gepubliceerd op 19 september 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de flexibiliteit
19 APRIL 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de flexibiliteit (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de flexibiliteit.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 19 april 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 2005 Flexibiliteit (Overeenkomst geregistreerd op 28 juli 2005 onder het nummer 75845/CO/149.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "arbeiders" verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werklieden. HOOFDSTUK II Draagwijdte en toepassingssfeer van de overeenkomst
Art. 2.Het huidig akkoord wordt afgesloten in toepassing van artikel 20bis, § 1, van de arbeidswet van 16 maart 1971 (Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971), gewijzigd door artikel 37 van hoofdstuk V van titel III van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot de preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996) en in toepassing van de bepalingen van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen (Belgisch Staatsblad van 12 juni 1987).
Dit impliceert dat het huidig akkoord de afwijkingen inzake arbeidstijd regelt voor de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, ressorteren, zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheden van bedrijven om, binnen de wettelijke grenzen en volgens de bij wet ingestelde procedures, andere regelingen uit te werken. HOOFDSTUK III. - Toepassingsmodaliteiten Afdeling 1. - Voorwaarden inzake arbeidsregime
Art. 3.§ 1. De hierna volgende afwijkingen inzake arbeidsduur zijn enkel van toepassing in het normale dagstelsel. § 2. De hierna volgende afwijkingen inzake arbeidsduur zijn niet van toepassing ingeval van ploegenarbeid. Afdeling 2. - Grenzen inzake arbeidsduur
Art. 4.Ondernemingen kunnen een glijdende werkweek instellen zoals voorzien in artikel 20bis van de arbeidswet van 16 maart 1971 (Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971), volgens de hierna vermelde modaliteiten, op voorwaarde dat zij, over een periode van één jaar, de conventionele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur, vastgelegd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 september 1987, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 29 juni 1988, niet overschrijden.
Art. 5.§ 1. Over een periode van één jaar welke overeenstemt met het kalenderjaar, bedraagt het te presteren aantal arbeidsuren, 52 maal de wekelijkse arbeidsduur voorzien in het arbeidsreglement van de onderneming.
De rustdagen bepaald bij de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1974) en de periodes van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst vastgelegd bij de wet van 3 juli 1978, betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978), gelden als arbeidstijd voor de berekening van de arbeidsduur die over een jaar moet nageleefd worden. § 2. Het aantal uur dat gepresteerd mag worden beneden of boven het normaal dagrooster dat voorzien is in het arbeidsreglement, bedraagt maximum 2 uur per dag. Het maximum aantal te presteren uren mag evenwel nooit meer bedragen dan 9 uren per dag. § 3. Het aantal uur dat gepresteerd mag worden beneden of boven de bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 september 1987 vastgelegde wekelijkse arbeidsduur, en zoals bepaald in het arbeidsreglement van de onderneming, bedraagt maximum 5 uur. Het maximum aantal te presteren uren mag evenwel nooit meer bedragen dan 45 uren per week. Afdeling 3. - Urenkrediet
Art. 6.§ 1. De volgens artikel 3 gepresteerde uren genereren een urenkrediet van maximum 45 uren per kalenderjaar.
Elk uur dat het urenkrediet van 45 uren overschrijdt, wordt vergoed met de overurentoeslag. Afdeling 4. - Compensatie van het urenkrediet
Art. 7.§ 1. Het urenkrediet van 45 uren (artikel 6, § 1) alsook de overschrijding ervan (artikel 6, § 2) worden binnen het jaar en uiterlijk voor 31 maart van het volgend kalenderjaar, gecompenseerd. § 2. De compensatie gebeurt in halve of in hele dagen. HOOFDSTUK IV. - Uitzondering
Art. 8.Deze overeenkomst is niet van toepassing in ondernemingen waar er bij collectieve arbeidsovereenkomst reeds afwijkingen inzake de arbeidstijd werden vastgelegd. HOOFDSTUK V. - Bijkomende bepalingen
Art. 9.Op bedrijfsvlak moeten afspraken gemaakt worden inzake verwittigingstijd, uurrooster en specifieke regelingen. Op het einde van ieder kalenderjaar wordt een evaluatie gemaakt.
Art. 10.De invoering van een nieuwe arbeidsregeling op grond van de wet van 17 maart 1987 moet een positieve weerslag hebben op de werkgelegenheid. Die positieve weerslag kan met name het gevolg zijn van een toename van het aantal tewerkgestelde werknemers, van een vermindering van het aantal dagen tijdelijke werkloosheid of van een vermindering van het aantal in uitzicht gestelde ontslagen in het raam van de procedure die voor collectief of meervoudig ontslag is vastgesteld. HOOFDSTUK VI. - Bijzondere bepaling
Art. 11.Indien deze collectieve arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd, is het arbeidsreglement van voor 1 januari 1999 automatisch van toepassing. HOOFDSTUK VII. - Geldigheid
Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005 en treedt buiten werking op 30 juni 2007.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 april 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN