gepubliceerd op 03 mei 2006
Koninklijk besluit houdende het tuchtreglement van het Instituut voor bedrijfsjuristen
19 APRIL 2006. - Koninklijk besluit houdende het tuchtreglement van het Instituut voor bedrijfsjuristen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 14, paragraaf 2, van de wet van 1 maart 2000 tot oprichting van een Instituut voor bedrijfsjuristen, Gelet op het voorstel van de raad van het Instituut voor bedrijfsjuristen van 20 januari 2003, Gelet op het advies nr. 39.596/2 van de Raad van State, gegeven op 8 februari 2006 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de Voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit koninklijk besluit dient te worden verstaan onder : - de wet : de wet van 1 maart 2000 tot oprichting van een Instituut voor bedrijfsjuristen; - het Instituut : het bij de wet opgerichte Instituut voor bedrijfsjuristen; - de algemene vergadering : de bij de wet opgerichte algemene vergadering van het Instituut voor bedrijfsjuristen; - de raad : de bij de wet opgerichte raad van het Instituut voor bedrijfsjuristen; - de tuchtcommissie : de bij de wet opgerichte tuchtcommissie; - de beroepscommissie : de bij de wet opgerichte beroepscommissie. HOOFDSTUK II. - De uitoefening van het tuchtrechtelijk toezicht Afdeling 1. - Het tuchtrechtelijk onderzoek
Art. 2.De raad neemt van ambtswege of na een klacht, kennis van de tuchtrechtelijke zaken.
De raad wijst één of meer leden van de raad aan als rapporteur. Het secretariaat van het Instituut brengt de betrokken bedrijfsjurist daarvan op de hoogte alsook de klager, wanneer bij de raad een klacht is ingediend. Deze kennisgeving wordt schriftelijk en ten laatste tien dagen na de vergadering van de raad aan betrokkene toegezonden.
Art. 3.De rapporteur doet al het nodige om de waarheid te achterhalen.
Wanneer het onderzoek is afgerond, brengt de rapporteur verslag uit aan de raad.
Art. 4.De raad beslist welk gevolg aan het onderzoek door de rapporteur moet worden gegeven. Indien hij beslist de zaak bij de tuchtcommissie aanhangig te maken bezorgt hij het verslag bedoeld in artikel 15, paragraaf 1, tweede lid, van de wet aan de tuchtcommissie zoals voorgeschreven bij de wet.
De rapporteur mag niet aanwezig zijn bij noch deelnemen aan de beraadslaging en de stemming in de raad. Afdeling 2. - De procedure voor de tuchtcommissie
Art. 5.Door toedoen van haar voorzitter roept de tuchtcommissie de bedrijfsjurist op overeenkomstig de bij de wet bepaalde voorwaarden.
De oproeping vermeldt : - de plaats, de datum en het uur van de hoorzitting waarop de zaak zal worden behandeld; - de praktische regeling voor de raadpleging van het dossier; - de uiterste datum waarop de schriftelijke stukken (verdedigingsgeschrift of documenten) ter staving van de argumenten aan de tuchtcommissie moeten worden bezorgd; - de uiterste datum waarop de bedrijfsjurist de tuchtcommissie ervan op de hoogte moet brengen dat hij ervan afziet om te worden gehoord of dat hij wenst dat zijn werkgever of een door deze laatste aangewezen vertegenwoordiger of een andere bedrijfsjurist wordt gehoord, in zijn aanwezigheid, over de feiten die hem ten laste worden gelegd.
In elk geval bestaat het proceduredossier uit : - het door de secretaris van de raad eenvormig verklaarde uittreksel uit de notulen van de vergadering van de raad waarin de beslissing tot doorverwijzing naar de tuchtcommissie werd genomen, alsook een kopie van het verslag zoals omschreven in artikel 15, paragraaf 1, tweede lid van de wet, en van alle stukken waarnaar in die beslissing wordt verwezen; - een kopie van de briefwisseling tussen de bedrijfsjurist en, in voorkomend geval, de persoon die hij heeft gekozen om hem bij te staan, en de organen van het Instituut; - alle stukken die in de loop van de procedure zijn opgemaakt en meegedeeld.
De voorzitter van de tuchtcommissie verzoekt de raad te worden vertegenwoordigd tijdens de hoorzitting door één van zijn leden die door de raad daartoe is aangewezen.
Kopieën van het proceduredossier mogen aan de betrokken bedrijfsjurist, op zijn kosten, of aan zijn raadsman worden bezorgd.
Een kopie van het dossier wordt verstuurd naar de leden van de tuchtcommissie vóór de hoorzitting.
Het secretariaat van de tuchtcommissie berust bij het administratief secretariaat van het Instituut.
Art. 6.In de regel wordt de zaak tijdens één hoorzitting behandeld.
Die hoorzitting is openbaar, tenzij de bedrijfsjurist vraagt dat de zaak achter gesloten deuren wordt behandeld of de commissie zulks beslist.
Nadat de identiteit is nagetrokken van de bedrijfsjurist die vóór de tuchtcommissie verschijnt, neemt de tuchtcommissie, in het bijzijn van de bedrijfsjurist, kennis van de uiteenzetting door de vertegenwoordiger van de raad.
De bedrijfsjurist wordt gehoord. Hij mag zich laten bijstaan door een bedrijfsjurist of een advocaat en, als hij dit tijdig heeft aangevraagd, kan hij op dat ogenblik zijn werkgever een verklaring laten afleggen. Hij brengt zijn middelen ter verdediging naar voren en overhandigt de aanvullende stukken die hij nodig acht.
De voorzitter van de tuchtcommissie : - wijst het lid van de commissie aan die zal zorgen voor het secretariaat van de hoorzitting; - zorgt ervoor dat de debatten in goede banen worden geleid; - brengt de vragen van de leden van de commissie over; - sluit de debatten op het passende ogenblik.
Als aanvullende informatie nodig wordt geacht, vraagt de tuchtcommissie de bedrijfsjurist of eventueel het lid van de raad die aan haar secretariaat te bezorgen binnen een door de commissie vastgestelde termijn; in voorkomend geval, en alleszins wanneer de bedrijfsjurist daarom verzoekt, wordt een nieuwe hoorzitting gehouden teneinde die informatie te onderzoeken. Afdeling 3. - De tuchtrechtelijke beslissingen
Art. 7.Nadat de debatten zijn gesloten, beraadslaagt de tuchtcommissie al naargelang het haar leden het best past, zodanig dat de beslissing uiterlijk twee maanden nadien kan worden uitgesproken.
Wanneer de beslissing niet ter zitting wordt uitgesproken, wordt de bedrijfsjurist onverwijld op de hoogte gebracht van de datum waarop de uitspraak plaats zal hebben.
De beraadslagingen van de tuchtcommissie zijn vertrouwelijk.
De beslissingen van de tuchtcommissie worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
Ze hebben uitwerking vanaf de datum van kennisgeving.
Art. 8.De beslissingen van de tuchtcommissie waartegen geen verzet of beroep meer kan worden aangetekend, worden opgenomen, tegenover de naam van de betrokken personen, in een register dat wordt bijgehouden op het secretariaat van het Instituut en door de bedrijfsjuristen kan worden ingekeken.
De raad kan, wanneer hij dat nodig acht, het besluit nemen om zijn beslissingen geheel of gedeeltelijk bekend te maken, zonder vermelding van de naam van de bedrijfsjurist of van de onderneming waarvoor hij werkt. Afdeling 4. - De beroepen
Onderafdeling 1. - Het verzet
Art. 9.De procedure inzake het verzet verloopt overeenkomstig artikelen 5 tot 8 van dit besluit.
Onderafdeling 2. - Het beroep
Art. 10.De procedure inzake het beroep verloopt op dezelfde wijze als die bepaald in artikelen 5 tot 9 van dit besluit.
Art. 11.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 12.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 19 april 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX