gepubliceerd op 13 februari 2017
Koninklijk besluit betreffende de bijdrage tot het financieel evenwicht van de regeling van de jaarlijkse vakantie
20 JANUARI 2017. - Koninklijk besluit betreffende de bijdrage tot het financieel evenwicht van de regeling van de jaarlijkse vakantie
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit waarvan ik de eer heb aan uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft als doel de vervanging van het koninklijk besluit van 16 april 1965 betreffende het financieel evenwicht van het stelsel der jaarlijkse vakantie. De context waarin dat koninklijk besluit tot stand kwam, kan als volgt worden geschetst.
Al heeft de wetgever in 1944 ervoor gekozen de jaarlijkse vakantie formeel op te nemen in de sociale zekerheid om voor handarbeiders gebruik te kunnen maken van de innings- en betalingsmodaliteiten waarover de sociale zekerheid beschikt, het vakantiegeld is in wezen een onderdeel van het loon dat de werkgevers opsparen om het uit te betalen aan de arbeider die vakantie neemt. De werkgeversbijdragen die dit vakantiegeld vormen, maken dan ook geen deel uit van de basisbijdrage voor sociale zekerheid en zijn uitdrukkelijk uitgesloten uit de geldmiddelen van het Globaal Beheer.
De berekening en de betaling van het vakantiegeld van sommige werknemers heeft de wetgever toevertrouwd aan de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie en aan de vakantiefondsen.
De RJV en de vakantiefondsen beheren als lasthebbers van de bij hen aangesloten werkgevers het uitgesteld loon dat het vakantiegeld vormt.
Met de opbrengst van de beleggingen die zij daarmee doen, financieren zij hun beheerskosten.
Naar het einde van de jaren vijftig toe geraakte dat systeem deficitair. Hoewel het stelsel als zodanig in die periode nog reserves had, vertoonde de verhouding tussen de geïnde bijdragen en de uitgaven van de RJV jaarlijks een deficit en geraakten ook sommige vakantiefondsen in de problemen. Het koninklijk besluit van 16 april 1965 beoogde een oplossing te geven aan die financiële moeilijkheden.
Omdat het niet opportuun werd geacht de bijdragen voor de jaarlijkse vakantie te verhogen, werd gezocht naar een oplossing in de sector zelf. Meer bepaald werd, zowel voor de vakantiefondsen als voor de RJV, een zogenaamde saneringsbijdrage ingevoerd, die in mindering kwam van de opbrengst uit de beleggingen waarmee de beheerskosten werden gefinancierd. Het globale financieel evenwicht van de jaarlijkse vakantieregeling diende m.a.w. te worden hersteld door overheveling van een deel van de werkingsmiddelen naar het stelsel.
Een en ander werd uitgewerkt in het koninklijk besluit van 16 april 1965, dat de financiële beheersautonomie van de vakantiefondsen verzoende met het solidariteitsprincipe dat het stelsel van de jaarlijkse vakantie kenmerkt en dat erin bestaat dat de ontvangsten worden gebruikt voor de betaling van het volledige vakantiegeld dat aan elke arbeider toekomt, zelfs al staat daartegenover soms geen financiering omdat geen bijdragen werden betaald (art. 17 van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971).
De saneringsformule die het koninklijk besluit van 16 april 1965 uitwerkte en die tot op vandaag bestaat, voorziet in een jaarlijkse afdracht, door de vakantiefondsen, aan het stelsel, gelijk aan het verschil tussen enerzijds de financiële opbrengsten op de bijdragen en de eigen reserves van de vakantiefondsen, berekend op het niveau van de RJV, anderzijds de beheerskosten, eveneens berekend op het niveau van de RJV. Voor de RJV bestaat de afdracht uit het saldo tussen het financieel resultaat en de beheerskosten.
De saneringsformule moet een dam vormen tegen de gevolgen van een lage rente, doordat de negatieve saneringsbijdrage die eruit kan voortvloeien, de vakantiefondsen zuurstof biedt.
Het financieel beheer bij overheidsinstellingen was de laatste decennia onderhevig aan grondige wijzigingen. Een actief financieel beheer brengt met zich mee dat rentevoeten als waardemeter ontoereikend geworden zijn. Daarom wordt voorgesteld om de opbrengsten uit beleggingen als parameter in de nieuwe formule op te nemen.
Er is nog een tweede reden om de saneringsformule van 1965 te herzien.
Uit het Verslag van het Rekenhof aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers van september 2011, met als opschrift "Financiering en controle van de vakantiefondsen", blijkt dat de financiering van de vakantiefondsen niet altijd voldoende als transparant overkomt naar buiten toe. Transparantie is een aspect van responsabilisering. In de loop van de vijftig jaar die verstreken zijn sinds het koninklijk besluit van 16 april 1965, is de klemtoon meer en meer daarop komen te liggen. Ook aan de verzuchtingen van het Rekenhof in die zin beoogt het ontwerp van koninklijk besluit dat U wordt voorgelegd, tegemoet te komen door een andere berekeningswijze in te voeren en die te laten steunen op informatie die rechtstreeks uit de balans en de resultatenrekening van de RJV kan worden afgeleid. Een en ander zal ook de vakantiefondsen ertoe aanzetten nog meer aandacht te besteden aan de kwaliteit van het beheer. In het strategisch plan Holidays@Work komen de andere facetten van responsabilisering aan bod.
De vakantiefondsen zijn in juli 2013 gestart met de uitwerking van dat plan, nadat het Beheerscomité de krachtlijnen en principes ervan had goedgekeurd.
Voorgesteld wordt het koninklijk besluit van 16 april 1965 integraal te vervangen, hoewel de principes van dat besluit, die bestaan in de verzekering van het financieel evenwicht van het stelsel en de verankering van de solidariteit, worden behouden. In de vijftig jaar waarin zij werd toegepast, heeft de "saneringsformule" immers haar degelijkheid bewezen. Toegevoegd worden echter de elementen van modernisering en actualisering die nodig zijn om te komen tot een vast kader dat de nodige stabiliteit en transparantie biedt. Het beheerscomité zorgt voor de nodige flexibiliteit en de concrete invulling van de responsabilisering.
Van de principes van het koninklijk besluit van 16 april 1965 blijven meer bepaald behouden : - de toetsing van de opbrengsten van de beleggingen en de beheerskosten van de vakantiefondsen aan die van de RJV, die als referentie fungeert; - de bepaling van de solidariteitsoverdracht op basis van het verschil tussen de inkomsten en uitgaven, beide vastgesteld op basis van een berekening.
Met het oog op de modernisering en vereenvoudiging van de regeling wordt afgestapt van : - de vaste procentuele opdeling tussen beleggingen op zicht, op korte en op lange termijn; - het werken met gemiddelde jaarlijkse rentevoeten; - het enkel in aanmerking nemen van de kwartaalbijdragen voor de bepaling van de berekende inkomsten.
Verdeer wordt ernaar gestreefd het aandeel van de RJV-kas in de totale beheerskosten van de RJV dichter te doen aansluiten bij de realiteit. HOOFDSTUK I. - Begrippen en beginselen
Artikel 1.In deze bepaling worden de begrippen omschreven die het koninklijk besluit hanteert.
De bijdrage die de RJV en de vakantiefondsen leveren om het financieel evenwicht van het stelsel van de jaarlijkse vakantie te waarborgen, wordt berekend op basis van cijfers die betrekking hebben op een bepaald referentiejaar. Artikel 1, 7°, van dit besluit wijst als referentiejaar aan, het jaar waarin de vakantierechten, d.w.z. zowel het recht op jaarlijkse- vakantiedagen als het vakantiegeld, in de regel worden toegekend. Dat zal meestal het jaar zijn waarin de vakantie wordt genomen, ook wel vakantiejaar genoemd.
Onder solidariteitsoverdracht wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan, de overdracht die zowel de vakantiefondsen als de RJV doen in de vorm van transfers tussen hen en de regeling van de jaarlijkse vakantie.
Artikel 2.Dit artikel bevat het principe van de solidariteit van de vakantiefondsen en de RJV in het kader van het financieel evenwicht doordat elk jaar een deel wordt overgedragen van de inkomsten die de door werkgeversbijdragen gevormde kapitalen opleveren.
Die solidariteitsbijdrage bestaat in het verschil tussen de inkomsten uit beleggingen en de beheerskosten zoals nader aangeduid in de verdere bepalingen van het besluit.
Voor de RJV bestaat de solidariteitsbijdrage uit het saldo tussen het financieel resultaat en de beheerskosten.
Bovendien wordt voorzien in een evaluatie van de kwaliteit waarvan het resultaat financieel vertaald wordt. HOOFDSTUK II. - Solidariteit
Artikel 3.Het eerste lid bevat de formule die wordt gehanteerd om het bedrag van de solidariteitsoverdracht te berekenen.
Die eindformule is samengesteld uit een aantal deelformules, die samen met de parameters die zij bevatten, worden toegelicht in het tweede lid.
De belangrijkste parameters van de formule zijn : - de opbrengsten uit beleggingen, d.w.z. de voor het beheer van de jaarlijkse vakantie dienstige inkomsten uit de beleggingen van de RJV. Het gaat m.a.w. om de belegging van de reëel ontvangen voorschotten voor het wettelijk vakantiegeld. Om de opbrengsten uit beleggingen op meer dan één jaar bestemd voor de betaling van het vakantiegeld te bepalen, wordt abstractie gemaakt van opbrengsten uit beleggingen op meer dan één jaar die overeenstemmen met de door de Rijksdienst beheerde reserves van het stelsel van de jaarlijkse vakantie; - de reële beheerskosten van de RJV-Kas, die als referentie dienen en die alle diensten omvatten, met inbegrip van de IT-kosten en investeringen; - de berekende beheerskosten van elk vakantiefonds, die het aandeel van de reële beheerskosten van de RJV-Kas in het totaal van de beheerskosten van de RJV als basis heeft. De berekening gebeurt aan de hand van de uitbetaalde vakantiegelden, die als omrekeningsfactor worden gebruikt; - de berekende inkomsten van elk vakantiefonds, afgeleid van de opbrengsten van de RJV-Kas, waarbij de ontvangen bijdragen en de toegekende vakantiegelden als omrekeningsfactor worden gebruikt.
Om stabiliteit met flexibiliteit te verzoenen, wordt het procentueel aandeel waarvan hierboven sprake, telkens vastgelegd voor een periode van zes jaar. Het wordt geactualiseerd op basis van het gemiddelde van de zes laatst gekende jaarpercentages.
Artikel 4 stelt het bedrag van de solidariteitsoverdracht van de Rijksdienst vast op het saldo tussen het financieel resultaat en de beheerskosten. HOOFDSTUK III. - Responsabilisering op basis van de kwaliteit Artikel 5 bepaalt hoe men tot het eindevaluatiecijfer komt dat voor elk vakantiefonds zal worden gehanteerd en hoe dit financieel vertaald wordt in een responsabiliseringsoverdracht.
Paragraaf 2 omschrijft de domeinen waarop de vakantiefondsen worden geëvalueerd.
In paragraaf 3 wordt bepaald hoe men komt tot het eindevaluatiecijfer van elk vakantiefonds. Daarbij is van belang aan te stippen dat : - percentages worden gehanteerd in de plaats van absolute cijfers; - op de evaluatiecijfers de wegingscoëfficiënten worden toegepast die het beheerscomité van de RJV in uitvoering van paragraaf 5 bepaald heeft; - het eindevaluatiecijfer de optelling is van de scores die een vakantiefonds behaalt voor alle criteria van alle thema's die het voorwerp uitmaken van de kwaliteitscontrole van een bepaald jaar.
In paragraaf 4 wordt bepaald dat voor de RJV-Kas hetzelfde systeem van kwaliteitscontrole geldt.
Het eindevaluatiecijfer van de RJV-Kas is het ijkpunt voor de bepaling van het eindevaluatiecijfer van de vakantiefondsen. Naar gelang dit laatste met het eerste samenvalt, dan wel hoger of lager is dan het eindevaluatiecijfer van de RJV-Kas, wordt het door een vakantiefonds behaalde resultaat ondergebracht in één van de zes categorieën, klassen genoemd, die het beheerscomité van de RJV bepaalt. Drie van die klassen omvatten de eindevaluatiecijfer van de vakantiekassen die gelijk aan of hoger zijn dan dat van de RJV- Kas, drie klassen die welke lager zijn. De drie positieve en de drie negatieve klassen vormen bovendien elkaars spiegelbeeld.
Naar gelang van de klasse waarin het eindevaluatiecijfer van een vakantiefonds onder te brengen is, wordt het bedrag van de responsabiliseringsoverdracht bepaald.
Omdat dit evident is, vermeldt dit besluit niet dat de gebruikelijke statistische methodes worden gehanteerd bij het bepalen van de samenstelling van de populaties en de steekproeven waarmee de controles worden uitgevoerd en bij het trekken van de conclusies daaruit.
Paragraaf 5 geeft het beheerscomité van de RJV de bevoegdheid de grenswaarden van de klassen bedoeld in paragraaf 4 vast te leggen, de thema's te bepalen waarvoor de vakantiefondsen in een bepaald jaar worden geëvalueerd, de wijze van evaluatie en de weging van de domeinen en de thema's te regelen.
Paragraaf 6 bepaalt hoe de RJV te werk gaat bij de kwaliteitscontrole.
Paragraaf 6 geeft aan dat de kwaliteitscontrole deel uitmaakt van de toezichtsopdrachten van de RJV en bepaalt hoe de RJV te werk gaat bij de kwaliteitscontrole. HOOFDSTUK IV. - Afrekening en betaling Artikel 6 bepaalt in zijn eerste twee leden wanneer en hoe de overdrachten aan en van de RJV gebeuren en wat daarvan de bestemming is.
Het derde lid bepaalt dat bij laattijdige betaling van rechtswege interest loopt tegen de gewone interestvoet en dus niet de zgn. sociale interestvoet. HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 7.Met het oog op een zekere stabiliteit, fixeert artikel 3 het procentuele aandeel van de RJV-Kas in het totaal van de beheerskosten van de RJV, aandeel dat als ijkpunt dient voor het bepalen van de solidariteitsoverdracht van de vakantiefondsen, voor een periode van zes jaar.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016. Het is dan ook vereist dat wordt bepaald hoe dat procentueel aandeel zal worden vastgelegd voor de periode 2016-2021.
Artikel 9.Aangezien het de bedoeling is de nieuwe regeling zo spoedig mogelijk toe te passen en de solidariteitsoverdracht per kalenderjaar wordt bepaald, moet de nieuwe regeling van dit besluit in werking treden op 1 januari 2016.
Dit is, Sire, de draagwijdte van het besluit dat U wordt voorgelegd.
Het besluit werd aangepast aan de bemerkingen geformuleerd door de Raad van State in zijn advies 60.498/1 van 21 december 2016.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Werk, K. PEETERS
20 JANUARI 2017. - Koninklijk besluit betreffende de bijdrage tot het financieel evenwicht van de regeling van de jaarlijkse vakantie FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, artikel 38, eerste lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 april 1965 betreffende het financieel evenwicht van het stelsel der jaarlijkse vakantie;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie gegeven op 16 december 2015;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 20 mei 2016;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 7 november 2016;
Gelet op het advies 60.498/1 van de Raad van State, gegeven op 21 december 2016 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Begrippen en doelstellingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de Jaarlijkse-Vakantiewet : de gecoördineerde wetten van 28 juni 1971 betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers;2° het Uitvoeringsbesluit Jaarlijkse-Vakantiewet : het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers;3° de RJV : de Rijksdienst voor Jaarlijkse-Vakantie opgericht bij artikel 24 van de Jaarlijkse-Vakantiewet voor het geheel van de opdrachten bedoeld in artikel 24 en volgende van de Jaarlijkse-Vakantiewet;4° de RJV-Kas : de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie in de uitvoering van zijn opdracht bedoeld in artikel 26, 1°, van de Jaarlijkse-Vakantiewet;5° de vakantiefondsen : de in artikel 44 van de Jaarlijkse-Vakantiewet bedoelde bijzondere vakantiefondsen;6° de solidariteitsoverdracht : de overdracht waardoor zowel de vakantiefondsen als de RJV bijdragen tot het financieel evenwicht van de regeling van de jaarlijkse vakantie en waarvan de berekenings- en betalingsmodaliteiten zijn bepaald in hoofdstuk 4 van dit besluit;7° het referentiejaar : het kalenderjaar waarin de vakantierechten bepaald in de hoofstukken II en III van de Jaarlijkse-Vakantiewet in de regel worden toegekend;8° de omrekeningsfactor : de in artikel 3 respectievelijk met E/F en I/J aangeduide kwantitatieve verhouding tussen een vakantiefonds en de RJV-kas wat betreft zowel de ontvangen bijdragen voor de jaarlijkse vakantie, als de toegekende vakantiegelden, die het mogelijk maakt om, vertrekkende van de cijfers van de RJV, te berekenen hoeveel de opbrengsten en beheerskosten van een vakantiefonds bedragen voor de toepassing van dit besluit.
Art. 2.De RJV en de vakantiefondsen dragen solidair bij tot het financieel evenwicht van de regeling van de jaarlijkse vakantie door de jaarlijkse overdracht van een bedrag berekend zoals beschreven in artikel 3.
De kwaliteit van het beheer van de vakantiefondsen wordt aangemoedigd door een evaluatiecijfer, dat een financiële weerslag heeft zoals beschreven in artikel 5. HOOFDSTUK II. - Solidariteit
Art. 3.Het bedrag van de solidariteitsoverdracht van elk vakantiefonds wordt bekomen door het verschil te maken tussen het bedrag van de berekende opbrengst van de beleggingen en het bedrag van de berekende beheerskosten en dat volgens de volgende formule : (((((B-A)/B)*C)+D)*(E/F))-((G*H)*(I/J)) In de bovenstaande formule worden achtereenvolgens de volgende parameters in aanmerking genomen: ? de opbrengsten van de RJV in het referentiejaar, berekend volgens de formule (((B-A)/B)*C)+D, waarbij A het totaal vertegenwoordigt van het fonds gevormd door de bijdragen, interesten en tegemoetkomingen, het fonds gevormd door een inhouding op de vakantiegelden en het bijzonder fonds ter bevordering van de jaarlijkse vakantie van de werknemers waarvan sprake in respectievelijk artikel 18, artikel 19 en artikel 22bis van de Jaarlijkse-Vakantiewet, B de beleggingen op meer dan een jaar van de RJV, C alle opbrengsten uit de beleggingen op meer dan één jaar van de RJV en D alle opbrengsten uit beleggingen tot één jaar van de RJV; ? de berekende opbrengsten van een vakantiefonds in het referentiejaar, afgeleid van de opbrengsten van de RJV, waarbij de omrekeningsfactor van de bijdragen en vakantiegelden E/F wordt toegepast en waarbij E de bijdragen vertegenwoordigt die het vakantiefonds heeft ontvangen in het referentiejaar vermeerderd met de vakantiegelden die het vakantiefonds heeft toegekend voor het vakantiedienstjaar voorafgaand aan het referentiejaar en F het op dezelfde wijze bepaalde bedrag aan bijdragen dat de RJV-Kas heeft ontvangen vermeerderd met dat van de vakantiegelden dat zij heeft toegekend; ? de beheerskosten van RJV-Kas in het referentiejaar, berekend volgens de formule G*H, waarbij G de beheerskosten van de RJV in het referentiejaar vertegenwoordigt en H het gemiddeld procentuele aandeel van de RJV-Kas in die beheerskosten; ? de berekende beheerskosten van een vakantiefonds in het referentiejaar, afgeleid van de beheerskosten van RJV-kas, waarbij de omrekeningsfactor I/J van de vakantiegelden wordt toegepast en waarbij I het totaal van de vakantiegelden vertegenwoordigt dat het vakantiefonds voor alle vakantiedienstjaren tot en met het jaar voorafgaand aan het referentiejaar heeft toegekend en J de overeenstemmende vakantiegelden van de RJV-Kas met betrekking tot diezelfde vakantiedienstjaren.
Het procentuele aandeel (H) van de RJV-Kas in de beheerskosten van de RJV (G) wordt voor de berekening van de solidariteitsoverdracht voor opeenvolgende termijnen van zes jaar forfaitair vastgeklikt op het gemiddelde van het reële procentuele aandeel over de voorbije zes jaar.
Art. 4.Het bedrag van de solidariteitsoverdracht van de RJV komt overeen met het saldo tussen het financieel resultaat en de beheerskosten. HOOFDSTUK III. - Responsabilisering op basis van de kwaliteit
Art. 5.§ 1. De kwaliteit van het beheer van de vakantiefondsen wordt geëvalueerd op basis van een reeks criteria, verdeeld over thema's in de domeinen waarvan sprake in § 2. § 2. De evaluatiedomeinen zijn : 1° de vaststelling van de rechten op betaalde vakantiedagen en op vakantiegeld, alsook de toekenning en de betaling van het vakantiegeld aan de begunstigden;2° het boekhoudkundig beheer van de vakantiegelden, alsook de beheersing van de financiële risico's die verbonden zijn aan het beheer van de middelen die daarvoor bestemd zijn;3° de naleving van de informatie- en publicatieverplichtingen die voortvloeien uit de toepassing van de wetgeving op de jaarlijkse vakantie. § 3. De evaluatie van een vakantiefonds leidt tot de toekenning van een score op elk criterium, uitgedrukt in een percentage.
Heeft een criterium betrekking op meerdere dossiers-jaarlijkse vakantie, dan is aan de score het percentage van de onderzochte dossiers waar een tekortkoming werd vastgesteld toegepast.
Voor de vaststelling van het eindevaluatiecijfer worden de in § 5 bedoelde wegingscoëfficiënten toegepast op de score voor elk criterium.
De gewogen evaluatiecijfers worden opgeteld per thema, per domein en voor de drie domeinen samen; de aldus verkregen som drukt de kwaliteit van het beheer van het vakantiefonds uit in een eindevaluatiecijfer. § 4. De RJV-Kas is aan dezelfde kwaliteitscontroles onderworpen als de vakantiefondsen. Daarbij worden dezelfde domeinen, thema's en criteria gebruikt en is een identieke weging en optelling van toepassing.
Het eindevaluatiecijfer van elk vakantiefonds wordt vergeleken met dat van de RJV-Kas, dat het basiscijfer vormt waaraan het eindevaluatiecijfer van elk vakantiefonds wordt getoetst.
Op basis van de procentuele grootte van de afwijking die het vertoont ten aanzien van dat van de RJV-Kas, wordt het eindevaluatiecijfer van elk vakantiefonds ondergebracht in een klasse. Voor zowel positieve als negatieve afwijkingen zijn er telkens drie aaneensluitende klassen.
Aan elke klasse is een percentage gelinkt dat voor elk vakantiefonds de positieve of negatieve financiële weerslag bepaalt : - een afwijkingspercentage dat in de eerste klasse valt heeft geen financiële gevolgen; - een afwijkingspercentage dat in de tweede klasse valt, leidt tot een verhoging of verlaging van het bedrag van de berekende beheerskosten met een maximum van 0,75 %; - een afwijkingspercentage dat in de derde klasse valt, leidt tot een verhoging of verlaging van het bedrag van de berekende beheerskosten met een maximum van 1,50 %.
Dat percentage wordt voor elk vakantiefonds toegepast op zijn berekende beheerskosten van het referentiejaar. Het bekomen bedrag vormt de responsabiliseringsoverdracht, die het voorwerp uitmaakt van een afzonderlijke afrekening. § 5. Het beheerscomité van de RJV legt de grenswaarden en de gelinkte percentages, waarvan sprake in § 4, vast. Het percentage gelinkt aan de tweede klasse zal altijd de helft bedragen van dat toegewezen aan de derde.
Het bepaalt voor welke thema's in elk van de evaluatiedomeinen vermeld in § 2, de kwaliteit van het beheer van de vakantiefondsen in het referentiejaar wordt geëvalueerd en de wijze waarop dat gebeurt alsook de weging van de domeinen en de thema's. Die weging wordt uitgedrukt in een coëfficiënt die wordt toegekend aan elk domein, thema en criterium. Het totaal van de coëfficiënten bedraagt 100.
Daarnaast kan het beheerscomité beslissen om een verschillend gewicht toe te kennen aan eenmalige, repetitieve en systematische fouten of lacunes vastgesteld tijdens de controles. In dat geval bepaalt het beheerscomité hun respectieve gewicht. § 6. De RJV voert de kwaliteitscontrole uit in uitvoering van de opdracht die hem worden toevertrouwd in hoofdstuk VII van de Jaarlijkse-Vakantiewet.
Na elke controle stelt hij een controle- en kwaliteitsverslag op voor het gecontroleerde vakantiefonds. Deze verslagen worden voorgelegd aan het beheerscomité, dat er akte van neemt, betwistingen van de vakantiefondsen op definitieve wijze beslecht en op basis van de verslagen de afrekening van de responsabiliseringsoverdrachten valideert die daaruit voortvloeit volgens de bepalingen van dit besluit. HOOFDSTUK IV. - Afrekening en betaling
Art. 6.Het beheerscomité van de RJV keurt de berekeningen beoogd in de artikelen 2 en 5 goed. Binnen de maand na de kennisneming van de goedkeuring worden de berekeningen en de daaruit voortvloeiende verschuldigde bedragen aan de vakantiefondsen meegedeeld.
De betalingen moeten worden uitgevoerd vóór het einde van de maand die volgt op de mededeling. Zij worden toegewezen aan de boekhoudkundige rubriek beoogd in artikel 18 van het Uitvoeringsbesluit Jaarlijkse-Vakantiewet.
Bij laattijdige storting is vanaf het verstrijken van de in het vorige lid bedoelde maand, van rechtswege de wettelijke interest verschuldigd die geldt in burgerlijke en handelszaken. HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 7.Voor de toepassing van artikel 3 van dit besluit wordt het gemiddelde procentuele aandeel van de beheerskosten van de RJV-Kas in het totaal van de beheerskosten van de RJV, aangeduid met H, voor de eerste termijn van zes jaar bepaald op het gemiddelde van enerzijds 85,925 % voor de jaren 2010 tot 2014, anderzijds het reële procentuele aandeel voor 2015.
Art. 8.Het koninklijk besluit van 16 april 1965 betreffende het financieel evenwicht van het stelsel der jaarlijkse vakantie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt opgeheven.
Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2016.
Art. 10.Onze Minister die Werk onder zijn bevoegdheid heeft is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 januari 2017.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS