Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 maart 2003
gepubliceerd op 18 april 2003

Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 86ter van het Wetboek van strafvordering

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2003009288
pub.
18/04/2003
prom.
20/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/20/2003009288/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 MAART 2003. - Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 86ter van het Wetboek van strafvordering


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De wet van 8 april 2002 betreffende de anonimiteit van de getuigen heeft in de Belgische strafprocedure de mogelijkheid ingevoerd om getuigen, indien aan bepaalde wettelijke voorwaarden is voldaan, anoniem te verhoren. De wetgever heeft daarbij aan de onderzoeksrechter een centrale rol toebedeeld.

Artikel 86ter, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zoals ingevoegd door voornoemde wet, luidt als volgt : « Indien het verbergen van de identiteit van de getuige het vereist, kan de onderzoeksrechter bevelen dat het openbaar ministerie, de persoon tegen wie de strafvordering werd ingesteld in het kader van een gerechtelijk onderzoek of de inverdenkinggestelde, de burgerlijke partij en hun raadslieden het verhoor van de getuige uitsluitend in een afzonderlijke ruimte kunnen bijwonen, in welk geval wordt gebruik gemaakt van een telecommunicatievoorziening. De Koning bepaalt de minimale vereisten waaraan deze telecommunicatievoorziening dient te beantwoorden. » Anderzijds voorziet artikel 86ter, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering onder meer dat de onderzoeksrechter alle maatregelen neemt die redelijkerwijze nodig zijn om de identiteit van de getuige verborgen te houden en, als onderdeel daarvan, dat hij de beantwoording door de getuige verhindert van elke vraag die tot de bekendmaking van zijn identiteit zou kunnen leiden.

De memorie van toelichting bij de wet van 8 april 2002 verduidelijkte reeds dat het verhoor van de anonieme getuige in een afzonderlijke ruimte één van de modaliteiten is waar de onderzoeksrechter gebruik van kan maken om de identiteit van de getuige verborgen te houden. Het is dus geen algemene regel. De memorie zegt verder nog het volgende : « Deze (telecommunicatievoorziening) zou minstens moeten beschikken over het vermogen om auditieve signalen te vervormen teneinde de herkenning van de stem van de getuige te verhinderen, om de antwoorden van de getuige niet rechtstreeks, doch met vertraging weer te geven, zodat de onderzoeksrechter kan verhinderen dat het antwoord van de getuige door de partijen wordt gehoord indien hierdoor zijn identiteit zou onthuld worden, en zou de partijen moeten toelaten om vragen op te geven aan de onderzoeksrechter die zij aan de getuige gesteld wensen te zien. » Indien de onderzoeksrechter wenst over te gaan tot het verhoor in een afzonderlijke ruimte, dan dient, overeenkomstig de bedoeling van de wetgever, aan de onderzoeksrechter, naast de organisatie van het verhoor van de anonieme getuige, ook de centrale regie toebedeeld te worden van de communicatie tussen de ruimten waarin het verhoor plaatsvindt en de ruimte waar de in de wet opgesomde partijen dit verhoor kunnen beluisteren en middels het opgeven van vragen erin kunnen tussenkomen.

Bijgevolg dient de telecommunicatie tussen de beide ruimtes afgestemd te zijn op deze centrale rol van de onderzoeksrechter, die zowel de anonimiteit van de getuige dient te beschermen als de rechten van de verdediging te vrijwaren. Daarbij dient eveneens in acht genomen te worden dat de voorziene apparatuur waar mogelijk ook vergissingen of verkeerde manipulaties door de onderzoeksrechter moet kunnen voorkomen of ondervangen, en dat de verbinding moet beveiligd worden tegen ongeoorloofde onderschepping of afluisteren.

Waar voor de behoeften van de vooropgestelde telecommunicatie enkel een auditief contact vereist is, met uitsluiting van elke visuele verbinding, is het verder cruciaal dat de stem van de anonieme getuige - zijnde zijn of haar enige fysieke eigenschap die tot herkenning kan leiden - in een zo vroeg mogelijk stadium en zo volledig als technisch mogelijk wordt vervormd.

Het enige andere herkenningspunt ten aanzien van de anonieme getuige kan gelegen zijn in de inhoud van de afgelegde verklaring. Vandaar is het van even groot belang als de stemvervorming, dat de onderzoeksrechter op elk moment de verbinding tussen de beide ruimten, respectievelijk de verstaanbaarheid van de getuige in het lokaal waarin de partijen zitten, kan onderbreken. Zulks om te vermijden dat de getuige door een al te spontaan of te omstandig antwoord op een gestelde vraag, zijn identiteit zou blootgeven.

Het als minimum vooropgestelde stramien is dus het volgende : De gebruikte apparatuur moet draagbaar zijn. Het is immers niet mogelijk om elk afzonderlijk gerechtsgebouw uit te rusten met de hier voorziene apparatuur. Daarvoor is de verwachte gebruiksfrequentie te klein. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat het verhoorlokaal, respectievelijk de afzonderlijke ruimte waar de partijen zich bevinden, buiten het gerechtsgebouw gelegen is. Bijgevolg moet het mogelijk zijn om de apparatuur op te stellen en communicatie door te sturen, niet enkel tussen verschillende ruimten gelegen in eenzelfde gebouw, maar ook tussen verschillende gebouwen die op ruime afstand van mekaar gelegen zijn. De apparatuur kan in de lokalen van een gespecialiseerde politiedienst bewaard worden en op aanvraag ter beschikking van de onderzoeksrechter gesteld worden. De apparatuur moet ook eenvoudig te bedienen zijn, meer bepaald door de onderzoeksrechter en of/zijn griffier, de procureur des Konings en personeel van de rechtbank zelf.

Via draagbare telecommunicatieapparatuur, bestaande uit twee modules (één voor het verhoorlokaal en één voor het lokaal met de partijen), dient in elk van beide ruimtes een goed verstaanbare auditieve communicatie tot stand kunnen gebracht worden.

De apparatuur in het verhoorlokaal is prioritair ten aanzien van de apparatuur in het lokaal met de partijen. Het is namelijk de onderzoeksrechter in het verhoorlokaal die beslist of en welke communicatie wordt doorgezonden naar het lokaal met de partijen. De partijen zelf zullen enkel kunnen luisteren wanneer de onderzoeksrechter daartoe beslist.

De apparatuur in het lokaal met de partijen dient het mogelijk te maken dat deze partijen interactie kunnen voeren met het verhoorlokaal, in die zin dat zij het verhoor niet enkel op een goed verstaanbare wijze moeten kunnen volgen, maar ook dat zij zelf aan de onderzoeksrechter vragen kunnen opgeven voor en tijdens het verhoor.

De communicatie van het lokaal met de partijen mag enkel gebeuren met de onderzoeksrechter, maar niet met de getuige. De getuige moet wel in staat zijn deze communicatie te volgen.

In het verhoorlokaal dient de apparatuur ter beschikking van de onderzoeksrechter te bestaan uit een gerichte microfoon, die enkel de stem van de onderzoeksrechter zelf weergeeft, met uitsluiting van alle omgevingsgeluiden. Zulks om te vermijden dat de anonieme getuige zich per ongeluk kenbaar zou maken middels achtergrondgeluiden terwijl de onderzoeksrechter communicatie voert met het lokaal met de partijen.

Verder dient de apparatuur te voorzien in twee drukknoppen van het "push-to-talk"-type: één die de doorzending van communicatie toelaat wanneer en zolang deze wordt ingedrukt, en een duidelijk onderscheiden tweede drukknop die enkel de communicatie van de anonieme getuige doorlaat wanneer en zolang hij wordt ingedrukt. Dit beduidt dus dat, teneinde ongelukken te vermijden, de onderzoeksrechter telkens twee knoppen moet ingedrukt houden om communicatie van de anonieme getuige te laten doorzenden.

De microfoon ter beschikking van de anonieme getuige moet gericht zijn opdat deze de stem van de getuige slechts zou opvangen wanneer hij van op korte en rechte afstand in de microfoon spreekt.

De stem van de anonieme getuige dient vervormd te zijn op een zodanige wijze dat zij niet herkenbaar is op basis van individuele of algemene kenmerken, zoals leeftijd of geslacht, die eigen zijn aan de getuige.

Deze vervorming dient te gebeuren onmiddellijk wanneer de microfoon de stem van de getuige ontvangt. In geval er opnamen worden gemaakt van het verhoor, mag enkel de vervormde stem worden opgenomen.

Tenslotte moet de telecommunicatieverbinding van die aard zijn dat zij geëncrypteerd is van zodra de doorzending begint, en gedecrypteerd wordt van zodra deze aankomt. De lijn moet beveiligd zijn tegen onderschepping.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Dit artikel beschrijft algemeen de inhoud van dit koninklijk besluit.

Artikel 2 Het basisprincipe van de telecommunicatievoorziening is dat het verhoor in twee afzonderlijke ruimtes gebeurt. Daartoe is apparatuur vereist van twee verschillende types, enerzijds voor in het lokaal waar de onderzoeksrechter en de anonieme getuige (en eventueel de griffier) zich bevinden, anderzijds voor in het lokaal waar de andere partijen uitgenodigd door de onderzoeksrechter zich bevinden. Deze apparatuur is telkens in één draagbare koffer verwerkt. Zo zal voor elk verhoor van een anonieme getuige de twee types van apparatuur aangevraagd dienen te worden.

Artikel 3 Dit artikel beschrijft de technische kenmerken die gemeenschappelijk zijn aan de twee types van apparatuur: ze hebben beide een telefoonfunctie, een encryptie- en decryptiefunctie (zodat de communicatie tijdens de overbrenging ervan niet kan onderschept worden), en een luidsprekerfunctie.

Artikel 4 Dit artikel beschrijft de technische kenmerken voor de apparatuur van de partijen aanwezig bij het verhoor. Het enige wat hier nog specifiek nodig is, is een aantal microfoons waardoor de partijen eventueel vragen kunnen stellen aan de onderzoeksrechter.

Artikel 5 Dit artikel beschrijft de technische kenmerken voor de apparatuur van de onderzoeksrechter en de anonieme getuige. Gezien de onderzoeksrechter de regie over het verhoor waarneemt, is hij het die de controle zal hebben over hoe, wanneer en wat precies gecommuniceerd zal worden naar de andere locatie. Daartoe beschikt hij over een aantal drukknoppen van het "push-to-talk"-type, d.w.z. dat de onderzoeksrechter de knop moet indrukken om overgang van communicatie mogelijk te maken.

Bij de onderzoeksrechter bevindt zich tevens de opnameapparatuur, waarmee het verhoor opgenomen wordt.

Artikel 6 Dit artikel bepaalt dat het de Minister van Justitie is die verantwoordelijk is voor de uitvoering van dit besluit.

Artikel 7 Dit artikel bepaalt de inwerkingtreding van het koninklijk besluit.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

20 MAART 2003. - Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 86ter van het Wetboek van Strafvordering ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 86ter van het Wetboek van Strafvordering, ingevoegd bij de wet van 8 april 2002 betreffende de anonimiteit van de getuigen;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoordineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat, in het licht van de bestrijding van de zware en de georganiseerde criminaliteit, de leden van de rechterlijke macht zo spoedig mogelijk moeten kunnen overgaan tot het verhoor van getuigen wiens identiteit volledig verborgen moet worden gehouden;

Overwegende dat artikel 86ter van het Wetboek van Strafvordering, in werking getreden sedert 1 november 2002, voorziet dat de onderzoeksrechter kan bevelen dat de partijen in de strafprocedure, het verhoor van de getuige uitsluitend in een afzonderlijke ruimte kunnen bijwonen, in welk geval er gebruik wordt gemaakt van telecommunicatie;

Dat het bepalen van de minimale vereisten waaraan deze telecommunicatie dient te beantwoorden, strikt en dringend vereist is om de onderzoeksrechter toe te laten het verhoor van de getuige wiens identiteit volledig dient afgeschermd te worden, adequaat te organiseren.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De minimale vereisten waaraan de telecommunicatievoorziening, bedoeld in artikel 86ter van het Wetboek van Strafvordering, dient te voldoen, worden beschreven in onderhavig besluit.

Art. 2.De telecommunicatievoorziening bestaat uit twee types apparatuur: enerzijds apparatuur voor de onderzoeksrechter en de anonieme getuige, die zich op één locatie bevinden, en anderzijds de apparatuur voor de partijen aanwezig bij het verhoor, die zich op een andere locatie bevinden. Per type wordt de apparatuur in één draagbare koffer ingewerkt of opgeborgen.

Art. 3.§ 1. Elk type van apparatuur is voorzien van een telefoonfunctie, waardoor oproepsignalen kunnen worden ontvangen, en de daarvoor nodige aansluitingen op een telefonienet. De apparatuur voor de onderzoeksrechter en de anonieme getuige bevat bovendien de functie waardoor oproepen kunnen worden gedaan en de communicatielijnen worden opengesteld. § 2. Elk type van apparatuur is voorzien van een encryptie- en decryptiefunctie, die door de beheerder van de apparatuur kunnen worden aangepast indien zulks nodig mocht zijn omwille van veiligheidsredenen. § 3. Elk type van apparatuur is voorzien van een luidsprekerfunctie met een volumeregelknop.

Art. 4.De apparatuur voor de partijen aanwezig bij het verhoor bevat één of meerdere microfoons voor de weergave en de opname van stemmen in heel het lokaal.

Art. 5.§ 1. De apparatuur voor de onderzoeksrechter en de anonieme getuige bevat twee directionele microfoons voor streng gerichte weergave, één voor de onderzoeksrechter en één voor de anonieme getuige. Er wordt op toegezien dat deze microfoons geen achtergrondgeluiden of in het lokaal teruggekaatst stemgeluid weergeven. § 2. De microfoon voor de anonieme getuige is uitgerust met een stemvervormer die geen herkenning toelaat, zelfs niet op basis van leeftijd of geslacht. § 3. De microfoon voor de onderzoeksrechter is uitgerust met de volgende regiedrukknoppen: a) een drukknop van het type "push-to-talk", die de communicatie doorlaat met de apparatuur voor de partijen aanwezig bij het verhoor, in beide richtingen;b) een drukknop van het type "push-to-talk", die de stem van de anonieme getuige doorlaat. In ieder geval is er geen stemoverdracht van de getuige mogelijk zonder dat twee drukknoppen tegelijk ingedrukt worden door de onderzoeksrechter. § 4. De apparatuur voor de onderzoeksrechter en de anonieme getuige bevat tevens een opnametoestel dat de communicatie tussen de twee types apparatuur weergeeft vooraleer de encryptie plaatsgrijpt en na vervorming van de stem van de getuige. Dit toestel neemt tevens de vervormde signalen van de getuige en de normale signalen van de onderzoeksrechter en de andere partijen aanwezig bij het verhoor op.

Art. 6.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag van de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad .

Gegeven te Brussel, 20 maart 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGEN

^