gepubliceerd op 03 augustus 2010
Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden en modaliteiten volgens welke het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering een financiële tegemoetkoming toekent voor de werking van de representatieve beroepsorganisaties van de logopedisten
2 JULI 2010. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden en modaliteiten volgens welke het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering een financiële tegemoetkoming toekent voor de werking van de representatieve beroepsorganisaties van de logopedisten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 36nonies, ingevoegd bij de wet van 22 december 2003;
Gelet op het voorstel van de Commissie logopedisten-verzekeringsinstellingen van 26 februari 2009;
Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, gegeven op 2 maart 2009;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 maart 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 4 juni 2010;
Gelet op het advies 48.400/2 van de Raad van State, gegeven op 7 juli 2010 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De tegemoetkoming wordt toegekend aan de beroepsorganisaties die de logopedisten binnen de organen van het Rijksinstituut voor ziekte en invaliditeitsverzekering vertegenwoordigen.
Art. 2.§ 1. Het jaarbedrag van de tegemoetkoming bestaat voor iedere representatieve beroepsorganisatie uit twee delen : 1° een basisbedrag per representatieve beroepsorganisatie;2° een aanvullend bedrag dat volgens de volgende formule wordt berekend : 25 euro x aantal leden van de representatieve beroepsorganisatie x het percentage van de actieve geconventioneerde logopedisten.Indien de representatieve beroepsorganisaties volgens taal gescheiden zijn wordt dit percentage wordt vastgesteld volgens de taalrol van de zorgverlener die door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering is geregistreerd.
Het aantal leden (cijfers van het laatste jaar vóór een toekenningsperiode van vier jaar) moet het voorwerp uitmaken van een verklaring op erewoord die door de voorzitter van de representatieve beroepsorganisatie wordt getekend en ingediend bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. Dit aantal evenals de identiteit van de leden zullen gecontroleerd worden door een gerechtsdeurwaarder die door de leidend ambtenaar van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het bovengenoemde Rijksinstituut werd aangewezen, op basis van geïnformatiseerde lijsten die hij aan de beroepsorganisatie zal vragen. Alleen deze gerechtsdeurwaarder zal van deze identiteiten kennis nemen en dit enkel met het oog op deze controle. Het bovengenoemde Rijksinstituut zal er geen toegang toe krijgen en zal na deze controle een proces-verbaal van de gerechtsdeurwaarder ontvangen waarbij wordt vastgesteld dat de verklaring op erewoord juist of niet juist is. Deze laatste voorwaarde moet vervuld zijn vóór de betaling van de bedragen. § 2. Voor de jaren 2009 tot 2012, wordt het basisbedrag bedoeld in § 1, 1°, vastgesteld op 80.000 euro per representatieve beroepsorganisatie en het aanvullende bedrag wordt vastgesteld volgens de formule bedoeld in § 1, 2°.
In geen geval, mogen deze gecumuleerde bedragen een bedrag van 350.000 euro op jaarbasis overschrijden. Indien het resultaat van de toepassing van de formule bedoeld onder § 1 dit laatste bedrag overschrijdt, worden de toe te kennen bedragen aan de representatieve beroepsorganisaties proportioneel verminderd om dit bedrag niet meer te overschrijden. § 3. Vanaf 2010 tot en met 2012 worden de bedragen bedoeld in § 2 aangepast aan de index van de consumptieprijzen die van kracht zijn op 1 maart van het betrokken jaar.
Art. 3.De tegemoetkoming kan enkel worden aangewend voor het verrichten van personeels- en werkingsuitgaven die verband houden met de vertegenwoordiging van de representatieve beroepsorganisaties in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, zoals vergoedingen, lonen, sociale lasten en kleine bureaukosten.
Art. 4.Het jaarbedrag vastgesteld overeenkomstig artikel 2 wordt gefinancierd ten laste van de administratiekosten van het Instituut.
Art. 5.§ 1. Het jaarbedrag dat overeenkomstig dit besluit aan elke representatieve beroepsorganisatie wordt toegekend, wordt door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering als volgt betaald : 1° 75 % van het bedrag vóór 31 maart van het desbetreffende jaar en wat 2009 betreft, in de maand die volgt op de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad ;2° 25 % binnen de drie maanden nadat de door de algemene vergadering goedgekeurde jaarrekening voor het desbetreffende jaar aan de administrateur-generaal van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering werd overgemaakt. § 2. Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering betaalt de bedragen op het bankrekeningnummer opgegeven door de representatieve beroepsorganisatie.
Art. 6.§ 1. De organisaties voeren de boekhouding overeenkomstig artikel 17, § 3, van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen of overeenkomstig de wet van 31 maart 1898 betreffende de Beroepverenigingen. § 2. De representatieve beroepsorganisaties houden, ten behoeve van het Rekenhof, de bewijsstukken met betrekking tot de aanwending van de tegemoetkoming ter beschikking.
Art. 7.Indien uit de jaarrekening bedoeld in artikel 5, § 1, 2°, blijkt dat de tegemoetkoming niet volledig werd aangewend voor de doeleinden bepaald in artikel 3, kan de Algemene raad ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering beslissen dat het bedrag bedoeld in artikel 5, § 1, 2°, niet wordt betaald.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 9.Onze Minister van Sociale zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 juli 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX