gepubliceerd op 11 april 2002
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd
19 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op artikel 68;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd, laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 maart 2000;
Gelet op het advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, afdeling Programmatie en erkenning, van 8 maart 2001;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 31 mei 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 31 augustus 2001;
Gelet op het advies 32.195/3 van de Raad van State, gegeven op 4 december 2001;
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In onderdeel B (specifieke normen voor de Sp-dienst palliatieve zorgen) van rubriek IIIbis (Specifieke normen per specialisme) van de bijzondere normen toepasselijk op de gespecialiseerde dienst voor behandeling en revalidatie, kenletter Sp, gevoegd als bijlage bij het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten nageleefd worden, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 juli 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het eerste lid van punt 14 wordt vervangen als volgt : « De medische leiding van de dienst berust bij een geneesheer-specialist met bijzondere ervaring in de palliatieve verzorging of bij een huisarts met bijzondere ervaring in de palliatieve zorg.» 2° Het eerste lid van punt 15 wordt vervangen als volgt : « Met inbegrip van de hoofdverpleegkundige dient de dienst, per erkend bed, over 1,50 verpleegkundigen te beschikken, bijgestaan door voldoende verzorgend personeel.»
Art. 2.Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 februari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE