20 MEI 2009. - Koninklijk besluit houdende diverse wijzigingen betreffende de werking van de Commissie tot regeling der prijzen en van de Prijzencommissie voor de Farmaceutische Specialiteiten

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen, artikel 2, § 4, laatste lid, gewijzigd bij de wet van 30 juli 1971;

Gelet op de programmawet van 22 december 1989, de artikelen 316 en 321;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 juni 1969 houdende oprichting van een Commissie tot Regeling der Prijzen, de artikelen 3 en 5;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 december 1970 houdende toekenning van een presentiegeld aan de ondervoorzitter en de leden van de Commissie tot Regeling der Prijzen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 januari 1980;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 augustus 1975 tot oprichting van een Prijzencommissie voor de Farmaceutische Specialiteiten, artikel 4;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 november 1976 houdende toekenning van een presentiegeld aan de ondervoorzitter en de leden van de Prijzencommissie voor de Farmaceutische Specialiteiten;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 juli 1991 tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut van de voorzitter, de verslaggevers en de rechtskundig adviseur van de Commissie tot Regeling der Prijzen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 oktober 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 21 januari 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris van Begroting, gegeven op 20 maart 2009;

Op de voordracht van de Minister voor Ondernemen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Aan de voorzitter, ondervoorzitters en leden van de Commissie tot regeling der prijzen en van de Prijzencommissie voor de Farmaceutische Specialiteiten die geen lid zijn van het rijkspersoneel in de zin bepaald door het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende statuut van het rijkspersoneel, wordt, per vergadering, een presentiegeld toegekend waarvan het bedrag vastgesteld is als volgt : - 125 EUR aan de voorzitter, - 75 EUR aan de ondervoorzitter, - 15 EUR aan de leden.

Art. 2.Aan de voorzitter, ondervoorzitter en leden die hun hoofdactiviteit hebben buiten de Brusselse agglomeratie, worden de reiskosten terugbetaald die zij werkelijk hebben gedragen.

Art. 3.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 3 juni 1969 houdende oprichting van een Commissie tot Regeling der Prijzen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden : « de ondervoorzitter, twee verslaggevers en een rechtskundige adviseur » vervangen door de woorden « en de ondervoorzitter, »;2° het derde lid wordt vervangen als volgt : « De Minister bevoegd voor Economie benoemt de voorzitter en de ondervoorzitter.De ondervoorzitter is van een andere taalrol dan de voorzitter en hij wordt gekozen uit de leden van de Commissie op voorstel van deze. »; 3° het vierde, vijfde, zesde en zevende lid worden vervangen als volgt : « Het secretariaat wordt waargenomen door ambtenaren van het departement.».

Art. 4.In artikel 5 van hetzelfde besluit, vervallen de woorden : « de verslaggevers, de secretarissen ».

Art. 5.In artikel 4 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1975 tot oprichting van een Prijzencommissie voor de Farmaceutische Specialiteiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « De functie van voorzitter van de Prijzencommissie voor de Farmaceutische Specialiteiten wordt waargenomen door de voorzitter van de Commissie tot Regeling der Prijzen.De ondervoorzitter wordt benoemd door de Minister bevoegd voor Economie uit de leden van de Prijzencommissie voor de Farmaceutische Specialiteiten op voorstel van deze. De ondervoorzitter is van een andere taalrol dan de voorzitter. »; 2° het vijfde en het zesde lid worden vervangen als volgt : « Het secretariaat wordt waargenomen door ambtenaren van het departement.».

Art. 6.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 5 december 1970 houdende toekenning van een presentiegeld aan de ondervoorzitter en de leden van de Commissie tot Regeling der Prijzen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 januari 1980;2° het koninklijk besluit van 29 november 1976 houdende toekenning van een presentiegeld aan de ondervoorzitter en de leden van de Prijzencommissie voor de Farmaceutische Specialiteiten;3° het koninklijk besluit van 12 juli 1991 tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut van de voorzitter, de verslaggevers en de rechtskundig adviseur van de Commissie tot Regeling der Prijzen.

Art. 7.De Minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 mei 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister voor Ondernemen, V. VAN QUICKENBORNE