gepubliceerd op 07 mei 1999
Koninklijk besluit tot regeling van de werkzaamheden van de Commissie van nationale erkentelijkheid
20 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot regeling van de werkzaamheden van de Commissie van nationale erkentelijkheid
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 2 van de wet van 26 januari 1999 houdende nieuwe maatregelen ten voordele van oorlogsslachtoffers;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor oorlogsinvaliden, oudstrijders en oorlogsslachtoffers;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de hoge leeftijd van de belanghebbenden tot een vlugge uitvoering van de wettelijke bepalingen noopt;
Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging en Onze Minister van Ambtenarenzaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De commissie die is ingesteld bij artikel 2 van de wet van 26 januari 1999 houdende nieuwe maatregelen ten voordele van de oorlogsslachtoffers is gelast na te gaan of de voorwaarden opgelegd door de wetten en besluiten voor het toekennen van de statuten van nationale erkentelijkheid, opgesomd in de artikelen 3, sub 1° tot 19°, 6, § 1 en 8 van dezelfde wet, voorhanden zijn.
De erkenningen kunnen evenwel niet postuum verleend worden.
Art. 2.Deze commissie bestaat, voor elk taalstelsel, uit zoveel kamers als er statuten zijn en elke kamer is samengesteld als volgt : - een voorzitter; - een ambtenaar; - een afgevaardigde van een representatieve vereniging van het betreffende statuut.
Een commissaris-verslaggever brengt verslag uit voor de commissie.
Eenzelfde persoon kan zitting hebben in verschillende kamers.
Art. 3.De administratieve zetel van de commissie bevindt zich bij de Centrale Dienst van het Stamboek, wat de militaire statuten betreft, en bij de Dienst voor de Oorlogsslachtoffers, wat de burgerlijke statuten betreft.
Art. 4.Een personeelslid van de vernoemde diensten vervult bij elke kamer van de genoemde commissie de functie van commissaris-verslaggever.
Deze commissaris-verslaggever is ermee belast, onder controle van de voorzitter of zijn plaatsvervanger : 1° de rol der ingeschreven zaken voor elke zitting op te maken en de overeenstemmende dossiers voor te bereiden en samen te stellen;2° in voorkomend geval de betrokkene bij aangetekend schrijven op te roepen, ten minste acht dagen vóór de vastgestelde datum van verschijning;3° het advies van de commissie in te schrijven in een register dat door de voorzitter genummerd en geparafeerd is;4° de erkenningsdossiers te vervolledigen en ter beslissing aan de bevoegde Minister voor te leggen;5° binnen de acht dagen na de ministeriële beslissing, een afschrift daarvan en een kaart van het toegekende statuut aan de belanghebbende te zenden. Het model van de kaart, paars gekleurd, is bij dit besluit gevoegd.
Art. 5.Elke kamer van de commissie komt bijeen op initiatief van haar voorzitter of van zijn plaatsvervanger.
Art. 6.§ 1. Onverminderd de toepassing van § 2, brengt de commissie advies uit op basis van stukken. Die stukken worden door de aanvrager geleverd. § 2. Om alle nadere informatie in te winnen die de commissie noodzakelijk acht, kan zij elke persoon oproepen die volgens haar moet worden gehoord. Het verzoek om voor de commissie te verschijnen wordt uiterlijk vijftien dagen vóór de datum van de zitting door de commissaris-verslaggever verstuurd bij een ter post aangetekende brief. De gehoorde persoon ondertekent zijn verklaringen, die opgetekend worden door de commissaris-verslaggever.
Wanneer de op regelmatige wijze opgeroepen persoon niet verschijnt, beslist de commissie op basis van stukken.
Art. 7.De commissie geeft haar advies bij meerderheid van stemmen en schriftelijk. De commissaris-verslaggever is niet stemgerechtigd.
Het advies wordt met redenen omkleed en door alle leden ondertekend.
Art. 8.De leden van de commissie en de commissaris-verslaggever moeten het geheim van de beraadslagingen bewaren en mogen geen enkele inlichting of informatie bekend maken waarvan zij tijdens de uitoefening van hun ambt kennis hebben genomen. Deze verplichtingen blijven bestaan na het beëindigen van hun mandaat.
Art. 9.Onze Minister van Landsverdediging en Onze Minister van Ambtenarenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 april 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT
Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 20 april 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT