gepubliceerd op 14 juni 2006
Koninklijk besluit tot vaststelling van de uitvoerings-bepalingen betreffende de werking van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau en van zijn raad van bestuur
19 MEI 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de uitvoerings-bepalingen betreffende de werking van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau en van zijn raad van bestuur
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet houdende oprichting van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau, gecoördineerd door het koninklijk besluit van 3 februari 1995, inzonderheid op artikel 14, vervangen bij de wet van 7 juli 2002;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 december 1957;
Gelet op het koninklijk besluit van 4 augustus 1996 tot vaststelling van de regels voor de werking van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau;
Gelet op het ministerieel besluit van 25 juni 1975 tot vaststelling van het bedrag van de presentiegelden van de voorzitter en de leden van de raad van bestuur en van de bestendige comités van de Belgische Dienst voor Bedrijfsleven en Landbouw;
Gelet op het ministerieel besluit van 25 juli 1985 tot vaststelling van het bedrag der vergoedingen voor de reiskosten van de leden van de raad van beheer en van de bestendige comités van de Belgische Dienst voor Bedrijfsleven en Landbouw;
Gelet op het overleg tussen de gewestregeringen en de federale overheid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 november 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 3 januari 2006;
Gelet op advies 40.011/1 van de Raad van State, gegeven op 23 maart 2006, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van onze Minister van Financiën en van Onze Minister van Middenstand en Landbouw, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - De zetel
Artikel 1.De zetel van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau, afgekort BIRB, is in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad gevestigd. HOOFDSTUK II. - De bestuursorganen Afdeling 1. - De raad van bestuur
Art. 2.De raad van bestuur beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheden voor het bestuur van het BIRB en voor de verwezenlijking van zijn opdrachten.
Art. 3.Hij onderzoekt ieder vraagstuk in verband met het bestuur van het BIRB, op eigen initiatief, op verzoek van de toezichthoudende federale Minister of Ministers, op verzoek van de bevoegde Minister van het Vlaamse Gewest, van het Waalse Gewest of van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, of op verzoek van het bestendig comité.
Art. 4.Hij is meer in het bijzonder gerechtigd om : 1° aan de bevoegde federale Minister de voorstellen inzake personeelsplan en weddenschalen voor te leggen, overeenkomstig het statuut van het federale rijkspersoneel;2° de ontwerpbegroting en de eventuele wijzigingen daarin op te stellen die aan de bevoegde Minister ter goedkeuring moeten worden voorgelegd;regelmatig de uitvoering ervan na te gaan aan de hand van de driemaandelijkse staten die hem te dien einde worden voorgelegd; 3° elk jaar de uitvoeringsrekening van de begroting, de rekening van de veranderingen van het vermogen, de balans en de resultatenrekening op te maken die op 31 december worden afgesloten;4° het bedrag der vergoedingen te bepalen die het BIRB mag eisen om geheel of ten dele de kosten in verband met de door het BIRB voor rekening van derden verrichte verstrekkingen te dekken;5° met de instemming van de toezichthoudende federale Minister of Ministers van het BIRB en van die van Begroting, de regels vast te stellen inzake : 1) de vaststelling der winsten, 2) de wijze van schatting der bestanddelen van het vermogen, 3) de wijze van berekening en de vaststelling van het maximumbedrag : a) van de afschrijvingen, b) van de dotaties voor de vernieuwingsfondsen, c) van de speciale reserves en andere provisies die noodzakelijk zijn wegens de aard der activiteiten van het BIRB;6° jaarlijks aan de toezichthoudende federale Minister of Ministers, alsook aan de bevoegde Ministers van het Waalse Gewest, van het Vlaamse Gewest en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verslag uit te brengen over de activiteiten van het BIRB;7° binnen de perken van het personeelsplan en in overeenstemming met de statutaire regels, de personeelsleden, de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal te benoemen en te bevorderen, alsook af te zetten.Voor de personeelsleden van de niveaus C en D, mag hij zijn bevoegdheid om te benoemen en te bevorderen aan het bestendig comité of aan de directeur-generaal overdragen. Afdeling 2. - Het bestendig comité
Art. 5.De leden van het bestendig comité worden door de raad van bestuur aangewezen.
Zij wijzen uit hun midden een voorzitter aan. Afdeling 3. - De raad van bestuur en het bestendig comité
Art. 6.De raad van bestuur en het bestendig comité stellen een huishoudelijk reglement op.
Art. 7.De mandaten van de leden van de raad van bestuur en van het bestendig comité zijn onbezoldigd.
Art. 8.Aan de voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de raad van bestuur van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau zullen niettemin volgende presentiegelden worden toegekend : voorzitter en ondervoorzitter : 110 euro per zitting, met een jaarlijks maximum van 1.100 euro, leden : 91 euro per zitting met een jaarlijks maximum van 910 euro .
Art. 9.Aan de voorzitter en de leden van het bestendig comité, met uitzondering van de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal, zullen ook de volgende presentiegelden worden toegekend : voorzitter : 75 euro per zitting, met een jaarlijks maximum van 750 euro, leden : 47 euro per zitting met een jaarlijks maximum van 470 euro .
Art. 10.De in de artikelen 8 en 9 bedoelde bedragen tegen 100 % zijn gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de regels voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer der consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982. Zij worden aan de spilindex 138,01 gekoppeld.
Art. 11.De reiskosten van de woonplaats naar de vergaderplaats en terug worden aan de leden van de raad van bestuur en van het bestendig comité van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau vergoed op basis van het officiële tarief 1e klas van de N.M.B.S.
Art. 12.De beraadslagingen en stemmingen van de raad van bestuur en het bestendig comité zijn slechts geldig wanneer de meerderheid van de leden aanwezig of geldig vertegenwoordigd is.
De beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen, uitgebracht door de aanwezige of vertegenwoordigde leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de vergadering doorslaggevend.
Indien voor de raad van bestuur of het bestendig comité het quorum niet is bereikt, zal tijdens een nieuwe vergadering over hetzelfde onderwerp geldig kunnen worden beraadslaagd en gestemd ongeacht het aantal aanwezige leden.
De onthoudingen en bij geheime stemming de blanco en ongeldige stemmen worden meegerekend om het aantal aanwezige leden te bepalen. Ze worden niet meegerekend om de meerderheid vast te stellen.
Art. 13.De raad van bestuur en het bestendig comité wijzen hun secretaris onder de personeelsleden van het BIRB aan. Afdeling 4. - De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal.
Art. 14.Onverminderd artikel 2 wordt het dagelijkse bestuur van het BIRB door de directeur-generaal uitgeoefend. Hij staat aan het hoofd van het personeel en organiseert de werkzaamheden van de diensten. Hij mag alle contracten, inzonderheid arbeidsovereenkomsten sluiten, alle uitgaven verrichten en ontvangsten innen, de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering van de aan het BIRB toevertrouwde taken en in het kader van de begroting alle nodige administratieve uitgaven doen.
Art. 15.De directeur-generaal is rekenplichtig voor de geldmiddelen en waarden waarvan het BIRB houder is en hij vertegenwoordigt het voor de openbare en onderhandse akten.
Art. 16.De rechtsvorderingen van het BIRB als eiser of verweerder worden gevoerd door de directeur-generaal die namens de raad van bestuur optreedt.
Art. 17.De directeur-generaal is vrijgesteld borgtocht te verschaffen, zoals bepaald voor iedere rekenplichtige van overheidsgelden.
Art. 18.De bevoegdheden die aan de Minister zijn toegekend in de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, m.b.t. uitgaven die gefinancierd worden uit de administratieve begroting, worden uitgeoefend door de raad van bestuur of in geval van delegatie door het bestendig comité of in voorkomend geval door de directeur-generaal.
Art. 19.Ingeval de directeur-generaal afwezig of verhinderd is, worden zijn bevoegdheden uitgeoefend door de adjunct-directeur-generaal of, bij zijn afwezigheid, door de ambtenaar die hem in de hiërarchische volgorde onmiddellijk opvolgt.
De directeur-generaal kan een deel van zijn bevoegdheden overdragen aan de adjunct-directeur-generaal of, bij zijn afwezigheid, aan de ambtenaar die hem in de hiërarchische volgorde onmiddellijk opvolgt, behalve zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid bij het verrichten van daden van koophandel en de bevoegdheden die voortvloeien uit zijn lidmaatschap van het bestendig comité.
Art. 20.De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal wonen de vergaderingen van de raad van bestuur met raadgevende stem bij.
Zij vervullen het ambt van verslaggever zowel bij de vergaderingen van de raad van bestuur als bij de vergaderingen van het bestendig comité. HOOFDSTUK III. - De boekhouding en de financiën
Art. 21.Onverminderd artikel 12 van de wet houdende oprichting van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 3 februari 1995, worden de nettowinsten tot een bedrag van 5 % van de werkingsuitgaven ingeschreven op de begroting van het BIRB voor het volgende jaar naar de reserve overgedragen.
Art. 22.De raad van bestuur wijst de personeelsleden aan die gemachtigd zijn alle banktransacties te verrichten.
Deze machtigingen worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 23.Het koninklijk besluit van 4 augustus 1996 tot vaststelling van de regels voor de werking van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau wordt opgeheven.
Art. 24.Het ministerieel besluit van 25 juni 1975 tot vaststelling van het bedrag van de presentiegelden van de voorzitter en de leden van de raad van bestuur en van de bestendige comités van de Belgische Dienst voor Bedrijfsleven en Landbouw wordt opgeheven.
Art. 25.Het ministerieel besluit van 25 juli 1985 tot vaststelling van het bedrag der vergoedingen voor de reiskosten van de leden van de raad van beheer en van de bestendige comités van de Belgische Dienst voor Bedrijfsleven en Landbouw wordt opgeheven.
Art. 26.Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Middenstand en Landbouw zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 mei 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Middenstand en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE