Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 november 2006
gepubliceerd op 11 januari 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 maart 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen, betreffende de toepassing van onder andere de wet houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg van 3 juli 2005 en van de reglementaire bepalingen die deze wet zullen uitvoeren

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006203825
pub.
11/01/2007
prom.
21/11/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 maart 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen, betreffende de toepassing van onder andere de wet houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg van 3 juli 2005 en van de reglementaire bepalingen die deze wet zullen uitvoeren (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 maart 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen, betreffende de toepassing van onder andere de wet houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg van 3 juli 2005 en van de reglementaire bepalingen die deze wet zullen uitvoeren.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 november 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 maart 2006 Toepassing onder andere van de wet houdende diverse sociale bepalingen betreffende het sociaal overleg van 3 juli 2005 en van de reglementaire bepalingen die deze wet zullen uitvoeren (Overeenkomst geregistreerd op 16 mei 2006 onder het nummer 79779/CO/325) Inleiding en toepassingsgebied Binnen het kader van de wet houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg van 3 juli 2005 en van de reglementaire bepalingen die deze wet zullen uitvoeren, is het volgende overeengekomen in het Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen.

Onverminderd de regelingen die in de ondernemingen bestaan en gunstiger kunnen uitvallen, geldt de volgende collectieve arbeidsovereenkomst voor de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen, en voor hun personeel.

Beschikkingen HOOFDSTUK I. - Tewerkstellingspolitiek en werkzekerheid

Artikel 1.Het behoud van de tewerkstelling blijft een vast gegeven in de sociale politiek van de ondernemingen van de sector. Deze zullen dan ook hun traditionele tewerkstellingspolitiek voortzetten, evenwel rekening houdend met de zich wijzigende omstandigheden, zoals bij herstructureringen en fusies, en met de verscherpte concurrentieomgeving, die nieuwe belemmeringen kunnen invoeren in het streven naar een maximale consolidatie van de tewerkstelling.

Binnen deze context, zal naar het optimaal behoud van de bestaande activiteiten in de sector en van de lokale werkgelegenheid worden gezocht. Een voluntaristisch beleid zal worden gevolgd om het behoud van de werkgelegenheid te kunnen verwezenlijken voor het personeel van de bedreigde ondernemingen van de sector.

In dit kader spreken de betrokken ondernemingen onderling af een maximale synergie na te streven. De resultaten ervan worden éénmaal per jaar besproken in de Vaste Commissie voor de Werk-gelegenheid van de sector overeenkomstig de punten 1.3 en 1.4 van het addendum nr. 3 betreffende de toepassing van artikel 8 van de raam-collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 23 april 1987 in de OKI-sector. De werknemers van de betrokken ondernemingen blijven integraal hun oorspronkelijk personeelsstatuut behouden.

Binnen de mogelijkheden van iedere onderneming, zullen de inspanningen gaan naar de vorming en de training van het personeel alsook naar het behoud, de herziening en de uitbreiding van de arbeidsbevorderende en arbeidsherverdelende maatregelen.

Art. 2.Indien, overeenkomstig de procedure van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972 van de Nationale Arbeidsraad, wordt vastgesteld dat de realisatie van de doelstelling inzake het behoud van de tewerkstelling een ernstig probleem zou vormen voor de toekomst van de onderneming, verbinden de betrokken ondertekenaars zich ertoe samen te zoeken naar mogelijke oplossingen en modaliteiten van sociale begeleiding door middel van een sociaal overleg binnen de onderneming, dat wordt omgezet in een collectieve arbeidsovereenkomst op bedrijfsvlak.

Dit zoeken naar oplossingen en begeleidingsmaatregelen zal onder meer kunnen gebeuren door : - de stopzetting gedurende 6 maanden van de aanwerving van nieuw personeel in functies die door de restrictiemaatregelen zijn getroffen in de diensten waarin deze maatregelen van toepassing zijn; - de beperking van de aanwervingen voor de diensten die niet zijn getroffen, door de natuurlijke uittredingen te compenseren door de overplaatsing van een dienst naar een andere en mutaties van de ene onderneming naar de andere binnen de sector, in de mate dat de kwalificatie, de competenties of een eventuele omscholing van het betrokken personeel het toelaten; - het opzetten van een tewerkstellingsbeleid dat op bedrijfsvlak ondersteund wordt door herklasseringsplannen, door tijdens de looptijd van deze plannen vormings- en omscholingsacties te organiseren, die aan het personeel dat de nodige capaciteiten heeft, de mogelijkheid bieden om van een dienst naar een andere of van de ene onderneming naar de andere binnen de sector over te schakelen; de bedrijven van de sector waar functies vacant zijn delen deze vacatures mee aan de andere bedrijven van de sector op hetzelfde ogenblik als hun publicatie naar de buitenwereld; - de onderhandeling in bepaalde gevallen over een systeem van vervroegde uittreding.

Bij gebrek aan een overeenkomst over de oplossingen die respectievelijk door de betrokken partijen op dit niveau in het vooruitzicht worden gesteld, zal het probleem aan het paritair comité worden voorgelegd dat binnen een maximumtermijn van drie maanden alle middelen te zijner beschikking zal uitputten.

Het niet-naleven van de procedure zal de nietigheid tot gevolg hebben van de beslissingen die in dit kader werden genomen, en dit zal zich vertalen in het behoud van de persoon in de onderneming.

Art. 3.Indien uit de evaluatie van de maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling en de herverdeling van de arbeidstijd blijkt dat bijkomende initiatieven noodzakelijk zijn, komen de partijen overeen deze maatregelen te onderzoeken.

Art. 4.De bepalingen van de artikelen 2 en 3 zijn niet van toepassing op de gevallen van individuele afdanking die verband houden met de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.

Art. 5.De OKI's bevestigen hun voornemen hun traditionele politiek inzake zekerheid van tewerkstelling voort te zetten.

Indien de werkgever toch een individuele afdanking zou overwegen in verband met de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, is de volgende procedure van toepassing.

De werkgever licht de werknemer schriftelijk in over disciplinaire of professionele tekortkomingen die, hetzij eenmalig, hetzij bij herhaling of bij niet verbetering, of in combinatie met andere elementen, tot afdanking kunnen leiden. Deze kennisgevingen met de schriftelijk vastgestelde feiten en de directe bewijsstukken tot staving van die feiten, maken deel uit van het ontslagdossier.

Indien de werkgever, in het raam van deze procedure en buiten de proefperiode, overweegt een bij arbeidsovereenkomst tewerkgestelde werknemer te ontslaan om een andere dan een dwingende reden, ontbiedt hij schriftelijk de werknemer op een onderhoud dat binnen de drie tot vijf werkdagen, de zaterdag uitgesloten, moet plaatshebben. Hij bezorgt de werknemer een kopie van de oproeping die bestemd is voor de vakbondsafgevaardigde van zijn keuze teneinde zich door deze laatste op het onderhoud te laten bijstaan.

De werknemer die het voorwerp uitmaakt van deze procedure, ontvangt het ontslagdossier samen met de oproeping.

De definitieve beslissing van de werkgever zal worden medegedeeld binnen drie werkdagen, de zaterdag uitgesloten, volgend op dit onderhoud of op de voor dat onderhoud voorziene datum indien de werknemer niet is opgedaagd.

Bij beslissing tot ontslag krijgt de ontslagen werknemer de schriftelijke motivering van de afdanking.

In elk geval stelt de werkgever, vóór betekening aan de betrokken werknemer, de vakbondsafvaardiging in kennis van de voorgenomen contractverbrekingen en van de redenen hiervoor en dit volgens de in iedere OKI bestaande of overeen te komen modaliteiten.

De bepalingen van deze procedure worden omgezet in de in de ondernemingen bestaande reglementen voor 31 december 2006.

Conflicten aangaande de naleving van deze procedure worden voorgelegd aan het paritair comité.

De niet-naleving van de procedure beschreven in dit artikel, leidt tot de betaling, bovenop de ontslagvergoeding berekend op basis van de schaal Claeys, van een forfaitaire schadevergoeding gelijk aan 6 of 9 maanden loon, naargelang de anciënniteit van de werknemer begrepen is tussen 1 en 5 jaar of 5 jaar overschrijdt.

Art. 6.De betrokken partijen verbinden er zich toe een gecoördineerde inventaris op te stellen in verband met de procedure bij individueel ontslag. Deze inventaris zal worden uitgewerkt door de Vaste Commissie voor de Werkgelegenheid van de sector. Hiervan zal verslag worden uitgebracht aan het paritair comité voor 30 juni 2007. HOOFDSTUK II. - Maatregelen ter vrijwaring van de werkgelegenheid

Art. 7.Algemeen beleid vorming en training Teneinde voortdurend de competenties van het personeel te behouden, te verbeteren en te vernieuwen, verbinden de ondernemingen er zich toe alle nodige inspanningen qua vorming voort te zetten en op te drijven om de competenties van al hun personeelsleden te ontwikkelen.

De ondernemingen van de sector verbinden er zich toe een voluntaristisch beleid te voeren op gebied van professionele vorming.

Ze zullen zich bijgevolg laten leiden door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, door de ondernemingsraad ten minste eenmaal per jaar in te lichten over de vormingsplannen, de doelstellingen en de in het vooruitzicht gestelde thema's.

Daarenboven zal iedere onderneming vormingsplannen, gespreid over maximaal drie jaar, voorleggen en uitvoeren, die het hele personeel bestrijken.

Ten minste eenmaal per jaar zal aan de sectorale Vaste Commissie voor de Werkgelegenheid verslag worden uitgebracht over de verwezenlijkte vormingen.

Art. 8.Individueel recht op opleiding De professionele vorming maakt een fundamenteel en onafwendbaar recht uit van iedere werknemer van de sector.

De opleiding draagt onder meer bij tot de functionele mobiliteit van het personeel die noodzakelijk is geworden door de evolutie van de activiteiten.

Zo nodig wordt, in overleg met de werkgever, de individuele arbeidsorganisatie aangepast gedurende de opleiding of worden aangepaste opleidingsformules voorgesteld zodat iedere werknemer daadwerkelijk van dit recht kan gebruik maken.

Naar aanleiding van een functionerings- of evalutatieonderhoud wordt een ontwikkelingsplan opgesteld alsook de noodzakelijke vorming om dit te bereiken.

Indien dit plan in geen vier dagen vorming per jaar voorziet en de werknemer die wenst te bekomen, dient de kortere duur te worden gemotiveerd. Er wordt aan de vakbondsafvaardiging verslag uitgebracht over het aantal gemotiveerde afwijkingen en over de betrokken functies.

Een werknemer die geen onderhoud heeft gehad, beschikt over dezelfde rechten inzake vorming overeenkomstig dezelfde modaliteiten.

Er wordt uitdrukkelijk bepaald dat deze vorming in de meeste gevallen tijdens de normale werkuren worden gegeven.

Deze vorming kan bestaan in een opleidingscursus binnen of buiten de onderneming, een opleiding op de werkplaats of nog een opleiding die gebruik maakt van de nieuwe informatietechnologieën.

In onderling overleg met de werkgever kan deze vorming betrekking hebben op de huidige functie of op andere functies binnen het bedrijf.

In overleg met de werkgever kunnen de werknemers in dit kader opleidingen volgen die niet rechtstreeks zijn verbonden aan de functie die ze uitoefenen, maar die nuttig (zullen) zijn voor het bedrijf.

Voor de werknemers die betrokken zijn bij evoluerende activiteiten, worden dergelijke opleidingen aangeboden.

Bij de vakbondsafvaardiging wordt verslag uitgebracht over het aantal gemotiveerde afwijkingen en over de betrokken functies.

Art. 9.Talenkennis In een paritaire werkgroep per onderneming zal worden onderzocht hoe de kennis van de talen kan worden verhoogd. De desbetreffende talen (Nederland, Frans, Engels,...) zullen per onderneming worden bepaald.

De bedrijven waarvoor de kennis van een andere Europese taal (Engels, Nederlands, Frans en andere eventueel nuttige talen die per bedrijf moeten worden bepaald) belangrijk is, zullen vóór 30 juni 2007 in hun bedrijf onderzoeken welke maatregelen kunnen worden genomen om de verwezenlijking van deze doelstelling te bevorderen.

Art. 10.Tijdskrediet Het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, zoals vastgesteld door de in de Nationale Arbeidsraad gesloten collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001, zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77ter van 10 juli 2002, geldt voor alle personeelcategorieën.

In uitvoering van artikel 3, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis en onverminderd de toepassing van artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt de duur van de uitoefening van het recht op tijdskrediet verlengd, zonder dat deze duur over de gehele loopbaan meer dan vijf jaar mag bedragen, met dien verstande echter dat een volledige schorsing beperkt wordt tot twee jaar na elkaar, tenzij in het kader van gunstigere overeengekomen regimes of om sociale redenen die paritair op ondernemingsvlak werden erkend.

De in artikel 15, § 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis bedoelde drempel van 5 pct. van het totaal aantal in de onderneming of de dienst tewerkgestelde werknemers die gelijktijdig het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking uitoefenen of zullen uitoefenen, wordt berekend zonder rekening te houden met de werknemers van 50 jaar en ouder die gebruik maken van hun recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis.

De door de werkgever eventueel betaalde aanvulling op de federale premies bij voltijds en halftijds tijdskrediet wordt binnen het bedrijf vastgelegd.

Dit artikel kan herzien worden indien nieuwe wettelijke bepalingen van kracht worden tijdens de geldigheidsduur van deze overeenkomst.

Art. 11.Vervroegd vertrek De uitvoering van de bepalingen voorzien door het koninklijk besluit van 7 december 1992 en de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55, gesloten op 13 juli 1993 in de Nationale Arbeidsraad, is opgeschort voor de periode van 1 januari 2005 tot 31 december 2006, wegens de alternatieve vervroegde vertrekformules die tijdens deze periode van kracht zijn in de verschillende bedrijven van de sector.

Art. 12.Deeltijdarbeid In de ondernemingen van de sector worden de bestaande formules van deeltijdarbeid behouden of verbeterd.

Voor zover de organisatie van de dienst het kan rechtvaardigen, wordt het stelsel van deeltijdarbeid opengesteld voor ten minste 15 pct. van het gemiddelde aantal werknemers, berekend zoals voor het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking.

Zolang binnen de onderneming geen deeltijdarbeidregelingen zijn opengesteld waarvan 15 pct. van het gemiddeld aantal werknemers genieten, wordt iedere weigering van deeltijdarbeid aan de vakbondsafvaardiging gemeld en gemotiveerd. Het aantal weigeringen en de erbij betrokken functies worden medegedeeld zonder vermelding van de naam van de betrokken personen.

Art. 13.Overuren De ondernemingen van de sector verbinden er zich toe de strijd tegen de overuren voort te zetten en hiervoor verslag uit te brengen bij de Sectorale Vaste Commissie voor de Werkgelegenheid.

Driemaandelijks wordt hierover in iedere onderneming verslag uitgebracht bij de vakbondsafvaardiging.

De aanwezigheidsuren zullen worden geregistreerd overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld op ondernemingsvlak door een registratiesysteem dat toelaat een aangepaste controle over het geheel van de prestaties uit te voeren.

Jaarlijks wordt het aantal werknemers die een leidende functie uitoefenen of een vertrouwenspost bekleden meegedeeld aan de Sectorale Vaste Commissie voor de Werkgelegenheid. HOOFDSTUK III. - Arbeidsvoorwaarden

Art. 14.Bijkomend verlof voor oudere werknemers Vanaf 1 januari 2006 bovenop de bestaande regelingen in de ondernemingen, worden aan de oudere werknemers vanaf de leeftijd van 55 jaar, pro rata van hun werkregeling, de volgende bijkomende verlofdagen toegekend : - vanaf 55 jaar : één bijkomende verlofdag; - vanaf 56 jaar : een tweede bijkomende verlofdag; - vanaf 57 jaar : een derde bijkomende verlofdag; - vanaf 58 jaar : een vierde bijkomende verlofdag; - vanaf 59 jaar : een vijfde bijkomende verlofdag.

Art. 15.Strijd tegen de stress Overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 72 van 30 maart 1999 betreffende het beleid ter voorkoming van stress door het werk, gesloten in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 juni 1999, zullen op ondernemingsvlak de nodige maatregelen worden genomen om het stressvoorkomingsbeleid concreet uit te werken in paritair overleg, via de geëigende kanalen.

Uiterlijk op 30 juni 2007 wordt een gecoördineerde studie over de verschillende praktijken in de bedrijven van de sector voorgelegd aan het paritair comité.

Art. 16.Soepele arbeidsregelingen Rekening houdend met het zoeken naar formules om het familiaal en professioneel leven te verzoenen zal een gecoördineerde inventaris worden opgesteld van de verschillende soepele arbeidsregelingen in de diverse ondernemingen van de sector. Deze inventaris zal worden geëvalueerd door de Vaste Commissie voor de Werkgelegenheid van de sector.

De instellingen zullen, uiterlijk op 31 december 2006, op bedrijfsvlak samen met de sociale partners een inventaris bijwerken van de verschillende vormen van arbeidsorganisatie die voor alle werknemers een aanzienlijk voordeel moeten opleveren zonder afbreuk te doen aan de goede werking van het bedrijf.

Op basis van die inventaris zullen de sociale partners over een maximale periode van 6 maanden in het bedrijf onderhandelen over de toepassing van nieuwe formules van arbeidsorganisatie.

Eind september 2007 zal in de Vaste Commissie voor Werkgelegenheid een evaluatie worden uitgevoerd van alle mogelijke of ingevoerde soepele arbeidsregelingen. Er zal worden onderzocht in welke mate deze regelingen hebben bijgedragen aan de combinatie van gezins- en beroepsleven.

Art. 17.PC-privé Elk bedrijf voert een PC-privé-plan in dat een periode van drie jaar bestrijkt, volgens modaliteiten die in het bedrijf binnen het geldende wettelijke kader worden vastgelegd.

Art. 18.Hoofdvakantieperiode De werknemers hebben recht op drie opeenvolgende weken vakantie tijdens de hoofdvakantieperiode, tenzij de aard van de dienst of van de functie het niet toelaten. In geval van betwisting van een weigering, zal deze behandeld worden in de onderneming volgens de geëigende kanalen.

Art. 19.Mobiliteitsproblematiek Overeenkomstig de geldende wettelijke regelgevingen zal in een paritaire werkgroep op ondernemingsvlak de mobiliteitsproblematiek worden onderzocht en gerapporteerd aan de ondernemingsraad.

Art. 20.Inactiviteitsperiodes De werkgevers verbinden zich ertoe in overeenstemming met de wetgeving de mogelijkheden te onderzoeken om de volledige of gedeeltelijke vermindering van de arbeidsduur te neutraliseren met betrekking tot de pensioenrechten voor een maximum van twee jaar. HOOFDSTUK IV. - Verhoging van de koopkracht

Art. 21.De partijen zijn akkoord dat een forfaitaire niet-recurrente premie van 200 EUR per voltijdse werknemer wordt uitbetaald in de loop van 2006 aan elk personeelslid dat in dienst is op de eerste dag van de betrokken betalingsmaand; het bedrag van deze premie wordt berekend in verhouding tot het arbeidsregime van de werknemer op diezelfde dag.

Het tijdstip van betaling van deze niet-recurrente premie wordt per onderneming vastgesteld. HOOFDSTUK V. - Diverse en slotbepalingen

Art. 22.Worden verlengd voor de duur van deze overeenkomst : artikel 1 (maatregelen voor de oudere werknemers) en artikel 7 (paritair onderzoek naar de kwaliteitsverbetering van de arbeidsrelatie) van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 1995.

Art. 23.Gelet op de evolutie inzake elektronische communicatiemiddelen worden deze ook, daar waar zij reeds toegepast worden, ter beschikking gesteld van de nationaal erkende vakbonden en de verenigingen vertegenwoordigd in de ondernemingsraad en wel op onderlinge voet van gelijkheid.

De toegang tot de elektronische kanalen wordt geregeld in een op bedrijfsniveau af te sluiten protocol dat de veiligheidsregels en gebruiksprocedures vastlegt.

In alle gevallen heeft de communicatie die betrekking heeft op de goede werking van de diensten van de onderneming, absolute voorrang.

Het gebruik van de toegewezen communicatiekanalen gebeurt namens de vakbond of de vereniging en niet namens individuele personeelsvertegenwoordigers.

In bovengenoemd protocol wordt per vakbond en vereniging een communicatieverantwoordelijke aangesteld. Het regelt eveneens de bevoegdheden van deze communicatieverantwoordelijke en zijn relaties ten opzichte van de afdeling HRM. HOOFDSTUK VI. - Uitwerking en geldigheidsduur

Art. 24.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2005.

Behoudens anders bepaald, neemt ze een einde op 31 december 2006.

De artikelen 1, 5, 15 en 23 van deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen, behoudens opzegging door één van de partijen drie maanden vóór het verstrijken van voormelde geldigheidsduur, stilzwijgend worden verlengd voor opeenvolgende periodes van drie jaar.

Punt 5 van hoofdstuk I van de sector collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 2003 wordt opgeheven op de datum van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 21 november 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^