gepubliceerd op 23 oktober 1997
Koninklijk besluit houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder de Minister van Binnenlandse Zaken wordt gemachtigd om de rijkswacht tijdelijk tegen betaling prestaties te laten leveren ten behoeve van de gemeenten. Addendum
19 AUGUSTUS 1997. Koninklijk besluit houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder de Minister van Binnenlandse Zaken wordt gemachtigd om de rijkswacht tijdelijk tegen betaling prestaties te laten leveren ten behoeve van de gemeenten. Addendum
In het Belgisch Staatsblad nr 176, van 17 september 1997, blz. 24140 na het verslag aan de Koning en vóór het opschrift « 19 AUGUSTUS 1997.
Koninklijk besluit houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder de Minister van Binnenlandse Zaken wordt gemachtigd om de rijkswacht tijdelijk tegen betaling prestaties te laten leveren ten behoeve van de gemeenten », wordt het advies van de Raad van State ingevoegd luidend als volgt : « ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, negende kamer, op 3 juni 1997 door de Minister van Binnenlandse Zaken, verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder de Minister van Binnenlandse Zaken wordt gemachtigd om de rijkswacht tijdelijk tegen betaling prestaties te laten leveren ten behoeve van gemeenten », heeft op 2 juli 1997 het volgende advies gegeven : Aanhef Het vierde lid behoort te worden vervangen door de volgende tekst : « Gelet op het besluit van de Ministerraad van 30 mei 1997, waarbij wordt gevraagd dat het advies van de Raad van State wordt meegedeeld binnen een termijn van ten hoogste één maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 2 juli 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; ».
Bepalend gedeelte Algemene opmerkingen 1. Gelet op het kleine aantal artikelen is er geen reden om ze in hoofdstukken onder te brengen.2. Het is niet nodig bepaalde woorden te onderstrepen of vet te drukken. Bijzondere opmerkingen Artikel 1 De uitdrukking « basispolitiezorg » komt in geen enkele wet- of verordeningstekst voor; dat begrip behoort dan ook gedefinieerd te worden.
Het woord « basispolitiezorg » in combinatie met het woord « prestaties » is bovendien dubbelop.
Voorts vervange men in het artikel de woorden « in uitvoering van » door de woorden « ter uitvoering van ».
Artikel 2 1. De verwijzing naar artikel 28 van de nieuwe gemeentewet is niet alleen niet op haar plaats (1), bovendien is het, zoals de gemachtigde ambtenaar heeft toegegeven, verkieslijk uitdrukkelijk aan te geven dat de betrokken gemeenten die zijn welke niet meer dan achtduizend inwoners tellen.2. Het valt niet onder de bevoegdheid die door de wet aan de Koning is opgedragen te bepalen welk orgaan van de gemeente het verzoek kan doen waarin artikel 54bis van de wet van 2 december 1957 voorziet. Bijgevolg wordt de volgende tekst voorgesteld : « Art. 2 Iedere gemeente met ten hoogste achtduizend inwoners die, bij gebrek aan geslaagden voor de examens georganiseerd na twee opeenvolgende oproepen tot de gegadigden waar ten minste zes maanden tussen liggen, niet beschikt over een politiekorps waarvan de getalsterkte beantwoordt aan de bepalingen uitgevaardigd ter uitvoering van artikel 189 van de nieuwe gemeentewet, kan tot de Minister van Binnenlandse Zaken een verzoek richten om de rijkswacht prestaties te laten leveren. » Artikel 3 1. Volgens de door de gemachtigde ambtenaar verstrekte uitleg betekenen de woorden « In de mate waarin de Minister van Binnenlandse Zaken het verzoek bedoeld in artikel 2 gegrond acht » dat de minister kan weigeren een verzoek in te willigen als hij, gelet op de behoeften van de dienst van de rijkswacht, van oordeel is dat hij niet in staat is daaraan te voldoen. Het is bijgevolg beter te schrijven : «
Art. 3.Als de Minister van oordeel is dat hij het verzoek kan inwilligen,... ». 2. Er behoort te worden gepreciseerd dat de overeenkomst met de gemeente wordt gesloten.3. De steller van het ontwerp behoort na te gaan of er geen grond is om de ontworpen bepalingen aan te vullen om te bepalen in welk geval en in welke omstandigheden aan de overeenkomst een einde komt, bijvoorbeeld omdat het gemeentelijk politiekorps is aangevuld, of, omgekeerd, omdat de gemeente niet de noodzakelijke initiatieven heeft genomen om dat korps aan te vullen. Artikel 4 1. De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat paragraaf 1, eerste lid, 1° en 2°, als volgt moet luiden : « De ter uitvoering van artikel 3 te sluiten overeenkomst omvat ten minste de volgende gegevens : 1° de beschrijving van de prestaties en van de daarvoor benodigde mankracht;2° de eenheidsprijs van de voor het uitvoeren van de prestaties aangewende middelen, berekend overeenkomstig artikel 5;».
In onderdeel 4° schrijve men : « 4° de periodiciteit en de termijn van de betalingen. ». 2. Wat de in het tweede lid, tweede zin, bedoelde verlenging betreft, behoort te worden gepreciseerd dat een eventuele verlenging telkens voor ten hoogste twee jaar kan worden toegestaan.3. In de Franse tekst van paragraaf 2 vervange men het woord « versement » door het woord « virement ». In de Nederlandse tekst van dezelfde paragraaf vervange men de benaming « centraal comptabiliteitsbureel » door de woorden « centraal comptabiliteitsbureau », overeenkomstig de terminologie die onder meer gebezigd wordt in het ministerieel besluit van 11 april 1995 waarbij aan sommige personeelsleden van de rijkswacht toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen.
Artikel 5 De inleidende zin zou beter als volgt worden gesteld : « Art. 5 De prestaties worden aan de gemeenten gefactureerd. Daarbij wordt rekening gehouden met de volgende gegevens :... ».
Voorts vervange men in de onderdelen 1° en 2° de woorden « werden ingezet » en « werden gesteld » respectievelijk door de woorden « zijn ingezet » en « zijn gesteld ».
Nog steeds in 2° schrijve men : « de kosten van gebruik, verbruik en afschrijving van... » in plaats van « de gebruiks-, verbruiks- en afschrijvingskosten van ». 2. Aangezien artikel 6 van het ontwerp bepaalt dat de rijkswacht verantwoordelijk is voor het beheer van de ter beschikking gestelde goederen, is er geen grond om in onderdeel 3° te bepalen dat de kosten die voortvloeien uit het verlies of de gehele of gedeeltelijke beschadiging van die goederen aan de gemeente zullen worden gefactureerd.Mocht dat verlies of die beschadiging te wijten zijn aan de gemeente, aan een orgaan of een aangestelde van de gemeente, dan zou de gemeenrechtelijke aansprakelijkheidsregeling van toepassing zijn.
Artikel 6 In onderdeel 1° schrijve men « ... andere administratieve taken dan die welke hun uitdrukkelijk... ».
In onderdeel 3° schrijve men « de leden van het rijkswachtpersoneel die met de uitvoering van de prestaties worden belast, behouden hun rechtspositieregeling ».
In onderdeel 4° schrijve men : « de leden van het rijkswachtpersoneel leven de aanvullende voorschriften van de burgemeester na inzake inwendige dienst en uitvoering van de prestaties ».
Artikel 7 Aangezien het gaat om het opstellen van overeenkomsten en om de naleving van de rechten en verplichtingen van de partijen bij die overeenkomsten, kan de terugwerking tot 1 januari 1997 niet worden aanvaard.
De kamer was samengesteld uit : de heren C.-L. Closset, kamervoorzitter;
C. Wettinck en P. Lienardy, staatsraden;
F. Delperee en J.-M. Favresse, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. M. Proost, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, adjunct-auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door Mevr. F. Carlier en toegelicht door de heer P. Brouwers, adjunct-referendarissen.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. LIENARDY. De Griffier, M. Proost.
De Voorzitter, C.-L. Closset. » Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld.