Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 oktober 2024
gepubliceerd op 05 november 2024

Koninklijk besluit tot oprichting van de academie van de Federale Overheidsdienst Justitie en tot uitvoering van artikel 11 van de wet van 23 maart 2019 betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2024010071
pub.
05/11/2024
prom.
20/10/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 OKTOBER 2024. - Koninklijk besluit tot oprichting van de academie van de Federale Overheidsdienst Justitie en tot uitvoering van artikel 11 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik ter ondertekening aan Uwe Majesteit voorleg, beoogt enerzijds de oprichting van een opleidingsdienst voor de gehele Federale Overheidsdienst Justitie, genaamd academie, en anderzijds de uitvoering van enkele bepalingen van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel.

De oprichting van de academie is om verschillende redenen essentieel voor de Federale Overheidsdienst Justitie.

Momenteel is het opleidings- en ontwikkelingsbeleid en het inzetten van de middelen op het vlak van opleiding zeer gedecentraliseerd en gefragmenteerd binnen de Federale Overheidsdienst Justitie. Dat maakt het erg moeilijk om een modern en efficiënt opleidings- en ontwikkelingsbeleid te voeren dat in overeenstemming is met de strategie van de organisatie. Daarom is er gekozen voor een centraal aangestuurd model dat alles op een nieuwe manier samenbrengt onder de leiding van de academie.

Zo kan een duidelijk en coherent opleidings- en ontwikkelingsbeleid worden gevoerd dat zichtbaar is voor de hele organisatie en ook voor de buitenwereld. Het centrale model zal het makkelijker maken de beleidslijnen te sturen, zoals het leiderschapsmodel, het integriteitsbeleid en het uitrollen van een nieuw detentiebeleid, en dus aan te sluiten bij de strategie van de organisatie, de werking via indicatoren op te volgen en bij te sturen waar nodig.

Daarnaast zal het samenbrengen van de middelen efficiëntiewinsten teweegbrengen en ruimte creëren om de investering in opleiding te verhogen.

De Federale Overheidsdienst Justitie wil de uitdaging aangaan om de organisatie en haar personeel toekomstbestendig te maken door de competenties ervan continu te ontwikkelen.

Daartoe zal de academie ook een beroep doen op externe partners en samenwerkingen aangaan met universiteiten en hogescholen, en met andere federale academies en opleidingsdiensten.

De academie is ook verantwoordelijk voor de uitvoering van bepaalde doelen zoals vooropgesteld door de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel, meer specifiek het oprichten van een penitentiaire opleidingsdienst.

In de memorie van toelichting bij de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten staat hierover het volgende: "Om tenslotte het grote belang aan te tonen te kunnen beschikken over personeelsleden die perfect voorbereid zijn op hun opdrachten, wordt in Hoofdstuk IV bepaald dat de penitentiaire administratie een penitentiaire opleidingsdienst zal oprichten die het opleidingsbeleid zal ontwikkelen en zal waken over de uniformisering van de opleidingsprogramma's voor haar personeelsleden.

Deze dienst zal dus kunnen voorzien in een basisopleiding voor alle personeelsleden van de penitentiaire administratie, maar tevens in voorgezette beroepsopleidingen alsook in opleidingen die eigen zijn aan elke functie (bijvoorbeeld: opleidingen gerelateerd aan het gebruik van technologische apparatuur bij de toegangscontrole, griffietaken, enz.). Zij zal tevens instaan voor opleidingen die focussen op communicatieve en relationele vaardigheden, aangepast aan het werken in een gevangenis." Het doel van dit koninklijk besluit is dus om artikel 11 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel uit te voeren, met andere woorden om de organisatie en de regels over de werking van de penitentiaire opleidingsdienst, alsook de samenstelling en de werking van de jury te omschrijven, die bij deze dienst is ingesteld om de competenties van de stagiairs en contractuelen te beoordelen die deelnemen aan een basisopleiding waaraan de verplichting is gekoppeld te slagen voor de proeven. In artikel 10 van het koninklijk besluit wordt bepaald dat die verplichting om te slagen voor de basisopleiding vereist kan worden voor stagiairs en contractuelen die in dienst treden bij de penitentiaire administratie.

De minister zal de lijst vaststellen van de basisopleidingen waaraan de verplichting is gekoppeld te slagen voor de proeven.

Het is van belang te benadrukken dat er momenteel sterk wordt ingezet om het traject van de basisopleiding van tal van beroepen in de penitentiaire administratie te herzien, teneinde de deskundigheid en het professionalisme van die beroepen te versterken.

Bovendien zal een meer doeltreffende basisopleiding de toepassing van functiedifferentiatie en de professionalisering van de nieuwe functies binnen de domeinen begeleiding en veiligheid mogelijk maken waarin in het koninklijk besluit van 20 juli 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022041620 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 13, § 2, 5° en 6° van de wet van 23 maart 2019 betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten tot uitvoering van artikel 13, § 2, 5° en 6°, van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel wordt voorzien en waarvan de invoering in de Belgische gevangenissen is gestart.

Ten slotte voorziet het koninklijk besluit, in toepassing van artikel 23 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel, in de wijze waarop het niet-slagen voor de proeven zal worden gesanctioneerd voor de basisopleidingen waaraan de verplichting is gekoppeld te slagen voor de proeven.

Het ontwerp is gestructureerd volgens vijf delen: het eerste hoofdstuk legt een aantal definities vast; het tweede hoofdstuk bevat twee afdelingen waarin de opdrachten en doelstellingen van de academie en de rol en samenstelling van haar organen centraal staan; het derde hoofdstuk betreft de organisatie van de opleidingen; in het vierde hoofdstuk worden specifieke bepalingen vastgelegd met betrekking tot de basisopleidingen van de personeelsleden van de penitentiaire administratie waaraan de verplichting is gekoppeld te slagen voor de proeven; het vijfde hoofdstuk betreft een overgangsbepaling;

Het zesde hoofdstuk betreft de slotbepalingen.

Artikelsgewijze bespreking

Artikel 1 bevat de definities.

Op het vlak van opleiding beoogt de academie een breed scala aan opleidingsvormen in te zetten zodat de recentste inzichten op het vlak van volwassenonderwijs worden weergegeven en de meest optimale manier van werken kan worden gekozen. Het gaat onder andere om klassikaal en/of op technologie gebaseerd leren, afstandsonderwijs, zelfstudie en leren op de werkplek.

De proeven kunnen verschillende vormen aannemen: schriftelijk, mondeling, praktisch, enz., al naargelang van de leerdoelstellingen waarvan men de beheersing wil evalueren.

Tot slot kan de opleider een interne opleider en dus een werknemer van de Federale Overheidsdienst Justitie, een andere federale overheidsdienst of een federale organisatie zijn, of een externe opleider zijn die via een overheidsopdracht of op basis van een samenwerkingsovereenkomst werd aangeduid.

Het is ook de bedoeling dat bij bepaalde opleidingsprogramma's mogelijke synergiën worden ontwikkeld met de academische wereld en met externe opleidingsorganen zoals het Instituut voor gerechtelijke opleiding.

In artikel 2 wordt de academie opgericht en worden de missies en doelstellingen ervan bepaald.

In dat artikel wordt verduidelijkt dat de academie de penitentiaire opleidingsdienst bevat, zoals bepaald in artikel 11 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel, wat dus betekent dat ze verantwoordelijk is voor de uitvoering van de aan de penitentiaire opleidingsdienst opgedragen taken, maar dat haar taken ruimer zijn en zich uitstrekken tot de gehele Federale Overheidsdienst Justitie.

In artikel 3 worden de organen van de academie opgesomd.

De artikelen 4 tot en met 7 hebben betrekking op de organen van de academie en preciseren de samenstelling, rol en verantwoordelijkheid van de verschillende organen.

Voor wat het beheerscomité betreft, kan een expert uitgenodigd worden voor de behandeling van een specifiek onderwerp, bijvoorbeeld experten van andere academies.

Voor wat het wetenschappelijk adviescomité betreft, kunnen één of meerdere experts uit andere domeinen uit het academisch milieu of uit de praktijk uitgenodigd worden voor de behandeling van een specifiek onderwerp, bijvoorbeeld het hoofd van de psychosociale dienst, een buitenlandse expert inzake detentie.

De artikelen 8 en 9 hebben betrekking op de organisatie van de opleidingen. Er wordt gepreciseerd dat de dagelijkse en praktische werking van de academie in een huishoudelijk reglement wordt vastgelegd. Het huishoudelijk reglement bevat eveneens de deontologische code van de jury. Dit huishoudelijk reglement is een document waarover vooraf met de vakorganisaties zal worden onderhandeld.

In hoofdstuk 4 worden specifieke bepalingen ingevoerd voor de basisopleidingen van het personeel van de penitentiaire administratie waaraan de verplichting gekoppeld is om te slagen voor de proeven.

Artikel 10 bepaalt het toepassingsgebied van de bepalingen van hoofdstuk 4.

Artikel 11 bepaalt dat voor bepaalde basisopleidingen, waarvan de lijst door de minister van Justitie wordt vastgesteld, de verplichting om te slagen voor de proeven wordt ingevoerd.

Het slagen voor een of meer proeven is van cruciaal belang, zowel voor de stagiair tijdens zijn of haar stage als voor de contractuele tijdens het eerste dienstjaar. De voortzetting van de stage en de uitvoering van de arbeidsovereenkomst zijn immers afhankelijk van het slagen voor deze proeven. Deze proeven gaan na of de noodzakelijke beroeps- en contextspecifieke competenties in voldoende mate verworven zijn.

In het geval van niet-slagen wordt de kandidaten een herkansing aangeboden. Als de kandidaat niet slaagt voor een proef van de tweede zit, ongeacht de proef in kwestie, volgt het ontslag wegens beroepsongeschiktheid.

Het ontslag wordt uitgesproken na de betekening van de resultaten en als er een klacht van de belanghebbende over het verloop van de proeven is na de beslissing van de directeur van de stafdienst P&O. De stagiair zal worden ontslagen met een opzegtermijn van drie maanden zonder tussenkomst van de evaluatiecommissie maar volgens dezelfde opzegvoorwaarden als de stagiair die wordt ontslagen wegens beroepsongeschiktheid met toepassing van artikel 51 van het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022030165 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt sluiten betreffende de evaluatie in het federaal openbare ambt. Hij zal dus geen toegang hebben tot de toelage wegens ontslag bedoeld in artikel 21 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/07/2017 pub. 19/07/2017 numac 2017040352 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt sluiten tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

De deelnemer die beslist om vrijwillig de basisopleiding stop te zetten, informeert schriftelijk zijn werkgever. De vrijwillige stopzetting van de basisopleiding wordt beschouwd als een vrijwillig ontslag van de stagiair en de contractueel.

Het besluit voorziet in een automatische verlenging van de stage zonder dat die aanhangig wordt gemaakt bij de evaluatiecommissie ingeval de proeven niet werden afgelegd tijdens de stage of in het geval van een heroriëntering van de functie van detentiebegeleider naar veiligheidsassistent.

Deze automatische verlenging geldt niet voor de contractuele, maar het is de bedoeling om de contractuele die aan het einde van zijn eerste dienstjaar niet heeft deelgenomen aan de proeven of die is geheroriënteerd, zoveel mogelijk gelijk te stellen met de stagiair, rekening houdend met de regels die gelden voor arbeidscontracten binnen het openbaar ambt. Een eventuele verlenging van zijn arbeidscontract kan dus overeengekomen worden.

Het niet-afleggen van een proef na de verlengingsperiode van de stage wordt gelijkgesteld met een niet-slagen. Fraude zal tot ambtshalve ontslag leiden. In dit besluit verstaat men onder fraude de opzettelijke misleiding om onrechtmatig voordeel te verkrijgen.

In artikel 12 wordt de samenstelling van de jury die belast is met de evaluatie van de proeven, vastgelegd.

In artikel 13 wordt de mogelijkheid gegeven aan de kandidaten om klacht in te dienen over onregelmatigheden of materiële fouten bij het verloop van de proeven.

De deelnemer aan de basisopleiding kan niet worden ontslagen zolang de directeur van de stafdienst P&O geen beslissing heeft genomen over zijn klacht.

Artikel 14 voorziet in een overgangsbepaling die de situatie regelt voor de stagiairs en contractuelen die hun stage of hun eerste dienstjaar zijn begonnen voor de verplichting om te slagen voor de basisopleiding met betrekking tot hun functie in werking treedt.

De artikelen 15 en 16 behoeven geen commentaar.

Zodra gevraagd door de Raad van State werd het ontwerp van koninklijk besluit, dat wijzigingen had ondergaan naar aanleiding van het advies van de Inspectie van Financiën en de akkoordbevindingen van de minister van Ambtenarenzaken en de Staatssecretaris van Begroting, opnieuw aan deze instanties voorgelegd. Alle vereiste formaliteiten zijn daarmee vervuld.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT


Raad van state, afdeling Wetgeving Advies 76.180/16 van 21 mei 2024 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot oprichting van de academie van de Federale Overheidsdienst Justitie en tot uitvoering van artikel 11 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel' Op 19 april 2024 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Justitie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot oprichting van de academie van de Federale Overheidsdienst Justitie en tot uitvoering van artikel 11 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel'.

Het ontwerp is door de zestiende kamer onderzocht op 14 mei 2024. De kamer was samengesteld uit Pierre LEFRANC, wnd. kamervoorzitter, Toon MOONEN en Tim CORTHAUT, staatsraden, Johan PUT, assessor, en Wim GEURTS, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Barbara SPEYBROUCK, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Tim CORTHAUT, staatsraad.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 21 mei 2024. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING VAN HET ONTWERP 2. Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt tot de oprichting van een opleidingsdienst voor de Federale Overheidsdienst Justitie, de academie genaamd, waar de penitentiaire opleidingsdienst, vermeld in artikel 11 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten `betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het personeel', deel van uitmaakt. Hoofdstuk 1 legt een aantal definities vast (artikel 1 van het ontwerp). Afdeling 1 van hoofdstuk 2 betreft de oprichting van de academie,

waarbij de opdracht en de doelstellingen worden omschreven (artikel 2). Afdeling 2 bepaalt de organen van de academie en regelt hun rol en samenstelling (artikelen 3 tot 7).

Hoofdstuk 3 betreft de organisatie van de opleidingen (artikelen 8 en 9).

In hoofdstuk 4 van het ontwerp zijn specifieke bepalingen opgenomen voor de basisopleidingen van het personeel van de penitentiaire administratie waaraan voor zowel de stagiair als de contractueel de verplichting is gekoppeld te slagen voor de proeven van die opleidingen. Afdeling 1 bepaalt de basisopleidingen (artikel 10). Afdeling 2 bevat de regeling betreffende de verplichting om te slagen

en de sancties bij het niet-slagen (artikel 11). Afdeling 3 (en niet: 2) bepaalt de samenstelling en de werking van de jury die de proeven zal beoordelen (artikel 12), terwijl afdeling 4 (en niet: 3)(1) in een interne klachtprocedure voorziet voor de deelnemer aan de proeven (artikel 13). Hoofdstuk 5 voorziet in een overgangsbepaling voor de stagiairs en contractuelen die onder het toepassingsgebied van hoofdstuk 4 vallen (artikel 14).

Hoofdstuk 6 bevat de slotbepalingen, waar de inwerkingtreding wordt geregeld van het te nemen besluit en van de artikelen 11 en 23 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten (artikel 15).

RECHTSGROND 3. In de aanhef wordt verwezen naar artikel 108 van de Grondwet en de artikelen 11, 23 en 37 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten. 3.1. Artikel 11 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten luidt: "De opleiding van de personeelsleden van de penitentiaire administratie wordt verstrekt door de penitentiaire opleidingsdienst wat betreft: 1° de basisopleiding;2° de voortgezette beroepsopleidingen;3° de specifieke opleidingen in het kader van de loopbaanontwikkeling van de penitentiaire personeelsleden;4° de functionele opleidingen en 5° elke andere opleiding die door de penitentiaire administratie nuttig wordt geacht. De door de penitentiaire opleidingsdienst verstrekte opleidingen hebben minstens betrekking op: 1° de wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn binnen de Belgische rechtsorde;2° het aanwenden van penitentiaire technieken;3° het toepassen van richtlijnen en uitvoeringsregels;4° het zich eigen maken van adequate gedragswetenschappelijke en relationele eigenschappen. De Koning bepaalt de organisatie en de wijze van functioneren van de penitentiaire opleidingsdienst alsook van de samenstelling en werking van de jury die bij deze dienst wordt aangesteld met het oog op het beoordelen van de competenties van de kandidaten die deelnemen aan de opleidingen bedoeld in het eerste lid, 1° en 3° en bedoeld in deze wet." 3.1.1. De artikelen 1 tot 9 van het ontwerp regelen de oprichting van de academie binnen de stafdienst Personeel en Organisatie van de FOD Justitie, die instaat voor de opleidingen voor de personeelsleden van de FOD Justitie en de proeven die daarmee gepaard gaan. De rol en de samenstelling van de organen (2) van de academie worden geregeld en de organisatie van de opleidingen vastgesteld. In die academie wordt de penitentiaire opleidingsdienst opgenomen (artikel 2, § 3).(3)

Artikel 11, derde lid, van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten biedt enkel rechtsgrond voor de organisatie en de wijze van functioneren van de penitentiaire opleidingsdienst. Voor de oprichting, de samenstelling en de organisatie van de academie, voor zover die ook instaat voor de opleidingen van en de proeven voor andere personeelsleden van de FOD Justitie, dient beroep te worden gedaan op artikel 37 van de Grondwet dat aan de Koning de bevoegdheid toekent om de organisatie en werking van de federale overheidsdiensten te regelen. 3.1.2. Artikel 12 van het ontwerp, waarin wordt bepaald dat de jury de (verplichte) proeven van de basisopleidingen beoordeelt en dat de samenstelling van de jury regelt, vindt eveneens rechtsgrond in artikel 11, derde lid, van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten. 3.2. Artikel 23 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten luidt: "Tijdens de stage voor wat de ambtenaren betreft, of tijdens het eerste jaar van de indiensttreding voor wat de contractuelen betreft, kan de verplichting opgelegd worden tot het slagen in een basisopleiding georganiseerd door de penitentiaire opleidingsdienst zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, 1°.

Bij niet slagen in deze opleiding kan de stage van ambtswege worden beëindigd of de arbeidsovereenkomst ontbonden." In de memorie van toelichting bij die bepaling (4) wordt het volgende uiteengezet: "Dit artikel onderstreept het belang van opleiding van bij aanvang van de loopbaan door te voorzien in een verplichte basisopleiding voor de functies waarvoor dit nuttig geacht wordt en tevens te voorzien dat de tewerkstelling een einde kan nemen indien de kandidaat niet slaagt in de opleiding.

Herkansingen en beroepsmogelijkheden zullen voorzien worden.

Voor de stagiair betekent dit dat ambtshalve een einde kan gesteld worden aan de aanstelling.

Voor de contractueel kan dit betekenen dat een einde gesteld wordt aan de arbeidsovereenkomst conform de bepalingen van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten. Dit betreft dus geen proefperiode zoals voorheen in deze wet bepaald vermits de beëindiging van de arbeidsovereenkomst verloopt volgens de bepalingen inzake de opzeggingstermijnen bepaald in de wet van 1978." Die bepaling bevat geen uitdrukkelijke delegatie aan de Koning, en kan bijgevolg slechts als rechtsgrond dienen in samenhang met de algemene uitvoeringsbevoegdheid die de Koning ontleent aan artikel 108 van de Grondwet. 3.2.1. Artikel 10 van het ontwerp, waarin wordt bepaald dat de basisopleidingen, waarvoor een stagiair tijdens zijn stage of een contractueel tijdens zijn eerste dienstjaar moet slagen, worden opgenomen in een lijst vastgesteld bij ministerieel besluit, vindt rechtsgrond in artikel 23, eerste lid, van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten, samen gelezen met de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning.

Hetzelfde geldt voor artikel 13 van het ontwerp dat in een interne klachtprocedure voorziet bij onregelmatigheden of materiële fouten bij het verloop van de proeven voor die opleidingen en voor artikel 14 van het ontwerp dat in een overgangsregeling voorziet voor de stagiairs en contractuelen die onder het toepassingsgebied van hoofdstuk 4 vallen. 3.2.2. Artikel 11, § 3, eerste lid, van het ontwerp voorziet in een herkansing indien de stagiair of contractueel niet slaagt. In de laatste zin wordt bepaald dat indien hij voor de tweede keer niet slaagt voor "één van de sessies" ("l'une des sessions") (lees: "een van de proeven" (5)) de voorzitter van het directiecomité van de FOD Justitie of zijn afgevaardigde de stagiair of de contractueel ontslaat wegens beroepsongeschiktheid overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de wet. $Artikel 11, § 3, tweede lid, van het ontwerp bepaalt dat de vrijwillige stopzetting van de basisopleiding het vrijwillig ontslag impliceert. (6) $Artikel 11, §§ 3, derde lid, tweede zin, en 5, vierde lid, van het ontwerp voorziet dat de stagiair ambtshalve wordt ontslagen wegens beroepsonbekwaamheid indien hij, bij de verlenging van zijn stage,(7) de georganiseerde proeven niet heeft afgelegd (8) of er niet voor is geslaagd.

In het Verslag aan de Koning wordt hierover het volgende uiteengezet: "Het slagen voor een of meer proeven is van cruciaal belang, zowel voor de stagiair tijdens zijn of haar stage als voor de contractuele tijdens het eerste dienstjaar. De voortzetting van de stage of de uitvoering van de arbeidsovereenkomst zijn immers afhankelijk van het slagen voor deze proeven. Deze proeven gaan na of de noodzakelijke beroeps- en contextspecifieke competenties in voldoende mate verworven zijn.

In het geval van niet-slagen wordt de kandidaten een herkansing geboden. Als de kandidaat niet slaagt voor zijn tweede zit, ongeacht de proef in kwestie, volgt het ontslag wegens beroepsongeschiktheid.

Het ontslag wordt uitgesproken na de betekening van de resultaten en als er een klacht van de belanghebbende over het verloop van de proeven is na de beslissing van de directeur van de stafdienst P&O. De stagiair zal worden ontslagen met een opzegtermijn van drie maanden zonder tussenkomst van de evaluatiecommissie maar volgens dezelfde opzegvoorwaarden als de stagiair die wordt ontslagen wegens beroepsongeschiktheid met toepassing van artikel 51 van het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022030165 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt sluiten betreffende de evaluatie in het federaal openbare ambt. Hij zal dus geen toegang hebben tot de toelage wegens ontslag bedoeld in artikel 21 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/07/2017 pub. 19/07/2017 numac 2017040352 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt sluiten tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt." Gelet op die doelstelling, en op de samenhang tussen de verplichting in artikel 23, eerste lid, van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten en de mogelijke sanctie in het tweede lid van dat artikel, kan worden aangenomen dat de Koning kan bepalen dat de sanctie voor het niet-slagen voor de basisopleiding na de herkansing inhoudt dat de stage van ambtswege wordt beëindigd of de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd (door opzegging). 3.2.3. De overige bepalingen van artikel 11 van het ontwerp (de mogelijkheid van herkansing, de vaststelling en gevolgen van fraude, de slaagnorm, weging en vorm van de proeven, en de mogelijkheid van vrijstelling) kunnen eveneens rechtsgrond vinden in artikel 23 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten, samen gelezen met artikel 108 van de Grondwet.

Wel moet voorbehoud worden gemaakt bij de mogelijkheid van heroriëntering van niet-geslaagde kandidaten (artikel 11, § 5, van het ontwerp). Aangezien die mogelijkheid geen noodzakelijk gevolg is van artikel 23 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten, maar niettemin betrekking heeft op de toegang tot het openbaar ambt moet daarvoor ook een beroep worden gedaan op artikel 37 van de Grondwet. 3.3. Artikel 37 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten bepaalt: "Met uitzondering van dit artikel, dat in werking treedt de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt en de artikelen 4, 12, 15 tot 20, 32, 34 en 36 die in werking treden op 1 juli 2019, bepaalt de Koning de datum waarop elk artikel van deze wet in werking treedt." Deze bepaling biedt rechtsgrond voor artikel 15 van het ontwerp dat de inwerkingtreding van de artikelen 11 en 23 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten regelt.

VORMVEREISTEN 4. Het bij de adviesaanvraag gevoegde advies van de Inspectie van Financiën dateert van 13 juni 2023 en het begrotingsakkoord van 25 april 2023.Het akkoord van de minister van Ambtenarenzaken dateert van 25 september 2023.

Uit de stukken blijkt dat het aan hen voorgelegde ontwerp sindsdien nog inhoudelijk is gewijzigd. In het bijzonder moet worden vastgesteld dat, naast de wijzigingen die zijn aangebracht naar aanleiding van het advies van de Inspectie van Financiën (9), aan artikel 11 een paragraaf 5, met de mogelijkheid tot heroriëntering, werd toegevoegd.

Die wijziging werd ook niet meer voorgelegd aan de Minister van Ambtenarenzaken, zoals de gemachtigde heeft bevestigd. Nochtans heeft die aanpassing zowel gevolgen op begrotingsvlak als voor de toegang tot het openbaar ambt.

Zowel het advies van de Inspectie van Financiën als het begrotingsakkoord kunnen derhalve niet meer als actueel worden beschouwd. Het ontwerp zal opnieuw moeten worden voorgelegd aan de betrokken instanties.

ALGEMENE OPMERKINGEN 5. Volgens de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof is een verschil in behandeling slechts verenigbaar met de grondwettelijke beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie, wanneer dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld, rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betrokken maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. (10) Het ontwerp bevat een aantal gevallen waarbij stagiairs op een andere wijze worden behandeld dan contractuelen, zonder dat dat onderscheid lijkt te worden genoodzaakt door de objectieve verschillen tussen beide statuten. 5.1. Zo leidt de vrijwillige stopzetting van de basisopleiding tot het "vrijwillig ontslag" van de contractueel (artikel 11, § 3, tweede lid, van het ontwerp). Er lijkt echter niet in een gelijkaardige sanctie te worden voorzien voor de stagiair, hoewel dat volgens de gemachtigde wel de bedoeling is. (11) Tenzij daarvoor alsnog een afdoende verantwoording kan worden gegeven, moet die ongelijkheid worden weggewerkt. 5.2. Artikel 11, § 3, derde lid, van het ontwerp bepaalt dat voor een stagiair die op het einde van zijn stage één of meerdere vereiste (12) proeven niet heeft afgelegd, de stage automatisch wordt verlengd met vier maanden. Eenzelfde verlenging wordt voorzien in artikel 11, § 5, derde lid, bij een akkoord over een verzoek tot heroriëntering van de functie detentiebegeleider naar de functie veiligheidsassistent.(13) Welke de gevolgen zijn voor de contractueel in een gelijkaardig geval, is evenwel niet bepaald en is bijgevolg onduidelijk.(14) In het verslag aan de Koning wordt daarover het volgende toegelicht: "Deze automatische verlenging geldt niet voor de contractuele, maar het is de bedoeling om de contractuele die aan het einde van zijn eerste dienstjaar niet heeft deelgenomen of die is geheroriënteerd, zoveel mogelijk gelijk te stellen met de stagiair, rekening houdend met de regels die gelden voor arbeidscontracten binnen het openbaar ambt. Een eventuele verlenging van zijn arbeidscontract kan dus worden overeengekomen." Dat een automatische verlenging van de arbeidsovereenkomst voor een contractueel in dezelfde situatie niet mogelijk zou zijn omwille van de regelgeving betreffende de arbeidsovereenkomsten, neemt niet weg dat, in acht genomen het gelijkheidsbeginsel, de mogelijkheid tot verlenging, in de vorm van een aanbod in die zin aan de contractueel, moet worden opgenomen in het ontwerp zelf.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 6. In het eerste lid van de aanhef dient ook nog te worden verwezen naar artikel 37 van de Grondwet.7. In het zevende lid van de aanhef dient het nummer van het protocol te worden gecorrigeerd naar "534" en in de Franse tekst moet het woord "maes" worden vervangen door "mars". Artikel 10 8. Artikel 10 van het ontwerp bepaalt dat hoofdstuk 4 van toepassing is op de basisopleidingen waarvan de lijst wordt vastgesteld bij ministerieel besluit. Hoewel er geen bezwaar tegen is dat de basisopleidingen waarvoor de stagiair of contractueel verplicht is te slagen worden vastgelegd bij ministerieel besluit, dient te worden opgemerkt dat in artikel 11, § 5, eerste lid, van het ontwerp specifiek wordt verwezen naar de basisopleidingen detentiebegeleider en veiligheidsassistent, welke zijn opgenomen in een ontwerp van ministerieel besluit waarover de Raad van State simultaan advies uitbrengt. (15) Bijgevolg zal er bij een aanpassing van het ministerieel besluit over moeten worden gewaakt dat ook artikel 11, § 5, van het ontwerp desgevallend wordt aangepast, en omgekeerd.

Artikel 11 9. In paragraaf 2 van artikel 11 van het ontwerp wordt gesteld dat een basisopleiding kan zijn opgesplitst in meerdere "sessies".In paragraaf 3, eerste lid, wordt verwezen naar de mogelijkheid om "elk van de sessies proeven" ("chacune des sessions d'épreuves") een tweede keer af te leggen. De gemachtigde verklaarde dat "het woord `sessie' moet geschrapt worden in de zin: `Indien de stagiair of contractueel niet slaagt, heeft hij evenwel de mogelijkheid om elk van de sessies proeven een tweede keer af te leggen'." Dit moet worden gecorrigeerd. 10. In paragraaf 5, eerste lid, van artikel 11 van het ontwerp moet in de Nederlandse tekst het woord "examens" worden vervangen door "proeven".11. In paragraaf 5, derde lid, 1°, van artikel 11 van het ontwerp moet in de Nederlandse tekst het woord "is" worden ingevoegd tussen de woorden "betrekking" en ";deze functiewijziging". 12. In paragraaf 5, laatste lid, van artikel 11 van het ontwerp is er een discrepantie tussen de Nederlandse en de Franse tekst.In de Nederlandse tekst moet ook het geval worden vermeld dat de stagiair niet aan de proeven heeft deelgenomen als equivalent van "n'a pas présenté" in de Franse tekst.

Artikel 13 13. Vermits in artikel 13 van het ontwerp wordt bepaald dat een gemotiveerde (16) klacht kan worden ingediend binnen een termijn van tien dagen na de kennisgeving van de resultaten van de proeven, dient in het ontwerp te worden bepaald op welke wijze die kennisgeving gebeurt, zodat de deelnemer zeker kan zijn van de aanvangsdatum van de termijn.(17) Eenzelfde opmerking moet worden gemaakt met betrekking tot het beginpunt van de termijn in het derde lid waarbinnen de directeur van de stafdienst P&O zijn beslissing communiceert aan de betrokkene.

Artikel 15 14. Luidens artikel 15 van het ontwerp treden de artikelen 11 en 23 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten, alsook het te nemen besluit, in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het te nemen besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. Een dergelijke regeling van inwerkingtreding heeft evenwel het nadeel dat, indien de bekendmaking op het einde van de maand gebeurt, de bestemmelingen ervan zelfs niet over de normale termijn van tien dagen zullen beschikken om zich aan de nieuwe regeling aan te passen.

Nochtans zou eenieder een redelijke termijn moeten worden geboden om kennis te nemen van de nieuwe bepalingen en om zich voor te bereiden op de inwerkingtreding ervan. In zoverre het noodzakelijk is om af te wijken van de gebruikelijke termijn voor de inwerkingtreding van besluiten, verdient het dan ook aanbeveling om de inwerkingtreding van het aan te nemen koninklijk besluit dermate te regelen dat eenieder over een dergelijke termijn beschikt.

De griffier, De voorzitter, Wim GEURTS Pierre LEFRANC _______ Nota's 1 De nummering van de afdelingen van hoofdstuk 4 moet worden gecorrigeerd. 2 Namelijk het directiecomité van de FOD Justitie, het managementteam van de academie, het beheerscomité en het wetenschappelijk adviescomité (artikel 3 van het ontwerp). 3 Het managementteam bevat één programmamanager die instaat voor de opmaak, de uitvoering en de opvolging van de opleidingsprogramma's die gericht zijn op de specifieke doelgroepen en bijbehorende beroepscompetenties binnen de penitentiaire diensten (artikel 5, derde lid, van het ontwerp). In het beheerscomité zetelt de directeur-generaal Penitentiaire Inrichtingen, de Business partner EPI en een expert van de penitentiaire administratie (artikel 6, eerste lid). Bij het wetenschappelijk comité worden twee hoogleraren of onderzoekers uit het universitair onderwijs of uit het niet-universitair onderwijs van het lange type aangesteld op grond van hun competenties inzake detentieproblematieken (artikel 7, tweede lid). 4 Parl.St. Kamer 2018-19, nr. 54-3351/1, 40. 5 Artikel 11, § 2, van het ontwerp bepaalt dat indien de basisopleiding is opgesplitst in meerdere sessies, men enkel kan worden toegelaten tot de proeven van de volgende sessie op voorwaarde dat men geslaagd is voor de vorige sessie. Artikel 11, § 3, eerste lid, eerste zin, bepaalt dat indien de stagiair of contractueel niet slaagt, hij de mogelijkheid heeft "om elk van de sessies proeven" ("chacune des sessions d'épreuves") een tweede keer af te leggen. De gemachtigde verklaart dat "het woord `sessie' moet worden geschrapt in de zin ". Zie daarover ook opmerking 9. 6 Luidens het verslag aan de Koning geldt dit zowel voor de stagiair als de contractueel. De gemachtigde gaf over de ontworpen bepaling nog de volgende toelichting: "Vrijwillig stopzetten van de basisopleiding wil zeggen dat het initiatief voor de stopzetting op initiatief van de deelnemer gebeurt en schriftelijk ten aanzien van de werkgever.

Vermits voor FOD Justitie elke nieuwe medewerker meer of minder belangrijk is, zal over deze vrijwillige stopzetting altijd een mondeling contact genomen worden, tenzij de deelnemer dit niet wenst.

Dit kadert in het exit-beleid van de FOD. De betrokkene kan altijd klacht indienen, in elk stadium van het proces." 7 Artikel 11, § 3, derde lid, eerste zin van het ontwerp voorziet in een automatische verlenging van de stage met vier maanden ingeval de stagiair op het einde van de stageperiode één of meer proeven niet heeft afgelegd, terwijl artikel 11, § 5, derde lid, een automatische verlenging voorziet van de stage met vier maanden ingeval van een toegestane heroriëntering van detentiebegeleider naar veiligheidsassistent. 8 In artikel 11, § 5, vierde lid, van het ontwerp ontbreken de woorden "niet afgelegd heeft of" voor de woorden "niet is geslaagd", zoals die wel voorkomen in artikel 11, § 3, derde lid, tweede zin. 9 Het betreft wijzigingen aangebracht in de artikelen 4 en 7 van het ontwerp. 10 Vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof. Zie bv.: GwH 17 juli 2014, nr. 107/2014, B.12; GwH 25 september 2014, nr. 141/2014, B.4.1;

GwH 30 april 2015, nr. 50/2015, B.16; GwH 18 juni 2015, nr. 91/2015, B.5.1; GwH 16 juli 2015, nr. 104/2015, B.6; GwH 16 juni 2016, nr. 94/2016, B.3; GwH 18 mei 2017, nr. 60/2017, B.11; GwH 15 juni 2017, nr. 79/2017, B.3.1; GwH 19 juli 2017, nr. 99/2017, B.11; GwH 28 september 2017, nr. 104/2017, B.8. 11 Zie de toelichting van de gemachtigde aangehaald in voetnoot 6. 12 Dit woord lijkt overbodig aangezien artikel 11 betrekking heeft op de verplichte proeven. 13 Gelet op de vaststelling betreffende de rechtsgrond, is artikel 11, § 5, derde lid, van het ontwerp onderzocht in de volgende lezing: "In geval van akkoord (...) wordt de stage automatisch met vier maanden verlengd vanaf de datum van de functiewijziging". 14 Zie de opmerking in het akkoord van de minister van Ambtenarenzaken hierover. 15 Zie adv.RvS 76.181/16 over een ontwerp van ministerieel besluit `tot uitvoering van artikel 10 van het koninklijk besluit tot oprichting van de academie van de Federale Overheidsdienst Justitie en tot uitvoering van artikel 11 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel'. 16 In de Nederlandse tekst moet het woord "gemotiveerd" worden vervangen door het woord "gemotiveerde". 17 In artikel 10, § 5, van het huishoudelijk reglement wordt bepaald dat de "resultaten (...) digitaal (worden) meegedeeld".


20 OKTOBER 2024. - Koninklijk besluit tot oprichting van de academie van de Federale Overheidsdienst Justitie en tot uitvoering van artikel 11 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, de artikelen 37 en 108;

Gelet op de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel, artikelen 11, 23 en 37;

Gelet op het advies van 1 februari 2023 van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Justitie;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 juni 2023 en op 18 juli 2024;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 17 juli 2023 en 5 september 2024 ;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 25 september 2023 en 1 oktober 2024 ;

Gelet op het protocol nr. 534 van het Sectorcomité III - Justitie, van 27 november 2023 en 14 maart 2024;

Gelet op advies 76.180/16 van de Raad van State, gegeven op 21 mei 2024, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Justitie,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK 1 - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° opleiding: alle initiatieven om het leren en de ontwikkeling te bevorderen, te organiseren en te ondersteunen;2° proef: een proef om te beoordelen of de tijdens de opleiding ontwikkelde competenties verworven zijn;3° opleidingsprogramma: een cluster van opleidingsmodules en eventuele proeven die worden samengevoegd op basis van de doelgroepen waarop ze zijn gericht en/of het soort competenties dat ze ontwikkelen of beoordelen;4° competenties: het geheel van kennis, vaardigheden en attitudes die het professioneel handelen mogelijk maken;5° opleider: de persoon die de ontwikkeling van kennis, vaardigheden en attitudes stuurt en ondersteunt;6° directeur: het hoofd van de academie, dat onder het gezag staat van de directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie van de Federale Overheidsdienst Justitie;7° directeur van de stafdienst P&O: de directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie van de Federale Overheidsdienst Justitie;8° programmamanager: de persoon die een afdeling van de academie leidt en de verantwoordelijkheid heeft over alle opleidingsprogramma's binnen deze afdeling;9° de wet: de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel. HOOFDSTUK 2 - De academie en haar organen Afdeling 1 - Oprichting van de academie

Art. 2.§ 1. Binnen de stafdienst Personeel en Organisatie van de Federale Overheidsdienst Justitie wordt een academie opgericht die als opdracht heeft: * de opleidingen voor de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Justitie te bepalen, te ontwikkelen, te organiseren en te evalueren; * de mogelijke proeven die met deze opleidingen samengaan te ontwikkelen, te organiseren en te evalueren. § 2. De academie richt zich op: * de individuele ontwikkeling van de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Justitie zodat ze in hun huidige of toekomstige functie optimaal kunnen functioneren en inzetbaar blijven, * de ondersteuning, door middel van haar opleidingen, van de ontwikkeling van de organisatie op haar strategische en operationele assen zodat de organisatie haar opdrachten optimaal kan uitvoeren en wendbaar blijft tegenover haar omgeving. § 3. De academie omvat de penitentiaire opleidingsdienst zoals bepaald in artikel 11 van de wet. Afdeling 2 - Organen van de academie


Art. 3.De organen van de academie zijn: het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Justitie, het managementteam van de academie, het beheerscomité en het wetenschappelijk adviescomité.

Art. 4.Binnen het kader van de beschikbare budgettaire ruimte, bepaalt het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Justitie de middelen die nodig zijn voor de doeltreffende uitvoering van de opdrachten van de academie.

Art. 5.Het managementteam van de academie staat in voor de dagelijkse leiding van de academie. Het bestaat uit de directeur, bijgestaan door twee programmamanagers en een manager business support.

De manager business support staat in voor het beheer van de opleidingssites, voor de logistieke, administratieve en financiële processen, voor de communicatie en voor de technologische en didactische ondersteuning.

Eén programmamanager staat in voor de opmaak, de uitvoering en de opvolging van de opleidingsprogramma's, die gericht zijn op de specifieke doelgroepen en bijbehorende beroepscompetenties binnen de penitentiaire diensten.

Eén programmamanager staat in voor de opmaak, de uitvoering en de opvolging van de transversale, generieke opleidingsprogramma's voor de hele Federale Overheidsdienst Justitie (inclusief de penitentiaire diensten) en voor de opleidingsprogramma's die gericht zijn op andere specifieke doelgroepen en de bijbehorende generieke en beroepscompetenties binnen de Federale Overheidsdienst Justitie.

Het managementteam van de academie stelt een jaarlijks activiteitenverslag op. Het verslag wordt gericht aan de minister van Justitie en aan het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Justitie en wordt voorgesteld aan de representatieve vakorganisaties.

Art. 6.Het beheerscomité staat in voor het ontwerpen en opvolgen van het strategisch en operationeel plan van de academie. Het valideert de pedagogische visie en volgt de concretisering ervan op. Het bestaat uit het managementteam van de academie, de stafdirecteur P&O, de directeur-generaal van het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen, de Business partner EPI, een expert van de penitentiaire administratie. Het beheerscomité kan een expert uitnodigen voor de behandeling van een specifiek onderwerp.

Het strategisch en operationeel plan van de academie wordt door de directeur van de stafdienst P&O en de directeur-generaal van het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen één keer per jaar voor validatie voorgelegd aan het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Justitie en is de basis voor de toekenning van de middelen.

Het strategisch en operationeel plan wordt na validatie van het directiecomité voorgesteld aan de representatieve vakorganisaties.

Art. 7.Het wetenschappelijk adviescomité adviseert het beheerscomité en het managementteam van de academie bij het opstellen van het strategisch en operationeel plan en bij de uitvoering ervan, alsook bij het opstellen en evolueren van de pedagogische visie.

Het wetenschappelijk adviescomité is samengesteld uit: *de directeur, die het voorzit; * twee hoogleraren of onderzoekers uit het universitaire onderwijs of uit het niet-universitaire onderwijs van het lange type, die aangesteld worden op grond van hun competenties inzake pedagogische en didactische methoden; * twee hoogleraren of onderzoekers uit het universitaire onderwijs of uit het niet-universitaire onderwijs van het lange type, die aangesteld worden op grond van hun competenties inzake detentieproblematieken; * twee hoogleraren of onderzoekers uit het universitaire onderwijs of uit het niet-universitaire onderwijs van het lange type, die aangesteld worden op grond van hun competenties inzake leiderschapsontwikkeling.

Eén of meerdere experts uit andere domeinen uit het academisch milieu of uit de praktijk kunnen uitgenodigd worden voor de behandeling van een specifiek onderwerp zijn.

De leden van het wetenschappelijk adviescomité worden na een oproep tot kandidaten voor een periode van drie jaar aangesteld door het beheerscomité.

Het wetenschappelijk adviescomité komt minstens tweemaal per jaar samen, op uitnodiging van de directeur of op vraag van het managementteam van de academie of het beheerscomité. Voor het overige stelt het wetenschappelijk adviescomité zijn werkwijze vast in een huishoudelijk reglement.

De leden van het wetenschappelijk adviescomité die geen deel uitmaken van een federale overheidsdienst ontvangen een presentiegeld van 65 euro per zitting van ten minste drie uur en van 32 euro per zitting van minder dan drie uur. Voor de toepassing van deze bepaling wordt een onderbroken zitting die hernomen wordt in de loop van de dag beschouwd als een enkele zitting.

Deze bedragen zijn gekoppeld aan spilindex 138,01.

De leden van het wetenschappelijk adviescomité hebben eveneens recht op de terugbetaling van de reiskosten onder de voorwaarden van toepassing op het personeel van de federale overheidsdiensten door het koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/07/2017 pub. 19/07/2017 numac 2017040352 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt sluiten tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

HOOFDSTUK 3 - Organisatie van de opleidingen

Art. 8.De opleidingen kunnen in de lokalen van de Federale Overheidsdienst Justitie worden georganiseerd of daarbuiten, na goedkeuring door de academie.

Art. 9.De directeur van de stafdienst P&O stelt een ontwerp van huishoudelijk reglement van de academie op dat alle regels bevat in verband met de dagelijkse en praktische werking van de academie, zowel wat de opleidingen betreft als wat de proeven betreft, en legt het ter goedkeuring voor aan het beheerscomité.

HOOFDSTUK 4 - Specifieke bepalingen voor basisopleidingen van het personeel van de penitentiaire administratie waaraan de verplichting is gekoppeld te slagen voor de proeven Afdeling 1 - Toepassingsgebied

Art. 10.Dit hoofdstuk is van toepassing op de basisopleidingen waarvan de lijst wordt vastgesteld bij ministerieel besluit. Afdeling 2 - Verplichting te slagen voor de proeven en sancties bij

niet-slagen

Art. 11.§ 1. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/01/2022 pub. 28/01/2022 numac 2022030165 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt sluiten betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt, is dit artikel van toepassing op de stagiair en op de contractueel. § 2. In het kader van de basisopleiding die voor de stagiairs tijdens de stage of voor de contractuelen tijdens het eerste dienstjaar wordt georganiseerd, zijn de stagiair en de contractueel verplicht om voor de respectieve proeven te slagen. Indien de basisopleiding opgesplitst is in meerdere sessies, kan men enkel worden toegelaten tot de proeven van een volgende sessie op voorwaarde dat men geslaagd is voor de proeven van de vorige sessie. § 3. Indien de stagiair of de contractueel niet slaagt, heeft hij evenwel de mogelijkheid om elk van de proeven een tweede keer af te leggen. Die herkansing vindt plaats tijdens het eerstvolgende proefmoment, waarbij minimaal één maand ligt tussen het eerste proefmoment en de herkansing. Als hij voor de tweede keer niet slaagt voor één van de proeven, ontslaat de voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Justitie of zijn afgevaardigde de stagiair of de contractueel wegens beroepsongeschiktheid overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de wet.

De vrijwillige stopzetting van de basisopleiding impliceert het vrijwillig ontslag van de stagiair of de contractueel De deelnemer die beslist om vrijwillig de basisopleiding stop te zetten, informeert schriftelijk zijn werkgever.

De proeven moeten afgelegd worden en behaald zijn tijdens de stage of gedurende het eerste dienstjaar voor een contractueel. Indien de stagiair aan het einde van de stage één of meerdere van de vereiste proeven niet heeft afgelegd, wordt de stage automatisch met vier maanden verlengd. Als de regels die van toepassing zijn op het gebied van arbeidsovereenkomsten binnen de federale overheid dit toestaan, zal een verlenging van de arbeidsovereenkomst met dezelfde duur worden aangeboden aan een contractueel die zich in dezelfde situatie bevindt.

Indien de stagiair of de contractueel na die verlenging met vier maanden één of meerdere van de vereiste proeven niet afgelegd heeft of niet geslaagd is, wordt de hij ontslagen wegens beroepsongeschiktheid tenzij de administratie de proeven niet binnen de vereiste termijn kon organiseren.

Bij vaststelling van fraude tijdens de proef, wordt de stage van ambtswege beëindigd zonder opzegtermijn of onmiddellijk de arbeidsovereenkomst ontbonden wegens een ernstige fout. De betrokkene wordt vooraf gehoord door de directeur. De procedure die moet worden gevolgd bij constatering van fraude is vastgelegd in het huishoudelijk reglement van de academie.

De slaagnorm voor de proeven, de weging van de verschillende onderdelen en de vorm van de proeven worden vastgelegd in het examenreglement dat wordt gevalideerd door de directeur en de programmamanager die verantwoordelijk is voor de penitentiaire opleidingsdienst of zijn afgevaardigde en worden aan het begin van de opleiding ter kennis gebracht van alle deelnemers aan de basisopleiding. § 4. Een deelnemer aan de basisopleiding die reeds een of meerdere modules van die opleiding heeft gevolgd, kan daarvoor een vrijstelling krijgen als hij reeds is geslaagd voor de proef of proeven die samengaat of samengaan met die module of modules.

De voorwaarden en de procedure voor de toekenning van de vrijstellingen worden vastgelegd in het huishoudelijk reglement van de academie. § 5. De deelnemer aan de basisopleiding tot detentiebegeleider die is geslaagd voor de gemeenschappelijke proeven voor de functie van veiligheidsassistent in dezelfde graad, maar niet is geslaagd voor de specifieke proeven, kan verzoeken om te worden omgeschoold naar de functie van veiligheidsassistent. Deze functiewijziging kan echter alleen plaatsvinden indien de betrokkene binnen 10 werkdagen na bekendmaking van het resultaat van de laatste examenzitting een schriftelijk verzoek indient bij de directeur van de Stafdienst P&O. Een dergelijk verzoek is definitief en kan slechts eenmaal worden gedaan .Een functiewijziging wordt toegekend door de directeur van de Stafdienst P&O: 1° als er een vacante betrekking is;deze functiewijziging kan plaatsvinden in een andere administratieve standplaats indien er geen vacante betrekking is in de gevangenis of in de administratieve standplaats waar de deelnemer zijn functie uitvoert; 2° indien de deelnemer geen vermelding onvoldoende heeft gekregen tijdens zijn stage of zijn eerste dienstjaar. In geval van weigering moet de beslissing van de directeur van de Stafdienst P&O schriftelijk worden gemotiveerd en binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek aan de deelnemer worden meegedeeld.

In geval van akkoord worden de niet-geslaagde resultaten voor de specifieke proeven die vóór de functiewijziging zijn afgelegd, niet meegerekend voor de toepassing van paragraaf 3. Bovendien wordt de stage stage automatisch met vier maanden verlengd vanaf de datum van functiewijziging. Indien de regels die van toepassing zijn op arbeidsovereenkomsten binnen de federale overheid dit toestaan, zal een verlenging van de arbeidsovereenkomst met dezelfde duur worden aangeboden aan een contractueel die zich in dezelfde situatie bevindt.

Als de stagiair of de contractueel, aan het einde van deze verlengde stage of contract, een of meer van de vereiste proeven niet heeft afgelegd of daarvoor niet is geslaagd,wordt hij ontslagen op grond van beroepsongeschiktheid, tenzij de administratie de proeven niet binnen de vereiste termijn heeft kunnen organiseren. Afdeling 2 - De jury


Art. 12.De proeven worden beoordeeld door een jury waarvan de samenstelling door de directeur van de academie of zijn afgevaardigde vastgelegd wordt.

De jury wordt voorgezeten door de programmamanager van de penitentiaire opleidingsdienst of zijn afgevaardigde en is samengesteld uit minstens één opleider van de betreffende opleiding en één persoon met relevante praktijkervaring. Voor elk lid van de jury wordt een plaatsvervanger aangeduid.

De leden van de jury respecteren de deontologische code vastgesteld in het huishoudelijk reglement van de academie. Afdeling 3 - Interne klachtprocedure


Art. 13.De deelnemer aan de basisopleiding kan een gemotiveerde klacht over onregelmatigheden of materiële fouten bij het verloop van de proeven indienen bij de directeur van de stafdienst P&O binnen een termijn van 10 werkdagen na kennisgeving van het resultaat. De resultaten worden op één van de volgende manieren aan de deelnemer meegedeeld: 1° hetzij door elektronische mededeling, waarvan de ontvangst door de deelnemer wordt bevestigd 2° hetzij door een aangetekend schrijven. Hij dient zijn klacht in op een van de volgende wijzen: per aangetekende post, per persoonlijk overhandigde brief met een ontvangstbewijs met de datum van overhandiging, of langs elektronische weg.. Na het indienen van een klacht volgt een ontvangstbevestiging.

De directeur van de stafdienst P&O beslist binnen een termijn van 10 werkdagen vanaf de ontvangst van de klachten communiceert zijn beslissing aan de betrokkene.

HOOFDSTUK 5 - Overgangsbepaling

Art. 14.De stagiairs wier stage en de contractuelen wier eerste dienstjaar aanving vóór de datum van inwerkingtreding van het ministerieel besluit bedoeld in artikel 10 en die binnen het toepassingsgebied van hoofdstuk 4 vallen, blijven onderworpen aan de bepalingen die toepasselijk zijn vóór deze datum.

HOOFDSTUK 6 - Slotbepalingen

Art. 15.Treden in werking op de eerste dag van de tweede maand na deze waarin dit besluit is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad: 1° de artikelen 11 en 23 van de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 11/04/2019 numac 2019011569 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel sluiten betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel;2° dit besluit.

Art. 16.De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 oktober 2024.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT


^