gepubliceerd op 16 februari 2004
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2000 tot uitvoering van de wet van 9 februari 1999 tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds
19 JANUARI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2000 tot uitvoering van de wet van 9 februari 1999 tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische internationale samenwerking, inzonderheid op artikel 5;
Gelet op de wet van 9 februari 1999 tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds, inzonderheid op de artikelen 4, 7 en 11;
Gelet op koninklijk besluit van 25 april 2000 tot uitvoering van de wet van 9 februari 1999 tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds, inzonderheid op de artikelen 2 en 3;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 september 2003;
Gelet op het akkoord van de Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, gegeven op 24 oktober 2003;
Gelet op het in Ministerraad gedelibereerd besluit van 24 oktober 2003;
Gelet op het advies 36.125/4 van de Raad van State, gegeven op 18 december 2003;
Op de voordracht van Onze Minister van Ontwikkelingssamenwerking, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 april 2000 tot uitvoering van de wet van 9 februari 1999 tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds, wordt als volgt gewijzigd : «
Art. 2.Wil er een financiële tegemoetkoming van het Fonds zijn, dan moeten de projecten deel uitmaken van programma's die er het strategisch uitvoeringskader van vormen.
De programma's en de projecten van de partners die ter goedkeuring aan de Minister worden voorgelegd, worden opgesteld overeenkomstig de schema's, opgenomen in bijlagen 1 en 2, die integraal deel uitmaken van dit besluit.
De partners bedoeld in artikel 6, 5°, van de wet, worden in drie categorieën ingedeeld : 1° internationale organisaties die een significante strategische inbreng hebben in de interventiedomeinen van het Fonds zoals gedefinieerd in artikel 5 van de wet;2° erkende Belgische niet-gouvernementele organisaties voor ontwikkelingssamenwerking;3° nationale of plaatselijke overheden alsmede niet-gouvernementele organisaties van de begunstigde landen. Termijnen moeten gerespecteerd worden zowel door de partners bij de voorstelling van de programma's en de projecten als door de Minister bij hun onderzoek : 1° het programma en de planning van de projecten moeten worden ingediend vóór 15 december van het jaar dat voorafgaat aan hun uitvoering;2° met uitzondering van de projecten voorgelegd door de nationale of plaatselijke overheden van de begunstigde landen, dienen de technische dossiers van de projecten die ingediend zijn voor cofinanciering op het budget van het lopende jaar, ten laatste op 31 maart van het jaar voorgelegd zijn;3° een eerste advies betreffende de ontvankelijkheid van de programma's en de projecten zal worden medegedeeld aan de partner binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf hun indiening.»
Art. 2.Artikel 3 van het koninklijk besluit van 25 april 2000 tot uitvoering van de wet van 9 februari 1999 tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds, wordt als volgt gewijzigd : «
Art. 3.De werkgroep zoals bedoeld in artikel 7 van de wet wordt als volgt samengesteld : 1° zoveel leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers als er fracties zijn die vertegenwoordigd zijn in de Conferentie van de voorzitters;elk lid heeft een plaatsvervanger; naast een voorzitter van de werkgroep, wordt ook een ondervoorzitter verkozen uit de parlementaire vertegenwoordigers; 2° een vertegenwoordiger van elk van de vier volgende internationale partnerorganisaties : het « International Fund For Agricultural Development » (IFAD), het « United Nations Children's Fund » (UNICEF), het « United Nations Capital Development Fund » (UNCDF) en de « Food and Agriculture Organisation » (FAO);3° twee vertegenwoordigers van elk van de twee Belgische federaties van niet-gouvernementele organisaties : de « Vlaamse federatie van NGO's voor Ontwikkelingssamenwerking » (COPROGRAM) en de « Fédération francophone et germanophone des Associations de Coopération au Développement » (ACODEV);4° drie vertegenwoordigers van de Directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) aangeduid door de Minister. De werkgroep komt minstens eenmaal per jaar samen, vóór 30 juni.
De Directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) verzorgt het secretariaat van de werkgroep. »
Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 4.Onze Minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 januari 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, M. VERWILGHEN