gepubliceerd op 21 juli 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1992 tot regeling van de samenstelling en de werking van het raadgevend comité voor de telecommunicatie
19 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1992 tot regeling van de samenstelling en de werking van het raadgevend comité voor de telecommunicatie
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat aan Uwe Majesteit wordt voorgelegd, is erop gericht de samenstelling van het raadgevend comité voor de telecommunicatie (hierna genoemd « het comité ») aan te passen. Dit comité is ingesteld door het koninklijk besluit van 5 maart 1992 tot regeling van de samenstelling en de werking van het raadgevend comité voor de telecommunicatie, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 november 1992.
Wat betreft de vertegenwoordiging van de operatoren en dienstenleveranciers inzake telecommunicatie, weerspiegelt de huidige samenstelling van het comité aldus de organisatie van de telecommunicatiemarkt zoals die er tot 31 december 1997 uitzag.
Het einde van de toekenning van gereserveerde rechten aan Belgacom impliceert derhalve een herziening van de vertegenwoordiging van de operatoren en dienstenleveranciers in het comité.
Zo is bepaald dat voortaan de voornaamste actoren op de markt als zodanig, in het comité vertegenwoordigd zullen zijn, te weten : - de operatoren van openbare telecommunicatienetten; - de leveranciers van telecommunicatiediensten; - de belangrijkste operator op de markt voor openbare telecommunicatienetten en voor spraaktelefonie; - de universele dienstverleners.
Er is tevens voor gezorgd dat die hervorming van de samenstelling van het comité niet het bestaande evenwicht verstoort binnen het comité tussen de operatoren en de overige organisaties die in het comité vertegenwoordigd zijn (werkgeversorganisaties, vakorganisaties, consumentenverenigingen, enz.).
Artikelsgewijze commentaar Artikel 1, 1°, bepaalt dat de vertegenwoordiging van de dienstenleveranciers van drie op vier leden wordt gebracht, waarbij aan de belangrijkste operator op de markt voor spraaktelefoondiensten een zetel wordt gereserveerd. Van de overige leden dient minimaal één lid de operatoren van spraaktelefoondiensten te vertegenwoordigen.
Artikel 1, 2°, verduidelijkt dat het met de liberalisering niet langer raadzaam is dat Belgacom binnen het comité vertegenwoordigd is als operator van gereserveerde diensten. Gelet op het belang van de universele dienstverlening is het noodzakelijk dat de operatoren die de universele dienst verlenen in het comité vertegenwoordigd zijn.
Artikel 1, 3°, breidt de samenstelling van het comité uit met de operatoren van openbare netten voor telecommunicatie. Met uitzondering van Belgacom die als operator van een openbaar net volgens artikel 1, 8°, van het koninklijk besluit van 5 maart l 992 tot regeling van de samenstelling en de werking van het raadgevend comité voor de telecommunicatie, reeds opgenomen werd in een aparte categorie, waren deze operatoren tot nog toe immers niet vertegenwoordigd binnen het comité.
Het betreft houders van een individuele vergunning. Eind november 1998 werden reeds acht individuele vergunningen en acht voorlopige vergunningen toegekend. Teneinde de representativiteit van het comité te waarborgen is het dus onontbeerlijk om voor deze operatoren in een afzonderlijke categorie te voorzien.
In deze categorie zitten drie leden. Aan de belangrijkste operator op deze markt wordt één zetel gereserveerd.
Artikel 2 is erop gericht tegemoet te komen aan een wens van het Comité. In zijn advies van 27 maart 1997 over de samenstelling van het raadgevend comité voor de telecommunicatie, heeft het comité immers met eenparigheid van stemmen gesteld dat het van essentieel belang is dat een vertegenwoordiger van de Minister die de telecommunicatie onder zijn bevoegdheid heeft, als waarnemer aan de werkzaamheden van het raadgevend comité deelneemt.
Artikel 3 preciseert dat het huishoudelijk reglement van het comité niet langer ter kennis voorgelegd dient worden aan de voorzitter van de raad van bestuur van Belgacom.
Artikel 4 bepaalt dat het besluit in werking treedt op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Als antwoord op het advies van de Raad van State wat betreft de inwerkingtreding van dit besluit, zij erop gewezen dat, gelet op de liberalisatie van de telecommunicatiemarkt met ingang van 1 januari 1998 het belangrijk is om zo spoedig mogelijk de nieuwe samenstelling van het comité vast te stellen.
Artikel 5 behoeft geen commentaar.
Aan alle opmerkingen van de Raad van State is tegemoetgekomen, met uitzondering van de opmerking in verband met de inwerkingtreding van dit besluit.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 17 juli 1998 door de Minister van Telecommunicatie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1992 tot regeling van de samenstelling en de werking van het raadgevend comité voor de telecommunicatie », heeft op 18 november 1998 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Aanhef 1. Het tweede lid behoort als volgt te worden gesteld : « Gelet op het koninklijk besluit van 5 maart 1992 tot regeling van de samenstelling en de werking van het raadgevend comité voor de telecommunicatie, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 april 1995, en op artikel 4;». 2. De volgorde van het vierde en het vijfde lid moet worden omgekeerd. Het advies van de Raad van State is namelijk van latere datum dan de akkoordbevinding van de Minister van Begroting.
Bepalend gedeelte Artikelen 1 tot 3 1. Artikel 1 bepaalt dat de « dominante operator » op de markt van de spraaktelefoniediensten automatisch een zetel krijgt.De toepassing daarvan kan moeilijkheden opleveren in het geval van een door concurrentie gekenmerkte markt waarop strikt genomen geen enkele operator een dominante positie bekleedt.
Als die operator automatisch een zetel krijgt, lijkt het bovendien rechtvaardiger dat de andere zetel toegekend wordt aan iemand die representatief is voor de overige operatoren van spraaktelefonie. In de ontworpen tekst wordt daarin niet uitdrukkelijk voorzien.
Daarom wordt voorgesteld om 7° als volgt te stellen : « 7° vier leden die representatief zijn voor de ondernemingen die telecommunicatiediensten verlenen, onder wie één die wordt aangewezen door de belangrijkste operator op de markt van de spraaktelefoniediensten en op zijn minst een die representatief is voor de overige operatoren van spraaktelefoniediensten; ».
Bij artikel 3 moet een soortgelijke opmerking worden gemaakt. 2. Ook de toepassing van artikel 2 kan moeilijkheden opleveren in het geval dat verscheidene concurrerende universele dienstverleners actief zijn, die een gemeenschappelijke vertegenwoordiger moeten aanwijzen. Het is beter, net zoals in de overige bepalingen van het ontwerp waarin soortgelijke situaties worden geregeld, te voorzien in de benoeming van « een lid dat representatief is voor de universele dienstverleners ». 3. Als een artikel op verscheidene punten wordt gewijzigd, is het beter alle wijzigingen in eenzelfde artikel te groeperen, veeleer dan voor elke wijziging in een afzonderlijk artikel te voorzien. Voorgesteld wordt de inleidende zin van dit artikel als volgt te stellen : «
Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 maart 1992 tot regeling van de samenstelling en de werking van het raadgevend comité voor de telecommunicatie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 7 wordt vervangen als volgt : « 7°...; »; 2° de bepaling onder 8 wordt vervangen als volgt : « 8...; »; 3° er wordt een 20° toegevoegd, luidende : « 20°... ». » .
Artikel 4 Deze bepaling moet vervallen. Een wetsbepaling, namelijk artikel 2bis van de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid, in het ontworpen koninklijk besluit overnemen is immers niet alleen overbodig, maar kan bovendien tot verwarring leiden. In het onderhavige geval is dat gevaar zeer groot, daar de kwestieuze wetsbepaling slechts gedeeltelijk in het ontwerp wordt overgenomen.
Artikel 6 (dat artikel 3 wordt) Het artikel zou duidelijker zijn indien het als volgt wordt gesteld : «
Art. 3.In artikel 4, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit vervallen de woorden « en van de voorzitter van de raad van bestuur van Belgacom ». » .
Artikel 7 De Raad van State ziet geen objectieve grond om van de gewone regel voor de inwerkingtreding van regelingen af te wijken.
De kamer was samengesteld uit : De heren : R. Andersen, kamervoorzitter;
C. Wettinck en P. Lienardy, staatsraden;
J.-M. Favresse en J. Kirkpatrick, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. M. Proost, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, adjunct-auditeur. De nota van het Coordinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer C. Amelynck, adjunct-referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer R. Andersen.
De griffier, De voorzitter, M. Proost. R. Andersen.
19 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1992 tot regeling van de samenstelling en de werking van het raadgevend comité voor de telecommunicatie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op de artikelen 80 en 81, zoals gewijzigd door de wet van 19 december 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 maart 1992 tot regeling van de samenstelling en de werking van het raadgevend comité voor de telecommunicatie, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 april 1995, en op artikel 4;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 mei 1998;
Gelet op het akkoord van Minister van Begroting, gegeven op 12 juni 1998;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van telecommunicatie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 maart 1992 tot regeling van de samenstelling en de werking van het raadgevend comité voor de telecommunicatie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 7° wordt vervangen als volgt : « 7° vier leden die representatief zijn voor de ondernemingen die telecommunicatiediensten verlenen, onder wie één die wordt aangewezen door de belangrijkste operator op de markt van de spraaktelefoniediensten en op zijn minst één die representatief is voor de overige operatoren van spraaktelefoniediensten;»; 2° de bepaling onder 8° wordt vervangen als volgt : « 8° een lid dat representatief is voor de universele dienstverleners; »; 3° er wordt een 20° toegevoegd, luidende : « 20° drie leden die representatief zijn voor de operatoren van openbare netten voor telecommunicatie, onder wie één die wordt aangewezen door de belangrijkste operator op de markt van de openbare netten voor telecommunicatie.» .
Art. 2.Een artikel 3bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «
Art. 3bis.De Minister tot wiens bevoegdheid de telecommunicatie behoort, kan een waarnemer bij het comité, met raadgevende stem aanwijzen. »
Art. 3.In artikel 4, § 1 van hetzelfde besluit vervallen de woorden « en de voorzitter van de raad van bestuur van Belgacom ».
Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 5.Onze Minister van Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 april 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO