gepubliceerd op 30 december 2013
Koninklijk besluit betreffende de berekening van de kilometervergoeding, voor de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën, voor de dienstreizen waarbij de woonplaats van het personeelslid het vertrek- en/of eindpunt is
21 DECEMBER 2013. - Koninklijk besluit betreffende de berekening van de kilometervergoeding, voor de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën, voor de dienstreizen waarbij de woonplaats van het personeelslid het vertrek- en/of eindpunt is
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikelen 37 en 107, tweede lid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 april 2012;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, d.d. 8 juni 2012;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 10 juli 2012;
Gelet op het protocol van onderhandelingen nr. D.I. 337/D/84 van het sectorcomité II - Financiën, gesloten op 24 september 2013;
Gelet op het advies 54.323/2 van de Raad van State, gegeven op 13 november 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Eerste Minister, de Minister van Financiën en de Staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Wat betreft de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën kan, in afwijking van artikel 14 van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten, de hiërarchische chef toestaan dat de kilometervergoeding wordt berekend op basis van de werkelijk afgelegde afstand, voor dienstreizen waarbij de woonplaats van het personeelslid het vertrek- en/of eindpunt is, niettegenstaande dit aanleiding geeft tot een hogere vergoeding dan deze die verschuldigd zou zijn indien de reizen, hetzij van of naar de administratieve standplaats van het personeelslid waren geschied, hetzij van of naar de gemeente bedoeld in artikel 14, tweede lid, van genoemd koninklijk besluit.
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.
Art. 3.De Eerste Minister en de minister bevoegd voor de Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 december 2013.
FILIP Van Koningswege : De Eerste Minister, E. DI RUPO De Minister van Financiën, K. GEENS De Staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, J. CROMBEZ