de bezoldigingen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap. § 4. Onder "loonkost" wordt verstaan : het brutoloon van de werknemer overeenkomstig de sectorale baremieke loonschalen en de loonvoorwaarden voor de uitgeoefende functies, verhoogd met de werkgeversbijdrage voor de sociale zekerheid, alsook alle vergoedingen en voordelen die aan de werknemer verschuldigd zijn door of krachtens de wettelijke of reglementaire bepalingen, alsook deze verschuldigd krachtens collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten binnen het paritair orgaan waaronder de werkgever ressorteert.

De tussenkomst is beperkt tot de bezoldigde, effectieve of ermee gelijkgestelde prestaties.

Art. 6.§ 1. Het behoud en de netto bijkomende werkgelegenheid en de aangroei van het arbeidsvolume waarvan sprake in deze collectieve arbeidsovereenkomst moet verwezenlijkt worden op het niveau van : - de sector; - elke dienst die via financiële middelen "sociale maribel", voortspruitend uit het koninklijk besluit en uit deze collectieve arbeidsovereenkomst, tewerkstelling realiseert. § 2. Een werkgever die een financiële tegemoetkoming geniet van het sociaal fonds kan, indien hij zich genoodzaakt ziet om het arbeidvolume, zoals bedoeld in artikel 50 van het koninklijk besluit, van zijn werknemers die onder de toepassing vallen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, te verminderen, verder genieten van de financiële tegemoetkomingen van het sociaal fonds, op voorwaarde dat : 1. de werkgever vooraf met aangetekende brief de vermindering van het arbeidsvolume aanmeldt bij het sociaal fonds, met opgave van de volgende informatie : de vermindering van het arbeidsvolume uitgedrukt in voltijdse equivalenten gedurende een volledig kalenderjaar, de datum vanaf de welke de vermindering ingang vindt, de fases van deze vermindering alsook de reden die de vermindering van het arbeidsvolume veroorzaakt;2. het sociaal fonds zijn instemming betuigt met het voorstel van vermindering van het arbeidsvolume op basis van objectieve criteria en bij gemotiveerde beslissing. HOOFDSTUK V. - Waarborgen met betrekking tot de aanwending van de RSZ-bijdragevermindering ten voordele van de tewerkstelling

Art. 7.Elke werkgever die financiële middelen "sociale maribel" geniet, zal om de zes maanden een verslag bezorgen aan het sociaal fonds, volgens het door het sociaal fonds opgesteld model. Het sociaal fonds kan eventueel een andere termijn van verslag bepalen. Het sociaal fonds kan zo nodig bijkomende informatie opvragen bij de werkgever. De werkgevers verbinden er zich toe alle gegevens in verband met de socialemaribeltewerkstelling die door het sociaal fonds worden opgevraagd, te verstrekken.

Art. 8.Het verslag moet uiterlijk op de door het sociaal fonds gestelde datum worden terugbezorgd. Info hierover wordt verstrekt aan alle leden van de ondernemingsraad, bij ontstentenis aan de leden van het comité preventie en bescherming op het werk.

Zij kunnen alle inlichtingen verkrijgen om een goed begrip van de socialemaribeltewerkstelling in de voorziening mogelijk te maken.

Art. 9.Indien gelden zouden ontvangen zijn waar geen werkgelegenheid tegenover staat overeenkomstig de toekenning, of waarvoor niet de noodzakelijke inlichtingen en/of bewijsstukken voorgelegd worden, zullen de gelden teruggevorderd worden of in mindering gebracht worden van de te ontvangen middelen. HOOFDSTUK VI. - Modaliteiten van toewijzing van de bijkomende tewerkstelling

Art. 10.Bij de aanwervingen zal uitvoering worden gegeven aan de bestemming die door de sociale partners bij collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen.

Art. 11.De functies die in aanmerking komen voor de bijkomende aanwervingen, vergoed volgens de vigerende baremieke loonschalen en voorwaarden, behoren tot de functiecategorieën zoals bepaald in de geldende collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de loonvoorwaarden.

Art. 12.De raad van beheer van het sociaal fonds is bevoegd de beschikbare middelen toe te wijzen aan de toegetreden voorzieningen.

De verdeling gebeurt pro rata het aandeel van elke voorziening, in het geheel van het arbeidsvolume van de sector.

Art. 13.De nieuwe aanwervingen en de toename van het arbeidsvolume worden gerealiseerd binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de dag van de betekening van de beslissing tot toekenning van de financiële tegemoetkoming.

Op basis van een gemotiveerde aanvraag kan het sociaal fonds uitzonderlijk een afwijking op deze termijn toestaan.

Overeenkomstig het koninklijk besluit van 18 juli 2002, worden de werknemers aangeworven ten gevolge van een fusie of overname van een instelling en/of werknemers aangeworven in gevolge een verhoging vanuit de subsidiërende overheid, niet beschouwd als bijkomende tewerkstelling. HOOFDSTUK VII. - Procedure van kandidatuurstelling

Art. 14.De werkgevers die een bijkomende inspanning op het vlak van tewerkstelling wensen te realiseren in toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, moeten een akte van kandidatuurstelling per aangetekend schrijven overmaken aan het sociaal fonds.

Dit schrijven wordt opgemaakt en ondertekend door de werkgever en omvat minstens een uitvoerige omschrijving van de tewerkstellingsverbintenis die de werkgever aangaat, evenals de eventuele opmerkingen bedoeld in artikel 15.

Het model hiervoor zal door het sociaal fonds worden opgesteld.

Art. 15.Een afschrift van de akte van kandidatuurstelling vermeld in artikel 14, wordt voorafgaandelijk ter informatie en ter raadpleging medegedeeld aan de ondernemingsraad, bij ontstentenis, aan de syndicale delegatie, of, bij ontstentenis, aan de werknemers.

De vertegenwoordigers van de werknemers of de werknemers hebben een termijn van 15 dagen, vanaf het overhandigen van het afschrift, om schriftelijk opmerkingen ter kennis te brengen van de werkgever. De eventuele opmerkingen worden bij de akte gevoegd. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen en geldigheidsduur

Art. 16.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2003 betreffende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de diensten gezins- en bejaardenhulp gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2007 en is gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan opgezegd worden door elk van de partijen mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 21 november 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^