Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 november 1997
gepubliceerd op 23 januari 1998

Koninklijk besluit waarbij toegang wordt verleend tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen, en waarbij machtiging wordt verleend tot het gebruik van het identificatienummer ervan aan de Minister van de Waalse Regering tot wiens bevoegdheid de tegemoetkomingen en premies die toegekend worden krachtens de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, behoren, alsook aan bepaalde ambtenaren van de Directie Coördinatie, Reglementering en Keurmerken van de Afdeling Economisch Beleid van de Algemene Directie Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1997000876
pub.
23/01/1998
prom.
20/11/1997
ELI
eli/besluit/1997/11/20/1997000876/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 NOVEMBER 1997. Koninklijk besluit waarbij toegang wordt verleend tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen, en waarbij machtiging wordt verleend tot het gebruik van het identificatienummer ervan aan de Minister van de Waalse Regering tot wiens bevoegdheid de tegemoetkomingen en premies die toegekend worden krachtens de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, behoren, alsook aan bepaalde ambtenaren van de Directie Coördinatie, Reglementering en Keurmerken van de Afdeling Economisch Beleid van de Algemene Directie Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit waarvan wij de eer hebben het Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe in uitvoering van artikel 5, eerste lid, en van artikel 8, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, zoals gewijzigd respectievelijk bij de wet van 30 maart 1995 en bij de wet van 15 januari 1990, de Directie Coördinatie, Reglementering en Keurmerken van de Afdeling Economisch Beleid van de Afdeling kleine en middelgrote Ondernemingen van de Algemene Directie van Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest toegang te verlenen tot de informatiegegevens die in het Rijksregister zijn opgenomen en te machtigen tot het gebruik van het identificatienummer ervan.

Het blijkt dat de toegang tot de gegevens van het Rijksregister het administratief werk van de voormelde directie van het Ministerie van het Waalse Gewest aanzienlijk zou kunnen vergemakkelijken, de betrouwbaarheid van de verzamelde informatie verhogen, bijdragen tot een snellere en efficiëntere behandeling van de dossiers en regelmatige bijwerkingen van de bestanden mogelijk maken.

Bijzondere aandacht werd besteed aan het onderzoek naar het nut van die directie om over de gegevens van het Rijksregister, bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, te beschikken.

Het blijkt dat de gevraagde gegevens noodzakelijk zijn voor deze directie om de taken te vervullen die hem wettelijk toekomen.

Deze moet in bepaalde gevallen investeringstegemoetkomingen en tewerkstellingspremies die aan kleine en middelgrote ondernemingen zijn toegekend, recupereren met toepassing van de artikelen 28 en 32.14 tot 32.17 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992.

Talrijke dossiers hebben betrekking op natuurlijke personen (meer dan 60 % van de geschillendossiers).

In dat opzicht dient te worden gepreciseerd dat de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, 1° (naam en voornamen), 2° (geboorteplaats en - datum), 3° (geslacht), 4° (nationaliteit), 5° (hoofdverblijfplaats) en 6° (plaats en datum van overlijden) de noodzakelijke minimale gegevens zijn om een geschillendossier betreffende een natuurlijke persoon samen te stellen.

Deze door de betrokken directie voorbereide dossiers worden, na verificatie van de gegevens in het dossier van toekenning, toegezonden aan de Algemene Ontvanger die belast is met de invorderingsprocedure.

Na het vastgestelde recht te hebben bepaald, moet deze het betrokken bestuur opnieuw ondervragen over de toekenning van eventuele vervaldata en termijnen die aan de schuldenaars moeten worden toegekend.

In dat kader is de toegang tot de informatiegegevens betreffende het beroep (7°), de burgerlijke staat (8°) en de samenstelling van het gezin (9°) nodig om de mogelijkheden tot belasting van de schuldenaars te evalueren.

Bovendien zal het gebruik van het identificatienummer nuttig zijn voor het uitwisselen van informatie met de Algemene Ontvanger - die zelf de machtiging heeft verkregen dit nummer te gebruiken (cfr. artikel 1, 3°, van het koninklijk besluit van 30 september 1992 tot machtiging van bepaalde overheden van het Ministerie van het Waalse Gewest tot het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister) -, in de fase van gerechtelijke vervolgingen van de schuldenaars die in gebreke blijven.

Voor zover artikel 8, eerste lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983 de Koning niet in staat stelt aan de gerechtsdeurwaarders en de advocaten machtiging te verlenen om zelf het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken, zal de Directie Coördinatie, Reglementering en Keurmerken van de Afdeling kleine en middelgrote Ondernemingen in geen geval gebruik kunnen maken van dit nummer in het kader van de betrekkingen die ze met hen zou onderhouden.

Ten slotte dient erop te worden gewezen dat het recht op toegang tot de gegevens en gebruik van het identificatienummer zal worden georganiseerd binnen de perken van de hierboven beschreven specifieke behoeften en opdrachten en met inachtneming van de regelen inzake bescherming van de gegevens die zijn voorgeschreven bij artikel 11 van de voormelde wet van 8 augustus 1983.

Overeenkomstig de preciseringen van artikel 2 van het ontwerp van koninklijk besluit zullen de titularissen van de machtiging bedoeld in artikel 1 die informatiegegevens immers slechts gebruiken voor doeleinden van intern beheer.

Het intern beheer impliceert met name de circulatie van die informatiegegevens in de betrokken directie.

Ze mogen niet aan derden worden medegedeeld.

Om overbodige en herhaalde opvragingen bij het Rijksregister te voorkomen en een coherente administratieve werking te waarborgen, is het echter nodig machtiging te geven voor de mededeling van de bekomen informatiegegevens aan verschillende beperkend opgesomde categorieën, die in de vastgestelde voorwaarden niet als derden moeten worden beschouwd voor de externe mededeling van de informatiegegevens waarvan sprake is. Deze machtiging tot mededeling impliceert de mogelijke doorzending, in voorkomend geval op informaticadrager, van de bekomen gegevens aan de betrokken categorieën.

Het gaat hier om de volgende categorieën : - de natuurlijke personen op wie de informatiegegevens betrekking hebben of hun wettelijke vertegenwoordigers; - de openbare overheden en instellingen die krachtens artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983 zijn aangewezen, wat duidelijk inhoudt dat, in hoofde van de titularissen van de machtiging bedoeld in artikel 1, toestemming wordt gegeven voor de mededeling van de bekomen informatiegegevens aan de openbare overheden en aan de instellingen die zelf door een uitdrukkelijke reglementaire bepaling toegang hebben verkregen tot deze in het Rijksregister geregistreerde informatiegegevens.

Er werd overigens niet alleen rekening gehouden met de specifieke behoeften en opdrachten van de Directie Coördinatie, Reglementering en Keurmerken van de Afdeling Economisch Beleid, maar ook met het belang van de personen op wie de informatiegegevens uit het Rijksregister betrekking hebben en met het recht van deze personen dat deze gegevens worden gebruikt op een manier die overeenstemt met de eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer.

Om de vertrouwelijkheid van de verzamelde gegevens te waarborgen, zal de toegang tot de databank anderzijds worden geregeld via terminals die uitsluitend worden gebruikt door de personeelsleden van het Ministerie van het Waalse Gewest die door of krachtens het machtigingsbesluit zijn aangewezen.

Het ontwerp van koninklijk besluit dat voor advies werd voorgelegd aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (1), verzamelde de bepalingen die ertoe strekken zowel aan de Directie Coördinatie, Reglementering en Keurmerken van de Afdeling Economisch Beleid als aan de Afdeling Tewerkstelling en Beroepsopleiding van de Algemene Directie Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest, toegang te verlenen tot het Rijksregister en machtiging te geven tot het gebruik van het identificatienummer ervan.

Het advies dat de Commissie op 22 december 1995 heeft uitgebracht onder nr. 34/95 is ongunstig.

Er werd als volgt rekening gehouden met de opmerkingen die in dit advies werden geformuleerd : 1° Een apart ontwerp van koninklijk besluit werd opgesteld om de Afdeling Tewerkstelling en Beroepsopleiding toegang te verlenen tot de

informatiegegevens van het Rijksregister en machtiging tot het gebruik van het identificatienummer te verlenen;2° In overeenstemming met de wens die de Commissie heeft uitgesproken, werd artikel 1, eerste lid, van het ontworpen besluit herwerkt zodat de toegang tot de gegevens, bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, enkel wordt toegekend voor het vervullen van de taken in verband met de invordering van de tegemoetkomingen en premies die krachtens de bovenvermelde wetgeving worden toegekend.De toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister (hierbij inbegrepen die met betrekking tot het beroep, de burgerlijke staat en de samenstelling van het gezin) wordt dan ook enkel verleend ten aanzien van personen die in een procedure voor de invordering van deze tegemoetkomingen en premies zijn betrokken; 3° De gerechtsdeurwaarders en de advokaten zullen uitgesloten worden van het toepassingsgebied van artikel 4, tweede lid, van het ontworpen besluit (gebruik van het identificatienummer in het kader van de externe betrekkingen);4° Wat betreft de aanwijzing van de houders van de machtiging tot toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer, werd het ontwerp van besluit op alle punten aangepast in de zin die door de Commissie werd gewenst (cfr.artikel 1, tweede lid, 1°, en de artikelen 3 en 5, tweede lid, van dit ontwerp).

Er werd rekening gehouden met de louter formele aanpassingen die door de Commissie werden voorgesteld.

Het ontwerp van besluit werd trouwens op alle punten aangepast aan de opmerkingen geformuleerd door de Raad van State in zijn advies uitgebracht op 30 juni 1997.

Gezien de overwegingen die voorafgaan, is de Regering van mening dat de Directie Coördinatie, Reglementering en Keurmerken van de Afdeling Economisch Beleid van de Algemene Directie Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest gemachtigd kan worden toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister en het identificatienummer ervan te gebruiken.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE De Minister van Justitie, S. DE CLERCK COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Advies nr. 34/95 van 22 december 1995. - Ontwerp van koninklijk besluit waarbij aan de Afdeling Tewerkstelling en de Afdeling Kleine en Middelgrote Ondernemingen van de Algemene Directie Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest toegang wordt verleend tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en waarbij zij gemachtigd worden tot het gebruiken van het identificatienummer De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 5, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1991, 8 december 1992, 24 mei 1994, 21 december 1994 en 30 maart 1995, en artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;

Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken van 21 oktober 1995, op de Commissie ontvangen op 23 oktober 1995;

Gelet op het verslag van de heer J. Berleur, Brengt op 22 december 1995 het volgende advies uit : I. Algemene opmerkingen : Artikel 6, § 1, IX, 3°, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 vertrouwde aan de Gewesten het vervullen van de taken toe die verband houden met de toekenning en de intrekking van de arbeidsvergunningen en arbeidskaarten voor werknemers van vreemde nationaliteit. Deze taken worden uitgevoerd krachtens het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967 betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit, het koninklijk besluit van 6 november 1967 en het ministerieel besluit van 15 juli 1969 betreffende de voorwaarden van toekenning van de arbeidsvergunningen en arbeidskaarten voor werknemers van vreemde nationaliteit en het ministerieel besluit van 19 december 1967 betreffende de modaliteiten van indiening en aflevering van de aanvragen tot arbeidsvergunningen en arbeidskaarten voor dezelfde werknemers. De Afdeling Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest is belast met het vervullen van deze taken.

De Afdeling kleine en middelgrote Ondernemingen van hetzelfde Ministerie van het Waalse Gewest werd belast met de uitvoering van de taken van administratief beheer van de hulp die wordt toegekend krachtens de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, gewijzigd door het decreet van 25 juni 1992.

II. Voorwerp van de adviesaanvraag : Het huidig ontwerp van besluit beoogt de Afdeling Tewerkstelling en de Afdeling kleine en middelgrote Ondernemingen van de Algemene Directie

Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest toegang te verlenen tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en te machtigen tot het gebruiken van het identificatienummer.

De artikelen 1 en 3 preciseren de hoedanigheid van de personen die gemachtigd zijn tot de toegang en het gebruik van deze informatiegegevens en het identificatienummer, alsook de doeleinden waarvoor deze toegang en dit gebruik vereist zijn. De artikelen 2 en 4 verduidelijken het begrip « derden » bij de uitvoering van de taken.

Artikel 5 vermeldt enkele slotbepalingen.

III. Wettelijke basis : De wet van 8 augustus 1983, en inzonderheid de artikelen 5 en 8, tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, gewijzigd bij de wetten van 15 januari 1990, 19 juli 1991, 8 december 1992, 24 mei 1994, 21 december 1994 en 30 maart 1995, vormt de wettelijke basis van het huidig ontwerp van besluit.

De Afdeling Tewerkstelling en de Afdeling kleine en middelgrote Ondernemingen van de Algemene Directie Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest zijn ongetwijfeld openbare overheden in de zin van artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983.

De wet van 8 december 1992 laat echter de verwerking van persoonsgegevens slechts toe voor duidelijk omschreven en wettige doeleinden » en preciseert dat de gegevens « toereikend, ter zake dienend en niet overmatig (dienen) te zijn, uitgaande van die doeleinden ». De Europese Richtlijn drukt dezelfde principes uit (artikel 6, Richtlijn 95/46/EC, P.B., nr. L/281).

IV. Onderzoek van het ontwerp van koninklijk besluit vanuit het standpunt van de doeleinden en de gegevens die toereikend, ter zake dienend en niet overmatig zijn in de machtiging tot toegang : Hoewel de Commissie zich, volgens de wet van 8 augustus 1983, niet heeft uit te spreken over de machtiging tot toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen door de openbare overheden in de zin van artikel 5, kent de wet van 8 december 1992, in artikel 29, § 1, haar een rol toe aangaande « iedere aangelegenheid die betrekking heeft op de toepassing van de grondbeginselen van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. » Artikel 1 van het huidig ontwerp van besluit verduidelijkt de doeleinden waarvoor de Afdeling Tewerkstelling en de Afdeling kleine en middelgrote Ondernemingen van de Algemene Directie Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest gemachtigd zijn om toegang te hebben tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9° inbegrepen, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen : voor de Afdeling Tewerkstelling, betreft het de « ... taken die zijn verbonden met de toekenning en de intrekking van de arbeidsvergunningen en arbeidskaarten voor werknemers van vreemde nationaliteit,.. »; voor de Afdeling kleine en middelgrote Ondernemingen van de Algemene Directie Economie en Tewerkstelling, betreft het de « ...taken die verbonden zijn met het administratief beheer van de hulp die wordt toegekend krachtens de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering,... » Het huidig ontwerp van besluit machtigt de Afdeling Tewerkstelling eveneens tot toegang tot de informatiegegevens van artikel 3, tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983, voor dezelfde doeleinden als die hierboven vermeld.

Een nauwgezet onderzoek van de wettelijke bepalingen, die overigens worden herhaald in het verslag aan de Koning bij het huidig ontwerp van besluit, laat enige twijfel inzake toepassing van het proportionaliteitsbeginsel. Het komt er, in feite, op aan te weten of de taken in kwestie de toegang vereisen tot alle gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid van de wet van 8 augustus 1983 - en, voor de Afdeling Tewerkstelling, die gegevens die vermeld zijn in het tweede

lid van hetzelfde artikel.

Het verslag aan de Koning specificeert, voor de twee Afdelingen, dat de gegevens 1° tot 6° van artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 onontbeerlijk zijn. De vermelde redenen verschillen voor de gegevens 7° tot 9° van hetzelfde artikel 3, eerste lid - en a fortiori van artikel 3, tweede lid.

In het geval van de Afdeling Tewerkstelling, preciseert het verslag aan de Koning dat het gegeven 7° (het beroep) noodzakelijk is om het type van arbeidskaarten A, B of C te bepalen. De toegang tot de gegevens 8° tot 9° (burgerlijke staat en samenstelling van het gezin) lijkt slechts volkomen gerechtvaardigd in het geval van kaart B « ...wanneer het om inwonende dienstboden en dienstmeiden gaat, op voorwaarde dat zij ongehuwd, weduwe of gescheiden zijn, zonder kind ten laste of, indien zij gehuwd zijn, geen kind ten laste hebben... » Een andere als regel geldende beschikking preciseert eveneens, nog altijd in het geval van kaart B, dat de geldigheidsduur op 24 maanden gebracht kan worden « wanneer het om werknemers gaat die na één jaar arbeid in dezelfde sector blijven en wier echtgenoot of wettige, natuurlijke of aangenomen kinderen samen met hen in het land gevestigd zijn... ».

De Commissie is van oordeel dat, zelfs indien de toegang tot het gegeven 7° redelijkerwijs gerechtvaardigd kan worden, het proportionaliteitsbeginsel inhoudt dat de toegang tot de gegevens 8° en 9° niet moet worden uitgebreid tot iedereen, maar voorbehouden moet blijven tot de noodwendigheden vermeld door de wet. Het verslag aan de Koning preciseert daarbij zelfs : « Het spreekt overigens voor zich dat de Afdeling Tewerkstelling zowel de geest als de letter van artikel 5 van de wet van 8 december 1992 bedoeld in de aanhef zal respecteren (...) en dat de personeelsleden (...) slechts toegang tot de opeenvolgende bijwerkingen van de gegevens van het Rijksregister zullen hebben binnen de perken van de noodwendigheden die voortvloeien uit de opdrachten waarmee zij belast zijn ». De Commissie is van oordeel dat het beter zou zijn dit te vermelden en dat het aangewezen zou zijn om artikel 1 van het huidig ontwerp van besluit te verduidelijken rekening houdende met het proportionaliteitsbeginsel.

Eveneens rechtvaardigt het verslag aan de Koning, waar het de machtiging tot toegang aan de Afdeling kleine en middelgrote Ondernemingen van de Algemene Directie Economie en Tewerkstelling tot de gegevens 7° tot 9° van artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 betreft, wanneer een geschillendossier betreffende het recupereren van investeringstegemoetkomingen en tewerkstellingspremies die aan kleine en middelgrote ondernemingen zijn toegekend, wordt toegezonden « ... aan de Algemene Ontvanger die belast is met de invorderingsprocedure... », en dit om de belastingsmogelijkheden van de schuldenaars te kunnen evalueren. Hier bepaalt het proportionaliteitsbeginsel eveneens dat er geen reden toe is om de toegang te verlenen tot alle gegevens en voor alle personen, maar enkel tot die gegevens waarvoor de vermelde procedure loopt.

Men kan, in beide gevallen, vaststellen dat de toegang tot alle gegevens van artikel 3, eerste lid - en ook het tweede lid - van de wet van 8 augustus 1983 slechts noodzakelijk is in voormelde beperkte gevallen. De Commissie wenst dat deze preciseringen worden aangebracht.

Maar misschien zou het eenvoudiger geweest zijn indien de overheld die het verzoek indient twee verschillende ontwerpen van koninklijke besluiten had voorgelegd die, zoals men heeft kunnen vaststellen, duidelijk heterogeen zijn. De samensmelting in één ontwerp van besluit schept moeilijkheden en verwarring.

Tenslotte, nog altijd waar het de machtiging tot toegang betreft, preciseert het huidig ontwerp, in artikel 2, tweede lid, 2°, dat bij uitwisseling van de gegevens waartoe de vermelde overheden toegang hebben, « ... de openbare overheden en instellingen die krachtens artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983 zijn aangewezen... » niet als derden worden beschouwd. Het verslag aan de Koning wil echter preciseren dat deze andere openbare overheden of instellingen zelf « door een uitdrukkelijke reglementaire bepaling, de toegang tot deze in het Rijksregister geregistreerde informatiegegevens... » hebben verkregen, De Commissie begrijpt niet waarom deze bepaling niet terug te vinden is in artikel 2 van het huidig ontwerp.

V. Onderzoek van het ontwerp van koninklijk besluit vanuit het standpunt van de doeleinden voor het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen : De doeleinden betreffende het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen, voor de twee betrokken Afdelingen, worden vermeld in artikel 4, eerste lid, van het huidig ontwerp van besluit : « ... voor doeleinden van intern beheer, slechts (...) als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door de betrokken diensten worden bijgehouden met bet oog op het vervullen van de taken bedoeld in artikel 1, 1° en 2 ». Deze vermelding is betrekkelijk klassiek.

In het verslag aan de Koning worden deze doeleinden in verschillende termen afhankelijk van de Afdeling gepreciseerd.

In het geval van de Afdeling Tewerkstelling, « ...(zal) het gebruik van het identificatienummer nuttig zijn voor de uitwisseling van informatie met diensten en instellingen die zelf ook toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister hebben verkregen en gemachtigd werden om het identificatienummer te gebruiken, namelijk de gemeentebesturen, de Dienst Vreemdelingenzaken en de Rijkswacht ». De wettelijke basis van deze mogelijke uitwisselingen lijkt goed opgemaakt.

Zie, wat dit betreft : - koninklijk besluit van 22 oktober 1984 waarbij de Dienst Vreemdelingenzaken van het Ministerie van Justitie gemachtigd wordt het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, (Belgisch Staatsblad 8 november 1984, pp. 14607-14610); - koninklijk besluit van 30 augustus 1985 waarbij de gemeentelijke administraties gemachtigd worden om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, (Belgisch Staatsblad 17 september 1985, pp. 13283-13286); - koninklijk besluit van 14 juli 1986 betreffende de mededeling, door de gemeenten, van bepaalde inlichtingen over de vreemdelingen, aan de Dienst Vreemdelingenzaken, (Belgisch Staatsblad 7 augustus 1986, p. 10984); - koninklijk besluit van 11 mei 1987 betreffende de mededeling, door de gemeenten, van inlichtingen aan de Dienst Vreemdelingenzaken, door toedoen van het Rijksregister van de natuurlijke personen, (Belgisch Staatsblad 24 oktober 1987, p. 15537);

Deze laatste twee koninklijke besluiten werden gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 1992, (Belgisch Staatsblad 15 juli 1992, p. 16229); - koninklijk besluit van 10 april 1995 waarbij aan de rijkswacht toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen (Belgisch Staatsblad 13 mei 1995, pp. 12832-12838), dat het koninklijk besluit van 19 september 1986 opheft (Belgisch Staatsblad 5 november 1986, pp. 15093-15094); - koninklijk besluit van 10 april 1995 waarbij de rijkswacht gemachtigd wordt om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken (Belgisch Staatsblad 13 mei 1995, pp. 12823-12832). - enz...

Een aantal van deze besluiten werd gepubliceerd samen met het advies van de Raadgevende Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer of de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De Commissie is van oordeel dat, in het geval van de Afdeling Tewerkstelling, de machtiging tot gebruik van het identificatienummer toegekend kan worden, volgens de bewoordingen die opgenomen zijn in het huidig ontwerp van besluit in artikel B. met de verduidelijkingen die opgenomen zijn in artikel 4, tweede lid, wat betreft het begrip « derden ».

In het geval van de Afdeling kleine en middelgrote Ondernemingen van de Algemene Directie Economie en Tewerkstelling, houdt het verslag aan de Koning een andere argumentatie in : « ... het gebruik van het identificatienummer (zal) nuttig zijn voor het uitwisselen van informatie met de Algemene Ontvanger, de gerechtsdeurwaarders en de raadsmannen die worden aangewezen in de fase van gerechtelijke vervolgingen van de schuldenaars die in gebreke blijven ».

Hier is de wettelijke basis minder duidelijk. De « raadsmannen » zouden kunnen toegang verkrijgen tot de informatiegegevens van het Rijksregister, via de Belgische Nationale Orde van Advokaten (artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983, gewijzigd bij de wet van 30 maart 1995, Belgisch Staatsblad 13 april 1995, p. 9380), maar die Orde heeft nog geen machtiging verkregen voor de toegang en het gebruik van dat nummer van het Rijksregister. De gerechtsdeurwaarders zijn gemachtigd om toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister (koninklijk besluit van 16 mei 1986 waarbij aan de gerechtsdeurwaarders toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, Belgisch Staatsblad 19 juni 1986, p. 9070), maar er is geen wettelijke bepaling die hen toelaat het identificatienummer te gebruiken. De Algemene Ontvanger, is, wat hem betreft, gemachtigd tot de toegang tot de informatiegegevens en tot het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen (artikel 1, 2°, b) van het koninklijk besluit van 4 mei 1992 waarbij aan sommige overheden van het Ministerie van het Waalse Gewest toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, Belgisch Staatsblad 28 juli 1992, p. 16954; artikel 1, 3°, van het koninklijk besluit van 30 september 1992 tot machtiging van bepaalde overheden van het Ministerie van het Waalse Gewest tot het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen, Belgisch Staatsblad 2 december 1992, p. 25043).

De Commissie die er geen bezwaar tegen heeft dat het beginsel van het gebruik van het identificatienummer door de Afdeling kleine en middelgrote Ondernemingen van de Algemene Directie Economie en Tewerkstelling, toegelaten zou kunnen worden indien men zich aan de bewoordingen van de artikelen 3 en 4 van het huidig ontwerp zou houden - kan de interpretatie volgens het verslag aan de Koning echter niet aanvaarden. Het valt evenwel te vrezen dat de wettelijke beperkingen of de doeleinden zelf die worden aangegeven om het verzoek tot gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister te rechtvaardigen, het door het ontwerp van besluit beoogde dispositief nietig maken.

Aangezien er geen duidelijkheid bestaat omtrent dit punt, spreekt de Commissie zich hier niet over uit.

Hier blijkt nogmaals dat een onderscheid tussen de twee verschillende besluiten noodzakelijk is.

Vl. Aanwijzing van de personen die gemachtigd zijn tot de toegang tot de informatiegegevens en tot het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister : Artikel 1 van het huidig ontwerp van koninklijk besluit behoudt het recht tot toegang tot de informatiegegevens en het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister voor aan : 1° « de Waalse Regering »;2° « de Secretaris-generaal van het Ministerie van het Waalse Gewest »; 3° « de ambtenaren van hetzelfde Ministerie, op voorwaarde dat zij bekleed zijn met een graad die ten minste gelijkwaardig is aan een graad van niveau 1 van het Rijkspersoneel, die op grond van hun ambt en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden daartoe schriftelijk bij naam zijn aangewezen door de Waalse Regering of door de Secretaris-generaal... ».

De beperking van het aantal personen die gemachtigd zijn tot de toegang tot de informatiegegevens en het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister, zoals verduidelijkt in dit artikel 1, moet worden goedgekeurd. Deze beperking komt tegemoet aan de bezorgdheid, die de Commissie al meermaals geuit heeft, om de risico's van bekendmaking van de gegevens en de banalisering van het identificatienummer van het Rijksregister te beperken. De Commissie zou echter liever zien dat het 1° gewijzigd zou worden en beperkt tot de Minister die bevoegd is voor de betreffende zaken.

De Commissie herinnert eraan dat, in zoverre het ontwerp van koninklijk besluit de toegang en het gebruik van het identificatienummer slechts toestaat aan de personen expliciet vermeld in artikel 1, enkel die personen de toegang zullen ontvangen. Zij zullen die machtigingen niet kunnen overdragen aan andere ambtenaren.

Het zou wenselijk zijn dit systeem dat o.a. gebaseerd is op graden, te vervangen door een systeem van aanwijzingen gebaseerd op de werkelijke functie die de ambtenaar binnen de betreffende Afdelingen uitoefent, wat wellicht beter zou beantwoorden aan de administratieve praktijk.

Het verslag aan de Koning preciseert verder nog : « ...(er dient op) gewezen te worden dat het recht op toegang zal worden georganiseerd binnen de perken van de hierboven beschreven specifieke behoeften en opdrachten en met inachtneming van de regelen inzake bescherming van de gegevens die zijn voorgeschreven bij artikel 11 van de voormelde wet van 8 augustus 1983 ». De Commissie verbaast zich erover dat deze maatregel zich niet uitbreidt tot het gebruik van het identificatienummer en hij bovendien enkel duidelijk lijkt voor de Afdeling kleine en middelgrote Ondernemingen. De Commissie wenst dat

de regels, namelijk die van bescherming en van veiligheid, op iedereen van toepassing zouden zijn.

De Commissie wenst dat de toekomstige gebruikers van het Rijksregister een dokument ondertekenen waarin op hun verplichting wordt gewezen om de veiligheid en de vertrouwelijkheid te waarborgen.

Tenslotte, stelt de Commissie met tevredenheid vast dat « de lijst van de overeenkomstig de artikelen 1 en 3 aangewezen ambtenaren, met vermelding van hun graad en hun ambt, wordt jaarlijks opgemaakt en volgens dezelfde periodiciteit aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toegestuurd » (artikel 5 van het huidig ontwerp).

Om deze redenen, Aangezien zij zich duidelijk terughoudend opstelt tegenover het feit dat de aanvragen tot toegang en machtiging tot gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister voor Afdelingen waarvan de taken volledig heterogeen worden verwerkt in één enkel besluit, gelet op de noodzaak om bepaalde artikelen te verduidelijken in functie van de aangebrachte opmerkingen in verband met de finaliteits- en proportionaliteitsbeginselen, in het bijzonder voor het deel van het ontwerp van besluit betreffende de Afdeling kleine en middelgrote Ondernemingen, Brengt de Commissie een ongunstig advies uit.

De Secretaris, J. Paul.

De Voorzitter, P. Thomas.

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 20 februari 1997 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « waarbij toegang wordt verleend tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen, en waarbij machtiging wordt verleend tot het gebruik van het identificatienummer ervan aan de Minister van de Waalse Regering tot wiens bevoegdheid de tegemoetkomingen en premies die toegekend worden krachtens de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, behoren, alsook aan bepaalde ambtenaren van de directie coördinatie, reglementering en keurmerken van de afdeling economisch beleid van de algemene directie economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse gewest », heeft op 30 juni 1997 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Aanhef 1. Uit aritkel 1 van het ontwerp blijkt dat de toegang tot de informatiegegevens en het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen uitsluitend zullen worden toegestaan voor het vervullen van de taken in verband met de terugvordering van de ingevolge de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering toegekende tegemoetkomingen en premies. Derhalve behoort in de aanhef enkel naar die bepalingen van die wet te worden verwezen die betrekking hebben op de teruggave van de tegemoetkomingen, namelijk de artikelen 32.14 tot 32.17 (1).

Bijgevolg dient het tweede lid als volgt te worden gesteld : « Gelet op de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, inzonderheid op de artikelen 32.14 tot 32.17, ingevoegd bij het decreet van de Waalse Gewestraad van 25 juni 1992; ». 2. Het derde lid dient te vervallen.3. Overeenkomstig artikel 22 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole moet de aanhef van het koninklijk besluit worden aangevuld met de verwijzing naar het advies van de inspecteur van Financiën, met vermelding van de datum daarvan, namelijk 21 november 1996. Bepalend gedeelte Artikel 1 Wanneer in het dispositief van een wet of een besluit wordt verwezen naar een bepaling is het beter niet aan te geven welke wijzigingen in die bepaling zijn aangebracht. Op die regel mag slechts een uitzondering worden gemaakt indien het de bedoeling is dat de bepaling waarnaar wordt verwezen, toepassing vindt gelijk zij geldt op het ogenblik van de verwijzing, zodat latere wijzigingen van die bepaling niet van toepassing zijn.

Derhalve dienen in het eerste lid de woorden « gewijzigd bij het decreet van de Waalse Gewestraad van 25 juni 1992 » en in het tweede lid, 1°, de woorden « zoals zij later werd gewijzigd » te vervallen.

Voorts is er een discrepantie tussen de Nederlanse en de Franse tekst; de woorden « van de Afdeling kleine en middelgrote Ondernemingen » hebben geen tegenhanger in de Franse tekst. Eenzelfde opmerking geldt voor artikel 3, eerste lid.

Artikel 2 In het tweede lid, 2°, vervange men de woorden « de openbare overheden en instellingen die krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983 zelf machtiging hebben verkregen toegang te hebben tot de informatiegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en die handelen in het kader van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden » door de gebruikelijke bewoordingen : « de openbare overheden en instellingen die krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983 zijn aangewezen, voor de informatiegegevens die hun kunnen worden meegedeeld op grond van hun aanwijzing en... »; die restrictieve formulering stemt beter overeen met de algemene strekking van de wet van 8 augustus 1983, bezien in onderlinge samenhang met de principes van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens; dat standpunt wordt overigens gehuldigd in punt IV, negende alinea, van advies nr. 34/95 d.d. 22 december 1995 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Slotmerkingen De Nederlandse tekst van sommige bepalingen is voor verbetering vatbaar. Bij wijze van voorbeeld worden in dit advies hieromtrent een aantal voorstellen gedaan.

In de aanhef schrijve men in het vijfde lid : « Gelet op advies nr. 34/95 ... » in plaats van « Gelet op het advies ... ».

In artikel 1, eerste lid, schrijve men « terugvordering » in plaats van « invordering ». In hetzelfde artikel schrijve men in het tweede lid, 2°, « ... bij name hiertoe zijn aangewezen ... » in plaats van « op naam hiertoe werden aangewezen ».

De kamer was samengesteld uit : de heer J.-J. Stryckmans, voorzitter; de heren Y. Kreins, P. Hanse, staatsraden; de heer P. Gothot, assessor van de afdeling wetgeving;

Mme J. Gielissen, griffier.

Het rapport werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur afdelingshoofd. De nota van het coördinatiebureau werd opgesteld door de heer L. Detroux, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J.-J. Stryckmans.

De griffier, J. Gielissen.

De voorzitter, J.-J. Stryckmans. 20 NOVEMBER 1997. - Koninklijk besluit waarbij toegang wordt verleend tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen, en waarbij machtiging wordt verleend tot het gebruik van het identificatienummer ervan aan de Minister van de Waalse Regering tot wiens bevoegdheid de tegemoetkomingen en premies die toegekend worden krachtens de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, behoren, alsook aan bepaalde ambtenaren van de Directie Coördinatie, Reglementering en Keurmerken van de Afdeling Economisch Beleid van de Algemene Directie Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 30 maart 1995, en op artikel 8, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;

Gelet op de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, inzonderheid op de artikelen 32.14 tot 32.17, ingevoegd bij het decreet van de Waalse Gewestraad van 25 juni 1992;

Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op het advies nr. 34/95 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 22 december 1995;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 21 november 1996;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens

Artikel 1.De Directie Coördinatie, Reglementering en Keurmerken van de Afdeling Economisch Beleid van de Algemene Directie Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest wordt gemachtigd toegang te hebben tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, uitsluitend voor het vervullen van de taken in verband met de terugvordering van de tegemoetkomingen en premies die worden toegekend krachtens de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering.

De toegang tot de in het eerste lid bedoelde gegevens is voorbehouden aan : 1° de Minister van de Waalse Regering tot wiens bevoegdheden de tegemoetkomingen en de premies die toegekend worden krachtens de voormelde wet van 4 augustus 1978 behoren;2° de secretaris-generaal van het Ministerie van het Waalse Gewest;3° de personeelsleden van de Directie Coördinatie, Reglementering en Keurmerken van de Afdeling Economisch Beleid van hetzelfde Ministerie die, voor zover nodig is voor de uitoefening van hun ambt en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden, schriftelijk en bij name hiertoe zijn aangewezen door een van de overheden, bedoeld in 1° of 2° van dit lid.

Art. 2.De met toepassing van artikel 1 verkregen gegevens mogen slechts worden gebruikt voor doeleinden van intern beheer. Zij mogen niet aan derden worden meegedeeld.

Voor de toepassing van het eerste lid worden niet als derden beschouwd : 1° de natuurlijke personen op wie deze gegevens betrekking hebben alsook hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de openbare overheden en instellingen die krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983 zijn aangewezen, voor de informatiegegevens die hun kunnen worden meegedeeld op grond van hun aanwijzing en voor zover deze mededeling nodig is om hen in staat te stellen hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden uit te oefenen. HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer

Art. 3.De overeenkomstig artikel 1, tweede lid, aangewezen personeelsleden van de Directie coördinatie, Reglementering en Keurmerken van de Afdeling Economisch Beleid van de Algemene Directie Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest worden gemachtigd het identificatienummer te gebruiken van de personen die in het Rijksregister van de natuurlijke personen zijn ingeschreven.

De machtiging om het identificatienummer te gebruiken wordt beperkt tot het vervullen van de taken bedoeld in artikel 1, eerste lid.

Art. 4.Het identificatienummer mag voor doeleinden van intern beheer slechts worden gebruikt als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door de betrokken directie worden bijgehouden met het oog op het vervullen van de taken bedoeld in artikel 1, eerste lid.

Bij extern gebruik mag het identificatienummer slechts worden gebruikt in de betrekkingen die nodig zijn voor het vervullen van de voormelde taken, met : 1° de houder van het identificatienummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger;2° de openbare overheden en instellingen die zelf krachtens artikel 8 van de voormelde wet van 8 augustus 1983 werden gemachtigd om het identificatienummer te gebruiken en die handelen in de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 5.De lijst van de overeenkomstig de artikelen 1, tweede lid, en 3 aangewezen personeelsleden, met vermelding van hun titel en hun ambt, wordt jaarlijks opgemaakt en volgens dezelfde periodiciteit aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toegestuurd.

De betrokken personeelsleden ondertekenen een verklaring waarin zij zich ertoe verbinden het vertrouwelijk karakter van de verkregen informatiegegevens te bewaren.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 7.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 november 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Voor de raadpleging van de voetnoten, zie beeld

^