gepubliceerd op 08 december 2005
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, waarbij het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" gemachtigd wordt een vergoeding toe te kennen aan de bepaalde bouwvakarbeiders die na de leeftijd van 58 jaar hun arbeidsprestaties verder zetten
21 NOVEMBER 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, waarbij het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" gemachtigd wordt een vergoeding toe te kennen aan de bepaalde bouwvakarbeiders die na de leeftijd van 58 jaar hun arbeidsprestaties verder zetten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, waarbij het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" gemachtigd wordt een vergoeding toe te kennen aan de bepaalde bouwvakarbeiders die na de leeftijd van 58 jaar hun arbeidsprestaties verder zetten.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 november 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 Toekenning door het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" gemachtigd wordt een vergoeding toe te kennen aan de bepaalde bouwvakarbeiders die na de leeftijd van 58 jaar hun arbeidsprestaties verder zetten (Overeenkomst geregistreerd op 25 juli 2001 onder het nummer 58060/CO/124) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren en op de arbeiders die zij tewerkstellen en die tijdens de geldigheidsduur van deze overeenkomst de leeftijd van 58 jaar bereiken.
In deze collectieve arbeidsovereenkomst verstaat men onder : - "arbeiders : de arbeiders en arbeidsters; - "fonds voor bestaanszekerheid" : het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf. HOOFDSTUK II. - Toekenning van een vergoeding
Art. 2.Het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" kent toe aan de werklieden die na de leeftijd van 58 jaar op vrijwillige basis hun arbeidsprestaties verder zetten bij één of meerdere ondernemingen bedoeld in artikel 1, een eenmalige aanvullende vergoeding boven op de sociale zekerheidsuitkering die de betrokken arbeiders genieten na stopzetting van hun arbeidsprestaties.
Art. 3.Om recht te hebben op deze vergoeding, dienen de arbeiders bedoeld in artikel 2, de voorwaarden te vervullen die opgesomd zijn in artikel 3, 3°, 4° en 5° van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf".
Art. 4.De vergoeding wordt door het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" toegekend op het ogenblik dat de arbeider zijn beroepsactiviteit volledig stopzet en ten vroegste op de leeftijd van 60 jaar. HOOFDSTUK III. - Bedrag van de vergoeding
Art. 5.§ 1. Het bedrag van de vergoeding die aan de arbeiders wordt toegekend bedraagt 3.966,30 EUR. § 2. Voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001, geldt in plaats van het bedrag van 3.966,30 EUR, vermeld in § 1, het bedrag van 160.000 BEF.
Art. 6.§ 1. Het bedrag bepaald in artikel 5 wordt toegekend pro rata temporis voor die arbeiders die voor de leeftijd van 60 jaar toch door de werkgever werden ontslagen, omwille van dringende redenen. § 2. Het totaal van de vergoedingen bestaanszekerheid die de arbeider eventueel ontving voor de periodes van arbeidsongeschiktheid die zich situeren tussen de leeftijd van 58 en 60 jaar wordt afgetrokken van het onder artikel 5 vermelde bedrag. HOOFDSTUK IV. - Procedure
Art. 7.De aanvraag om toekenning van de door deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde vergoeding wordt door het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf", ingediend bij middel van een speciaal formulier, hetzij door toedoen van een werknemersorganisatie die deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft ondertekend, hetzij rechtstreeks door de betrokkene.
Art. 8.De raad van bestuur van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" bepaalt de praktische modaliteiten die moeten worden gevolgd bij het indienen en het behandelen van de aanvragen.
De bijzondere gevallen die niet op grond van de bepalingen van deze overeenkomst kunnen worden opgelost, worden door de meest gerede partij voorgelegd aan de raad van bestuur van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf".
Art. 9.De aanduiding van de organismen die belast zijn met de uitbetaling van de sociale voordelen aan de gerechtigden en met de controle met betrekking tot de toekenning van deze voordelen, gebeurt overeenkomstig de artikelen 8 en 23 van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf". HOOFDSTUK V. - Geldigheidsduur
Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor een bepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 januari 2001 met uitzondering van artikel 5, § 1, dat in werking treedt op 1 januari 2002. Ze houdt op van kracht te zijn op 31 december 2002. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 21 november 2005.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN