gepubliceerd op 27 januari 1998
Koninklijk besluit tot vaststelling van de toekenningswijze van een speelpot aan de Lottotrekkingen van 4 en 7 februari 1998
20 JANUARI 1998. Koninklijk besluit tot vaststelling van de toekenningswijze van een speelpot aan de Lottotrekkingen van 4 en 7 februari 1998
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 22 juli 1991 betreffende de Nationale Loterij, inzonderheid op artikel 2, eerste lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 september 1993 houdende het reglement van de Lotto en van de Joker, openbare loterijen georganiseerd door de Nationale Loterij, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 juni 1996 en 1 juli 1996;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Overwegende dat uit de ervaring van de Nationale Loterij blijkt dat deelneming aan de Lotto aantrekkelijker kan worden gemaakt door aan de deelnemers de mogelijkheid te bieden hoge loten te winnen;
Overwegende dat de eerste Lottotrekking heeft plaatsgehad in februari 1978 en dat deze vorm van openbare loterij in februari 1998 dus zijn twintigste verjaardag zal vieren;
Overwegende dat de zorg van de Nationale Loterij om bij die gelegenheid de LOTTO te stimuleren teneinde in het algemeen belang haar winst te vergroten en al haar wettelijke verplichtingen na te kunnen komen, blijk geeft van een gezond beheer van deze openbare instelling;
Overwegende dat als deze vorm van openbare loterij niet gestimuleerd wordt, de Nationale Loterij extra inkomsten dreigt te mislopen;
Overwegende dat de Nationale Loterij onverwijld een reeks administratieve, commerciële en technische voorbereidselen moet treffen om het doel van dit besluit binnen de gestelde termijnen te kunnen verwezenlijken;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gewettigd door bovenstaande overwegingen;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Lotto- en Jokerreglement : het koninklijk besluit van 5 september 1993 houdende het reglement van de Lotto en van de Joker, openbare loterijen georganiseerd door de Nationale Loterij, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 juni 1996 en 1 juli 1996;2° winnend geheel : het geheel waarin de 6 op basis van het trekkingsresultaat winnende nummers voorkomen, bedoeld in artikel 15 van het koninklijk besluit van 5 september 1993 houdende het reglement van de Lotto en van de Joker, openbare loterijen georganiseerd door de Nationale Loterij;3° deelnemingsticket : het deelnemingsticket bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 5 september 1993 houdende het reglement van de Lotto en van de Joker, openbare loterijen georganiseerd door de Nationale Loterij;4° nummer voor eventuele deelneming aan de Joker : het nummer, bestemd voor eventuele deelneming aan de Joker, bedoeld in artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 5 september 1993 houdende het reglement van de Lotto en van de Joker, openbare loterijen georganiseerd door de Nationale Loterij;5° nummer ter bepaling van de loten van de Joker : het nummer ter bepaling van de loten van de Joker, bedoeld in artikel 22 van het koninklijk besluit van 5 september 1993 houdende het reglement van de Lotto en van de Joker, openbare loterijen georganiseerd door de Nationale Loterij, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juli 1996;6° speelpot : het bedrag dat wordt geput uit het « Speelpotfonds », bedoeld in artikel 18bis, § 1, van het koninklijk besluit van 5 september 1993 houdende het reglement van de Lotto en van de Joker, openbare loterijen georganiseerd door de Nationale Loterij, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 juni 1996.
Art. 2.Aan de Lottotrekkingen van woensdag 4 februari 1998 en van zaterdag 7 februari 1998, georganiseerd volgens het Lotto- en Jokerreglement, worden speelpotten van respectievelijk 75 000 000 en 125 000 000 frank verbonden.
In afwijking van de bepalingen van artikel 18bis, § 2, tweede tot vierde lid, van het Lotto- en Jokerreglement, wordt elke speelpot evenwel toegekend overeenkomstig artikel 3 van dit besluit.
Art. 3.Bij elke betrokken Lottotrekking, wordt de speelpot volledig toegekend aan een enkel winnend geheel en gecumuleerd met het lot waarop dit geheel recht heeft overeenkomstig artikel 17 van het Lotto- en Jokerreglement.
Hiertoe wordt de toekenning van de speelpot op de volgende voorwaarden gebaseerd : 1° als de betrokken trekking slechts een winnend geheel oplevert, wordt de speelpot automatisch daaraan toegekend;2° als de betrokken trekking meer dan een winnend geheel oplevert, wordt de speelpot volledig toegekend aan het geheel dat voorkomt op het deelnemingsticket waarvan het nummer voor eventuele deelneming aan de Joker het kleinste absolute mathematisch verschil vertoont met het nummer ter bepaling van de loten van de Joker. Als er meerdere winnende gehelen zijn die voorkomen op deelnemingsticketten waarvan het nummer voor eventuele deelneming aan de Joker : a) een even groot wiskundig verschil vertonen ten opzichte van het nummer ter bepaling van de loten van de Joker, dan wordt de speelpot toegekend aan het deelnemingsticket waarvan het nummer voor eventuele deelneming aan de Joker groter is dan het nummer ter bepaling van de loten van de Joker;b) identiek zijn, dan wordt de speelpot toegekend aan het winnend geheel, aangewezen door een lottrekking, uitgevoerd overeenkomstig artikel 30 van het Lotto- en Jokerreglement;3° als de betrokken woensdag- of zaterdagtrekking geen enkel winnend geheel aanwijst, wordt de speelpot respectievelijk overgedragen naar de volgende woensdag- of zaterdagtrekking die minstens een winnend geheel aanwijst.De speelpot wordt dan toegewezen volgens dezelfde voorwaarden als die, welke in dit besluit bepaald zijn, met dien verstande dat het in aanmerking genomen nummer ter bepaling van de loten van de Joker het nummer is dat verbonden is aan de Lottotrekking die minstens een winnend geheel aanwijst.
Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 2 februari 1998.
Art. 5.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 januari 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, Ph. MAYSTADT