Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 maart 1997
gepubliceerd op 29 juli 1997

Koninklijk besluit tot regeling van de loopbaan van de adviseurs voor wetenschapsaangelegenheden

bron
diensten van de eerste minister
numac
1997021120
pub.
29/07/1997
prom.
20/03/1997
ELI
eli/besluit/1997/03/20/1997021120/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 MAART 1997. Koninklijk besluit tot regeling van de loopbaan van de adviseurs voor wetenschapsaangelegenheden


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op de wet van 26 maart 1968 waarbij de aanwerving in openbare dienst wordt vergemakkelijkt van personen die bij de technische coöperatie met de ontwikkelingslanden diensten hebben gepresteerd, inzonderheid op artikel 6, 1°;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het Rijkspersoneel, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 april 1996 tot regeling van de uitoefening van het ministerieel gezag binnen de Diensten van de Eerste Minister wat betreft de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 maart 1997 houdende het statuut van de secretaris-generaal en van sommige personeelsleden van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden;

Overwegende overigens dat, voor de betrekkingen bedoeld in dit besluit, de noodzakelijke bijzondere bekwaamheden een grondige en bijgestelde kennis vereisen van de beschouwde wetenschapsgebieden en dat, daardoor, de prioriteitsrechten toegekend bij bovengenoemde wet van 26 maart 1968 uitgesloten moeten worden voor de aanwerving in genoemde betrekkingen;

Gelet op het advies van de Vast Wervingssecretaris;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 mei 1996;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 14 november 1996;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 14 november 1996;

Gelet op het protocol nr. 67/2 van 20 december 1996 waarin de besluiten opgenomen zijn van de onderhandelingen gevoerd in het Sectorcomité I Algemeen bestuur;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 84, eerste lid, 2°, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Overwegende dat dringend een aantal verordeningsteksten vastgelegd moeten worden die tegemoetkomen, enerzijds, aan de noodzaak om zo spoedig mogelijk de rechtstoestand van de bijzondere loopbanen bij de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden aan te passen aan de recente wijzigingen in het statuut van het Rijkspersoneel om de goede werking van deze diensten te waarborgen en de persoonlijke toestand van een aantal personeelsleden te regelen en, anderzijds, aan de noodzaak een nieuw statuut vast te stellen voor de taalinspectie in het onderwijs om deze wettelijk voorgeschreven inspectie verder te kunnen laten bestaan;

Overwegende in het bijzonder dat zo snel mogelijk de regelingen omschreven moeten worden voor de werving en de loopbaan van de adviseurs voor wetenschapsaangelegenheden om het nieuwe statuut dat voor hen uitgewerkt werd onmiddellijk in toepassing te kunnen brengen en zo snel mogelijk de personeelsleden voor het invullen van deze vacante betrekkingen te kunnen aanwerven;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Wetenschapsbeleid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - De adviseurs voor wetenschapsaangelegenheden

Artikel 1.Binnen de Diensten van de Eerste Minister - Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden, hierna te noemen de Diensten, wordt een loopbaan ingesteld van adviseur voor wetenschapsaangelegenheden met de volgende graden : 1° wervingsgraad : adviseur voor wetenschapsaangelegenheden;2° bevorderingsgraad : adviseur-generaal voor weten-schapsaangelegenheden. HOOFDSTUK II. - De aanwerving van de adviseurs voor wetenschapsaangelegenheden

Art. 2.De betrekkingen van adviseur voor wetenschapsaangelegenheden worden toegewezen na een vergelijkend wervingsexamen, waarvan het bericht in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Art. 3.De regels voor de aanwerving van het Rijkspersoneel, met name die welke betrekking hebben op de organisatie van de vergelijkende wervingsexamens, zijn van toepassing op de aanwerving voor de betrekkingen van adviseur voor wetenschapsaangelegenheden, behoudens de afwijkingen ervan waarin dit besluit voorziet.

Art. 4.De betrekkingen van adviseur voor wetenschapsaangelegenheden zijn uitgesloten van de voorkeurrechten toegekend bij de wet van 26 maart 1968 waarbij de aanwerving in openbare dienst wordt vergemakkelijkt van personen die bij de technische coöperatie met de ontwikkelingslanden diensten hebben gepresteerd.

Art. 5.Om aan het vergelijkend wervingsexamen te mogen deelnemen, moet de gegadigde : 1° Belg zijn;2° de leeftijd van 35 jaar niet bereikt hebben;3° houder zijn van een diploma van doctor, burgerlijk ingenieur, landbouwkundig ingenieur, ingenieur voor de scheikunde en de landbouwindustrieën, handelsingenieur, apotheker, bio-ingenieur, arts of dierenarts of van het getuigschrift uitgereikt aan degenen die met goed gevolg de studies aan de polytechnische afdeling van de Koninklijke Militaire School hebben voleindigd en gemachtigd zijn tot het voeren van de titel van burgerlijk ingenieur;4° over een wetenschappelijke of beroepservaring van minstens vijf jaar op het gebied van onderzoek-ontwikkeling beschikken, opgedaan in de openbare, particuliere of internationale sector. Wanneer een vergelijkend wervingsexamen wordt georganiseerd, kan de Minister die bevoegd is voor het Wetenschapsbeleid, met instemming van de Vast Wervingssecretaris, de lijst beperken van de diploma's bedoeld in artikel 5, 3°, en/of de ervaring nader omschrijven bedoeld in artikel 5, 4°. Deze beslissing wordt met redenen omkleed.

Art. 6.De examencommissie voor het vergelijkend wervingsexamen bestaat, behalve de voorzitter aangewezen conform artikel 42, 2, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, uit : 1° de Secretaris-generaal van de Diensten of indien hij niet behoort tot de taalrol van het vergelijkend wervingsexamen, een personeelslid van de Diensten dat titularis is van een graad van minstens rang 15, aangewezen door de Secretaris-generaal van de Diensten;2° de adviseur-generaal voor wetenschapsaangelegenheden met de hoogste anciënniteit en die behoort tot de taalrol van het vergelijkend wervingsexamen;3° het hoofd van de dienst Human resources van de Diensten, voor zover hij titularis is van een graad van minstens rang 13 of, indien hij niet behoort tot de taalrol van het vergelijkend wervingsexamen, een personeelslid van de Diensten dat titularis is van een graad van minstens rang 13, aangewezen door de Secretaris-generaal van de Diensten;4° minstens drie professoren uit het academisch onderwijs die gezamenlijk aangewezen worden door de Vast Wervingssecretaris en de Secretaris-generaal van de Diensten. Bij afwezigheid van een van de examencommissieleden bedoeld in de voorgaande alinea, 1° tot 3°, wijst de Secretaris-generaal van de Diensten de vervanger van dit lid aan onder het personeel van de Diensten dat titularis is van een graad van minstens rang 13.

Art. 7.Het programma van het vergelijkend wervingsexamen wordt opgesteld door de Vast Wervingssecretaris, na ruggespraak met de Secretaris-generaal van de Diensten.

Art. 8.De regels met betrekking tot de stage van de ambtenaren van niveau 1 van de Rijksbesturen zijn van toepassing op de geslaagden voor het vergelijkend wervingsexamen voor adviseur voor wetenschapsaangelegenheden, behoudens de afwijkingen ervan waarin dit besluit voorziet.

Art. 9.1. De batig gerangschikte geslaagden voor het vergelijkend wervingsexamen worden toegelaten tot de stage. 2. De stage bedoeld in de vorige paragraaf duurt één jaar.3. Gedurende zijn stage, staat de stagiair onder het gezag van de Minister die bevoegd is voor het Wetenschapsbeleid.4. Onverminderd de bevoegdheden van de vormingsdirecteur, vindt de stage plaats onder leiding van de Secretaris-generaal van de Diensten.

Art. 10.1. De definitieve aanstelling van de stagiair wordt uitgesproken door de Minister die bevoegd is voor het Wetenschapsbeleid, op de voordracht van de Secretaris-generaal van de Diensten.

De afdanking van de stagiair wordt uitgesproken door voornoemd Minister, op de voordracht van de Secretaris-generaal van de Diensten. 2. De stagiair die aanvaard wordt voor definitieve benoeming overeenkomstig 1, eerste lid, wordt door Ons benoemd.3. In afwijking van artikel 28sexies van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, wordt de stagiair bedoeld in dit besluit die, als Rijksambtenaar of vastbenoemd personeelslid van een andere overheidsdienst of -instelling opnieuw in zijn dienst of instelling van herkomst kan worden opgenomen, in geval van beroepsongeschiktheid zonder opzegging in zijn hoedanigheid van stagiair afgedankt. HOOFDSTUK III. - De bevordering van de adviseurs voor wetenschapsaangelegenheden

Art. 11.De graad van adviseur-generaal voor wetenschapsaangelegenheden kan alleen toegekend worden aan de titularissen van de graad van adviseur voor wetenschapsaangelegenheden die een graadanciënniteit hebben van minstens negen jaar.

Hij wordt toegekend volgens de regels van de bevordering door graadverhoging.

Artikel 60, 1, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het Rijkspersoneel, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 september 1994, is van toepassing op deze bevordering. HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen

Art. 12.De ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van navorser, worden ambtshalve benoemd in de graad van adviseur-generaal voor wetenschapsaangelegenheden.

De ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van vastbenoemd attaché, worden ambtshalve benoemd in de graad van adviseur voor wetenschapsaangelegenheden.

In afwijking van artikelen 8 tot 10 van dit besluit, worden de ambtenaren die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van de graad van attaché voor een eerste termijn van twee jaar, ambtshalve benoemd in de graad van adviseur voor wetenschapsaangelegenheden voor een duur die overeenstemt met de nog resterende eerste termijn. Na deze termijn kunnen zij in vast verband in hun graad benoemd worden op de voordracht van de Secretaris-generaal van de Diensten.

De ambtenaren benoemd krachtens de drie vorige alinea's, behouden in hun nieuwe graad de anciënniteit verworven in de graad waarvan zij titularis waren. De geldelijke anciënniteit verworven door deze ambtenaren, wordt geacht verworven te zijn in de nieuwe weddeschaal. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 13.Dit besluit treedt in werking op de datum van de inwerkingtreding van de personeelsformatie van de Federale diensten voor wetenschappeliike, technische en culturele aangelegenheden die de nieuwe loopbanen integreert welke met niveau 1 verbonden zijn.

Art. 14.Onze Minister van Wetenschapsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 maart 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Wetenschapsbeleid, Y. YLIEFF

^