Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 juli 1998
gepubliceerd op 05 augustus 1998

Koninklijk besluit tot wijziging van hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1998022508
pub.
05/08/1998
prom.
20/07/1998
ELI
eli/besluit/1998/07/20/1998022508/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JULI 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen heeft tot doel het juridische statuut van de sociale secretariaten voor werkgevers aan te passen aan de huidige context.

Het statuut van de sociale secretariaten werd oorspronkelijk vastgesteld bij de besluitwet van 16 januari 1945 (Belgisch Staatsblad van 4 februari 1945), uitgevoerd bij besluit van de Regent van 26 juni 1945 (Belgisch Staatsblad van 30 en 31 juli 1945).

Hoewel de sociale wetgeving sindsdien onmiskenbaar een grote uitbreiding heeft gekend, werd het statuut van de sociale secretariaten niet noemenswaardig gewijzigd. De laatste aanpassing vond plaats bij koninklijk besluit van 13 januari 1971 (Belgisch Staatsblad van 22 januari 1971).

De erkende sociale secretariaten zijn in ons land tot stand gekomen vanuit het initiatief van bepaalde werkgeverskringen om ten behoeve van de aangesloten werkgevers bijstand te verlenen bij het vervullen van allerhande verplichtingen. Dit historisch gegeven en de inbedding van de erkende sociale secretariaten in de sociale maatschappelijke overlegstructuur blijft een belangrijk gegeven.

De erkende sociale secretariaten slagen erin de reglementeringen in onze complexer wordende samenleving om te zetten in een voor de werkgever begrijpelijke boodschap en tijdig en correct in te staan voor de administratieve verplichtingen. Dit is ongetwijfeld belangrijk voor de werkgevers, maar ook voor de werknemers. De erkende sociale secretariaten kunnen aldus een stabiliserende rol vervullen en bijdragen tot het behoud van de sociale vrede.

De erkende sociale secretariaten staan er mee voor in dat ten behoeve van de overheidsdiensten aangiften en betalingen tijdig gebeuren en dat de sociale wetgeving strikt wordt toegepast. In de gewenste geautomatiseerde gegevensverwerking en het opstarten van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid spelen de erkende sociale secretariaten eveneens een niet onbelangrijke rol.

Het belang van de sociale secretariaten kan op een eenvoudige wijze worden toegelicht. Ongeveer 75 % van de onder de Rijksdienst voor sociale zekerheid ressorterende werkgevers doen beroep op een erkend sociaal secretariaat voor de afwikkeling van hun sociale formaliteiten. Deze werkgevers stellen ongeveer 45 % van het totaal aantal werknemers tewerk.

Deze cijfers tonen voldoende de rol aan die de erkende sociale secretariaten spelen op het vlak van de uitvoering van sociale formaliteiten. Meer dan ooit doen de werkgevers beroep op deskundige hulp om hen te begeleiden bij het vervullen van de administratieve verplichtingen welke voortvloeien uit de tewerkstelling van personeel.

Het is dan ook onontbeerlijk dat ten aanzien van deze organismen, die als lasthebbers optreden, een voldoende deugdelijk en transparant statuut bestaat waarbij de nodige garanties worden ingebouwd op het vlak van betrouwbaarheid en goed beheer.

Het ontwerp van besluit heeft tot doel de huidige erkenningsvoorwaarden te verfijnen en aan te passen op volgende domeinen: 1. Vooreerst wordt de doelstelling van de erkende sociale secretariaten gepreciseerd.Deze bestaat er krachtens het besluit in dat zij uitsluitend tot doel hebben in naam en voor rekening van de aangeslotenen de wettelijke formaliteiten te vervullen waartoe deze als werkgevers gehouden zijn en waartoe ook ondermeer behoren, het berekenen van lonen, vergoedingen van bestuurders en aanvullende vergoedingen voor bruggepensioneerden en het verlenen van informatie en bijstand terzake, dit alles zonder winstoogmerk.

Gelet op menigvuldig produktaanbod op het vlak van de dienstverlening aan ondernemingen dat thans bestaat is het noodzakelijk een taakomschrijving van de sociale secretariaten nauwkeurig af te bakenen. Activiteiten die geen verband vertonen met de wettelijke formaliteiten inzake tewerkstelling, zoals personeelsselectie, -beheer en -training, boekhouding, verzekeringen, behoren niet tot de opdracht van een sociaal secretariaat. 2. In de tweede plaats is het noodzakelijk gebleken om de notie van sociale en economische representativiteit te preciseren waaraan de patronerende vereniging dient te voldoen die als medeoprichter optreedt van een sociaal secretariaat. De bekommernis die hieraan oorspronkelijk ten grondslag lag, was ervoor te zorgen dat sociale secretariaten stabiele organisaties zouden zijn met een voldoende sociaal en economisch draagvlak.

Deze doelstelling kan nog steeds worden onderschreven. De voorwaarde dat een sociaal secretariaat slechts kan opgericht worden mits een representatieve werkgeversorganisatie tot de stichtende leden behoort, werd om die reden gehandhaafd en tegelijkertijd om te vermijden dat sociale secretariaten met een commercieel karakter zouden worden ontwikkeld. Er wordt derhalve niet geraakt aan het bij uitstek dienstverlenend karakter van de sociale secretariaten.

Evenwel is het nodig dat het criterium van representativiteit op een meer nauwkeurige wijze wordt omschreven. Daarom wordt voorgesteld objectieve representativiteitscriteria te hanteren en te verwijzen naar de terzake gebruikte criteria van artikel 3 van de wet van 5 december 1968.

De bestaande erkende sociale secretariaten die reeds minstens 10 jaar erkend zijn, worden nochtans niet beoogd door deze verfijnde sociale en economische representativiteitscriteria, vermits er mag van uitgegaan worden dat zij in die periode een voldoende kapitaal aan vertrouwen hebben opgebouwd om de interprofessionele of professionele organisatie die als stichtend lid is opgetreden als zodanig te behouden. Zij worden op onweerlegbare wijze vermoed deze nieuwe normen te vervullen.

Tevens wordt voortaan ook vereist dat de patronerende werkorganisatie deel uitmaakt van de raad van bestuur van het sociaal secretariaat.

Rekening houdend met de overgangsmaatregel moet deze verplichting ook nageleefd worden door de sociale secretariaten die reeds minstens 10 jaar zijn erkend, en moet de werkgeversorganisatie die als stichter is opgetreden onder de vroegere wetgeving het nodige doen om met ten minste twee leden vertegenwoordigd te zijn in de raad van bestuur.

Ook kwantitatieve criteria blijven noodzakelijk. Een standvastige kwaliteit van de dienstverlening de noodzakelijke inzet van krachtige electronische middelen en het belang van de sociale en juridische begeleiding kunnen maar verzekerd worden door een staf van bekwame medewerkers en dit vraagt een bepaald werkvolume, dat moet zorgen voor een voldoende financieel draagvlak.

In dit opzicht lijken 300 werkgeversaangiften of 5 000 loonberekeningen een minimale veilige kwaliteitsnorm.

Om te voorkomen dat een groep ondernemingen voor eigen gebruik een sociaal secretariaat zou oprichten zonder patronaal draagvlak, wordt evenwel het noodzakelijk aantal werkgevers voor 5 000 loonberekeningen bepaald op 100. 3. Verder wordt ook gestreefd naar een grotere financiële transparantie.Hiertoe zullen de sociale secretariaten verplicht worden een eenvormig boekhoudplan te volgen waarbij de aantekening van de door de werkgevers overgemaakte sommen kan worden nagegaan.

Bovendien zullen de rekeningen door een beëdigd bedrijfsrevisor moeten worden gevalideerd omdat zijn taak gericht is op de certifiëring ten aanzien van het maatschappelijk verkeer van financiële staten. 4. De erkenning of de intrekking van de erkenning door de Minister van Sociale Zaken zal, zoals in het verleden, op grond van een gezamenlijk verslag van de Sociale Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en de Inspectie van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, gedaan worden.Het vermelde verslag bevat het advies van de betreffende diensten. 5. Ook werden de thans geldende erkenningsregels op verschillende domeinen vereenvoudigd, verduidelijkt en geactualiseerd ondermeer op het vlak van het bijhouden van documenten, de verplichting tot het storten van een waarborgsom en de mededeling inzake de wijziging van statuten. Deze nieuwe erkenningsvoorwaarden zullen in werking treden op de eerste dag van het kwartaal volgend op dat gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekend gemaakt. Evenwel zullen de bestaande sociale secretariaten beschikken over een termijn van drie jaar om aan de nieuwe normen te voldoen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 4 september 1996 door de Minister van Sociale Zaken verzocht haar van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders", en op 25 juni 1998 om mededeling van dat advies verzocht binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, heeft op 26 juni 1998 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisend karakter ervan.

In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd « par le fait que les nouvelles conditions d'agréation des secrétariats sociaux doivent entrer en vigueur rapidement afin de permettre un meilleur contrale des modalités de gestion de ces secrétariats sociaux qui gerent actuellement la grande majorité des dossiers des employeurs assujettis à la sécurité sociale des travailleurs salariés et que l'impossibilité d'appliquer les nouvelles modalités de cautionnement des secrétariats sociaux met en danger la stabilité financiere de ceux-ci. » Overeenkomstig het bepaalde in artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, moet de motivering die in de adviesaanvraag wordt opgegeven, worden overgenomen in de aanhef van het besluit (1). De aanhef van het voorliggend ontwerp dient derhalve in die zin te worden aangevuld (zie de opmerking terzake bij de aanhef van het ontwerp). (1) De spoedeisende adviesaanvraag van 24 juni 1998 is in de plaats gekomen van die van 4 september 1996, waarin geen specifieke termijn was ingeschreven. Met toepassing van het bepaalde in artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State heeft de afdeling wetgeving zich in hoofdzaak beperkt tot "het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan".

Dat onderzoek noopt tot het maken van de volgende opmerkingen.

Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 1. Ter uitvoering van artikel 27 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, worden in hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 28 november 1969 de voorwaarden vastgesteld waaronder de sociale secretariaten worden erkend en welke hun rechten en verplichtingen zijn. Het voor advies voorgelegde ontwerp beoogt die regeling op diverse punten te wijzigen. Zo wordt de doelstelling van de sociale secretariaten op een meer precieze wijze omschreven en wordt ook het vereiste van de representativiteit van de werkgeversorganisatie die stichtend lid moet zijn van de vereniging zonder winstoogmerk, nader omschreven. Ook worden de kwantitatieve criteria voor de erkenning van de sociale secretariaten verfijnd en worden, in algemene zin, de bestaande erkenningscriteria vereenvoudigd, verduidelijkt en geactualiseerd. Het ontwerp voorziet in overgangsbepalingen voor de bestaande sociale secretariaten. 2. De ontworpen regeling vindt een voldoende rechtsgrond in artikel 27 van de voornoemde wet van 27 juni 1969, welke bepaling luidt als volgt : « De Koning stelt de voorwaarden vast waaronder sociale secretariaten van werkgevers door de Minister die de sociale voorzorg onder zijn bevoegdheid heeft, kunnen worden erkend teneinde in hoedanigheid van lasthebbers van hun aangeslotenen, de door deze wet bepaalde formaliteiten te vervullen.Hij bepaalt hun rechten en verplichtingen. » Onderzoek van de tekst Algemene opmerking In de Franse tekst van het ontwerp, vervange men telkens het woord "agréation" door "agrément".

Aanhef Men vulle het derde lid van de aanhef aan met de woorden "..., gegeven op 17 november 1995;".

Daar het Doorliggende advies wordt uitgebracht met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, moet het vierde lid van de aanhef worden vervangen door de volgende leden : « Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat ... (letterlijk overnemen van de motivering welke voorkomt in de adviesaanvraag van 24 juni 1998);

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 26 juni 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; ».

Artikel 1 Ontworpen artikel 44 In het ontworpen artikel 44, § 1, 2°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 wordt voor de omschrijving van de representatieve werkgeversorganisatie gerefereerd aan de "interprofessionele of professionele Organisaties van werkgevers bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1 en 2° van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités".

Het is niet duidelijk om welke reden de representatieve werkgeversorganisaties, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet van 5 december 1968, uit die omschrijving zijn weggelaten. Uiteraard dient er voor het onderscheid dat wordt gemaakt tussen de organisaties, bedoeld in respectievelijk het eerste en het tweede lid van artikel 3 van de wet van 5 december 1968, een objectieve en in redelijkheid aanvaardbare reden te bestaan, zoniet dreigt het grondwettelijk gewaarborgd gelijkheidsbeginsel geschonden te worden.

Zo het werkelijk de bedoeling is een onderscheid te maken tussen de desbetreffende organisaties, dienen de redenen daarvoor in het verslag aan de Koning uitdrukkelijk te worden toegelicht.

Ontworpen artikel 45 1. Luidens het ontworpen artikel 45, eerste lid, beslist de Minister van Sociale Zaken over de aanvraag tot erkenning "op grond van een gezamenlijk verslag van de Sociale Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en de Inspectie van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid". Door de gemachtigde ambtenaar is meegedeeld dat het "gezamenlijk verslag" tevens een advies aan de minister bevat inzake het al dan niet erkennen van het betrokken secretariaat. Duidelijkheidshalve zou zulks met zoveel woorden in de ontworpen bepaling tot uitdrukking moeten worden gebracht. 2. Nog in verband met het ontworpen artikel 45, vermeldt het verslag aan de Koning dat "vermits de vereniging van erkende sociale secretariaten nuttige informatie kan verschaffen bij deze beoordelingen (bedoeld wordt : erkenning of intrekking van erkenning),... de bestaande administratieve praktijk om het advies te vragen van deze vereniging, ook in de toekomst (zal) gehandhaafd worden".

Het verslag aan de Koning heeft geen reglementaire waarde. Derhalve is de betrokken minister er niet toe verplicht om in alle gevallen van erkenning of intrekking van erkenning voorafgaandelijk de vereniging van erkende sociale secretariaten om een advies te verzoeken. Indien het inderdaad de bedoeling van de stellers van het ontwerp is de reeds bestaande adviespraktijk te bevestigen, zou zulks op een meer rechtszekere wijze moeten gebeuren, door een expliciete vermelding ervan in de tekst van het ontwerp.

Ontworpen artikel 46 Bij dit artikel kunnen dezelfde opmerkingen worden gemaakt als die welke bij het ontworpen artikel 45 zijn gemaakt.

Daarenboven wordt de stellers van het ontwerp ter overweging gegeven om, voor alle duidelijkheid, in het ontworpen artikel 46 te expliciteren dat het betrokken secretariaat voorafgaandelijk moet worden gehoord (1). (1) Hoe dan ook wordt er in de rechtspraak van de afdeling administratie van de Raad van State van uitgegaan dat tegen niemand een ernstige maatregel kan worden getroffen die steunt op zijn persoonlijk gedrag en die van aard is om zijn belangen zwaar aan te tasten, zonder dat hem de gelegenheid wordt geboden om zijn standpunt op nuttige wijze te doen kennen (zie o.m. R.v.St., Thys, nr. 24.651 van 18 september 1984; Transport Van Geyt, nr. 26.787 van 26 juni 1986; Gemeente Pitten, nr. 35.439 van 10 juli 1990; Reyniers, nr. 39.156 van 3 april 1992; De Nijs, nr. 53.425 van 29 mei 1995).

Ontworpen artikel 48 1. De woorden "de nodige maatregelen treffen" in het ontworpen artikel 48, 1°, zijn onduidelijk en kunnen tot rechtsonzekerheid aanleiding geven.Er zou immers de indruk mee kunnen worden gewekt dat het sociaal secretariaat zich kan bevrijden van de verplichting om een representatieve werkgeversorganisatie als lid te hebben, op voorwaarde dat het de nodige maatregelen heeft getroffen, d.w.z. het nodige heeft gedaan, om alsnog aan die verplichting te voldoen, zonder daar evenwel noodzakelijkerwijze te moeten zijn in geslaagd.

Naar het zeggen van de gemachtigde ambtenaar zou het echter niet de bedoeling zijn dat de sociale secretariaten zich van de desbetreffende verplichting zouden kunnen bevrijden, en zal het integendeel zo zijn dat de erkenning kan worden ingetrokken, van zodra niet langer aan die verplichting wordt voldaan.

Teneinde elke onduidelijkheid in dat verband te voorkomen dient ofwel de redactie van het ontworpen artikel 48, 1°, te worden aangepast, ofwel, minstens in het verslag aan de Koning, bijkomende toelichting terzake te worden gegeven. 2. Luidens het ontworpen artikel 48, 4°, tweede lid, brengt de door het sociaal secretariaat aangestelde bedrijfsrevisor verslag uit over zijn werkzaamheden bij de Minister van Sociale Zaken en bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.Wat dat betreft moet evenwel worden gewezen op artikel 27 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren, dat artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing verklaart op de bedrijfsrevisoren.

Deze laatsten zijn op grond van die bepaling tot geheimhouding verplicht in het belang van hun cliënten, zijnde in casu de sociale secretariaten. Enkel de wetgever zou van deze algemene geheimhoudingsplicht kunnen afwijken, niet de Koning.

Het ontworpen artikel 48, 4°, tweede lid, is derhalve onwettig en moet om die reden uit het ontwerp worden weggelaten.

Ontworpen artikel 49 In de Nederlandse tekst schrijve men "Binnen acht dagen" in plaats van "Binnen de acht dagende.

Ontworpen artikel 50 Deze bepaling verschilt, wat de redactie betreft, van het bestaande artikel 50 van het koninklijk besluit van 28 november 1969, doch lijkt daarvan niet inhoudelijk af te wijken. Het blijft evenwel de vraag of de delegatie die erin is besloten ten voordele van de Minister van Sociale Zaken en die betrekking heeft op de vaststelling van "de maximale bijdragevoet... van de bijdragen voor administratiekosten die de aangeslotenen bij een erkend sociaal secretariaat verschuldigd zijn", wel valt te beschouwen als betrekking hebbend op een maatregel van bijkomende of detailmatige aard, en of met name de betrokken subdelegatie aan de minister niet beter moet worden afgebakend door de Koning, aan de hand van bijvoorbeeld het bepalen van minimum- en maximumgrenzen binnen welke de minister de hem gedelegeerde bevoegdheid dient uit te oefenen.

Artikel 2 De duidelijkheid van de regelgeving zou ermee zijn gebaat indien de overgangsregering van artikel 2 van het ontwerp zou worden geïntegreerd in het te wijzigen hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 28 november 1969.

Artikel 3 Het ware beter dit artikel als volgt te redigeren : «

Art. 3.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op dat waarin het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. » .

De kamer was samengesteld uit : De heren : J. De Brabandere, kamervoorzitter;

M. Van Damme en D. Albrecht, staatsraden;

Mevr. A. Beckers, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer M. Van Damme.

Het verslag werd uitgebracht door de heer W. Van Vaerenbergh, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer P. Sourbron en toegelicht door de heer W. Weymeersch, adjunct-referendaris.

De Griffier, A. Beckers.

De Voorzitter, J. De Brabandere.

20 JULI 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 27;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op hoofdstuk IV, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 januari 1971;

Gelet op het voorstel van het beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van 17 november 1995;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat de nieuwe voorwaarden voor de erkenning van de sociale secretariaten snel in werking moeten treden voor een beter toezicht op de modaliteiten in verband met het beheer van deze sociale secretariaten die thans veruit de meeste dossiers van de werkgevers onderworpen aan de sociale zekerheid voor werknemers behandelen en dat de onmogelijke toepassing van de nieuwe modaliteiten betreffende de borgstelling voor de sociale secretariaten hun financiële stabiliteit in het gedrang brengt;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 26 juni 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, dat het artikel 44, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 januari 1971, het artikel 45, het artikel 46, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 januari 1971, en de artikelen 47, 48, 49 en 50 bevat, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « HOOFDSTUK IV. - Sociale Secretariaten van Werkgevers Afdeling 1. - Erkenning

Art. 44.§ 1. Om te worden erkend moet het sociaal secretariaat: 1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij de rechtspersoonlijkheid wordt toegekend aan de verenigingen zonder winstoogmerk en aan de instellingen van openbaar nut en uitsluitend tot doel hebben in naam en voor rekening van zijn aangeslotenen de wettelijke en reglementaire formaliteiten te vervullen waartoe deze in hun hoedanigheid van werkgevers gehouden zijn, alsmede het verlenen van de nodige informatie en bijstand ter zake;2° onder de stichtende leden een representatieve werkgeversorganisatie tellen die een niet winstgevend doel nastreeft;onder representatieve werkgeversorganisatie wordt verstaan de interprofessionele of professionele organisaties van werkgevers bedoeld in artikel 3, van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.

Deze representatieve werkgeversorganisatie moet in de Raad van bestuur van het sociaal secretariaat ten minste twee vertegenwoordigers tellen; 3° ofwel ten minste driehonderd aangesloten werkgevers groeperen ofwel minste honderd aangesloten werkgevers groeperen die samen ten minste vijfduizend werknemers in dienst hebben. § 2. De sociale secretariaten die op het ogenblik van de inwerkingtreding van onderhavig besluit sedert ten minste 10 jaar een erkenning hebben bekomen, worden geacht onder de stichtende leden een interprofessionele of professionele organisatie te tellen in de zin van § 1, 2°.

Art. 45.De aanvraag om erkenning wordt gericht tot de Minister van Sociale Zaken, die erover beslist, op grond van een gezamenlijk verslag van de Sociale Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en de Inspectie van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Het vermelde verslag bevat onder andere een advies betreffende de erkenning van het betrokken sociaal secretariaat.

Bij de aanvraag worden de volgende stukken in twee exemplaren gevoegd : de statuten van de vereniging, de samenstelling van de raad van bestuur en de lijst van de aangesloten werkgevers, waarbij voor ieder van hen het stamnummer bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid wordt aangegeven, het adres van de werkgever, en het aantal werknemers dat hij gewoonlijk tewerkstelt.

Art. 46.De erkenning wordt ingetrokken door de Minister van Sociale Zaken, na de vertegenwoordigers van het betrokken sociaal secretariaat gehoord te hebben, op grond van een gezamenlijk verslag van de Sociale Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en de Inspectie van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. 1° wanneer het sociaal secretariaat het bepaalde bij de artikelen 48 en 49, of enige andere wettelijke of reglementaire bepaling, overtreedt of helpt te overtreden;2° wanneer het aantal van de aangesloten werkgevers of van de door hen tewerkgestelde werknemers gedurende een ononderbroken periode van vier kwartalen lager is dan de bij artikel 44, § 1, 3°, vastgestelde minima. Het verslag van de in het eerste lid beoogde inspectie diensten bevat onder meer een advies van de vermelde diensten betreffende de intrekking van de erkenning.

Art. 47.De ministeriële besluiten waarbij de erkenning wordt verleend of ingetrokken, worden bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Het Belgisch Staatsblad maakt eveneens, in de loop van het vierde kwartaal van elk jaar, de volledige lijst van de erkende sociale secretariaten bekend. Afdeling 2. - Verplichtingen

Art. 48.Het erkend sociaal secretariaat is ertoe gehouden : 1° de representatieve werkgeversorganisatie die als stichtend lid is opgetreden krachtens artikel 44, § 1, 2°, of in voorkomend geval de professionele of interprofessionele organisatie van werkgevers die is opgetreden als stichtend lid van een sociaal secretariaat bedoeld bij artikel 44, §2 die ophoudt lid te zijn van het erkend sociaal secretariaat als stichtende werkgeversorganisatie, te vervangen door een andere vereniging die aan de vereiste voorwaarden voldoet en vertegenwoordigd moet worden in de raad van bestuur van het sociaal secretariaat door ten minste twee vertegenwoordigers;2° bij de Nationale Bank van België of bij de Deposito- en Consignatiekas een waarborg te storten ten belope van een bedrag van: - 1 500 000 F wanneer de bij het sociaal secretariaat aangesloten werkgevers in totaal minder dan 3 000 werknemers tewerkstellen; - 2 000 000 F wanneer de bij het sociaal secretariaat aangesloten werkgevers in totaal van 3 000 tot 4 999 werknemers tewerkstellen; - 3 000 000 F wanneer de bij het sociaal secretariaat aangesloten werkgevers in totaal van 5 000 tot 9 999 werknemers tewerkstellen; - 4 000 000 F wanneer de bij het sociaal secretariaat aangesloten werkgevers in totaal van 10 000 tot 14 999 werknemers tewerkstellen; - 5 000 000 F wanneer de bij het sociaal secretariaat aangesloten werkgevers in totaal van 15 000 tot 19 999 werknemers tewerkstellen; - 7 500 000 F wanneer de bij het sociaal secretariaat aangesloten werkgevers in totaal ten minste 20 000 werknemers tewerkstellen.

Het bedrag van de waarborgsom moet elk jaar op 1 januari aangepast worden in functie van het aantal werknemers door de aangesloten werkgevers tewerkgesteld op 30 juni van het vorige jaar.

De waarborgsom moet in Belgische waarden gevestigd worden. Deze waarden worden gewaardeerd volgens de prijscourant die op last van de regering wordt uitgegeven. De te hanteren prijscourant is deze welke werd bekendgemaakt in de maand december, voorafgaand aan de aanpassingsdatum.

De waarborgsom is bestemd tot gehele of gedeeltelijke dekking van de schuldvorderingen welke bij het sociaal secretariaat aangesloten werkgevers zouden kunnen - laten gelden uit hoofde van de schade, die zij hebben geleden als gevolg van het niet overdragen of betalen, door deze instelling, van de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid verschuldigde bedragen. Zij mag enkel daartoe worden aangewend, op vertoon van een door de Minister van Sociale Zaken verleende machtiging of van de expeditie van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest. 3° voor ieder van de aangesloten werkgevers op één van de plaatsen waar het sociaal secretariaat gevestigd is, een volledig dossier betreffende de toepassing van de sociale wetten samen te stellen en bij te houden voor het geheel van het personeel van de aangesloten werkgevers en dat toelaat de juistheid van de aangiften na te gaan en waarvan de ambtenaren en beambten beoogd bij artikel 31 van de wet inzage kunnen nemen;4° zich de medewerking van een erkende bedrijfsrevisor die onafhankelijk handelt ten aanzien van het sociaal secretariaat en van diens organen;deze bedrijfsrevisor oefent toezicht uit op de goede afhandeling van alle financiële verrichtingen van het sociaal secretariaat. 5° de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kennis te geven van het deel van zijn boekhoudkundig plan dat betrekking heeft op de boeking van de verrichtingen in het raam van de sociale zekerheidswetgeving. De Minister van Sociale Zaken stelt dit deel van het boekhoudplan vast; 6° zich te schikken naar de onderrichtingen van de betrokken administraties, waarbij deze hun betrekkingen met het sociaal secretariaat bepalen;7° op alle akten, rekeningen, aankondigingen, publikaties en andere afgeleverde stukken zijn sociale benaming te vermelden voorafgegaan of gevolgd door de aanduiding "Vereniging zonder winstoogmerk - Erkend sociaal secretariaat van werkgevers", alsmede het erkenningsnummer en de datum van het ministerieel besluit dat de erkenning verleent.8° alle inlichtingen te verschaffen of alle voor het toezicht op de toepassing van de sociale wetten wenselijk geachte documentatie door te geven, op aanvraag van de bevoegde administraties;9° de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de Sociale Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, binnen vijftien dagen na de gebeurtenis kennis te geven van het ontslag of van de schrapping van iedere werkgever.

Art. 49.Binnen acht dagen na de publikatie in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad worden wijzigingen in de statuten van het sociaal secretariaat en in de samenstelling van de Raad van Bestuur, met de vermelding van de hoedanigheid van de vertegenwoordigers van de professionele of interprofessionele organisatie, in tweevoud meegedeeld aan de Minister van Sociale Zaken die een exemplaar aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid stuurt, alsook aan de Sociale Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. Afdeling 3. - Rechten

Art. 50.De benaming "Erkend sociaal secretariaat van werkgevers" is aan de in uitvoering van dit besluit erkende instellingen voorbehouden.

Art. 51.De openbare of erkende particuliere instellingen die met het beheer van een sector van de sociale wetgeving zijn belast moeten de door de werkgevers in te vullen stukken enkel opsturen aan de werkgevers zelf of aan het sociaal secretariaat waarbij zij zijn aangesloten. Die behoorlijk ingevulde documenten moeten na ondertekening door de werkgever of door het erkend sociaal secretariaat waarbij hij is aangesloten, aan de voormelde instellingen teruggestuurd worden.

Art. 52.Te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, beschikken de sociale secretariaten die erkend werden krachtens de voorheen bestaande wetgeving over een termijn van drie jaar om de erkenningsvoorwaarden van artikel 44, § 1, te vervullen en te voldoen aan de verplichtingen van artikel 48, 3°. »

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van het kwartaal volgend op dat waarin het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 3.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 juli 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN

^