gepubliceerd op 26 januari 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 maart 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de sector van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp die gesubsidieerd zijn door de Duitstalige Gemeenschap
18 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 maart 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de sector van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp die gesubsidieerd zijn door de Duitstalige Gemeenschap (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 maart 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de sector van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp die gesubsidieerd zijn door de Duitstalige Gemeenschap.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 september 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 maart 1997 Maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de sector van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp die gesubsidieerd zijn door de Duitstalige Gemeenschap (Overeenkomst geregistreerd op 1 juli 1997 onder het nummer 44449/CO/318) HOOFDSTUK I. - Juridisch kader
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités en met toepassing van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp die gesubsidieerd zijn door de Duitstalige Gemeenschap.
Onder "werknemers" worden de mannelijke en vrouwelijke bedienden verstaan en de werklieden en werksters. HOOFDSTUK III. - Vermindering van werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid
Art. 3.De werkgevers die toetreden tot deze collectieve arbeidsovereenkomst, zoals bepaald in hoofdstuk X van deze overeenkomst en die nieuwe werknemers aanwerven zoals bepaald in artikel 6 van deze overeenkomst, kunnen een vermindering genieten van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid, zoals bepaald in bovenvermeld koninklijk besluit van 5 februari 1997.
Art. 4.De opbrengst per kwartaal van deze bijdragevermindering wordt als volgt bepaald : - het aantal werknemers die ten minste halftijds tewerkgesteld zijn, vermenigvuldigd met het bedrag dat bepaald is in het koninklijk besluit van 5 februari 1997 tot vaststelling van het driemaandelijks bedrag van de forfaitaire vermindering van de werkgeversbijdragen in de non-profit sector.
Op basis van de tewerkstelling in de sector van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp op 31 december 1996 bedraagt dit : 35 werknemers x 3 250 BEF = 113 750 BEF per kwartaal.
Dit bedrag is geldig voor 1997 in de veronderstelling dat alle werkgevers toetreden tot deze overeenkomst. Het kan variëren in functie van een wijziging van het aantal betrokken werknemers of van een wijziging van het kwartaalbedrag van de forfaitaire bijdragevermindering bepaald bij koninklijk besluit. Dit bedrag mag niet meer bedragen dan 9 300 BEF per kwartaal en per werknemer. HOOFDSTUK IV. - Gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde werknemers
Art. 5.In de sector van de gezins- en bejaardenhulp zoals omschreven in artikel 2, zijn er 100 pct. werknemers voor wie de betrokken werkgevers een subsidie ontvangen. HOOFDSTUK V. - Verbintenis inzake tewerkstelling
Art. 6.De werkgevers verbinden zich ertoe in de sector een netto-aangroei van de tewerkstelling te realiseren ten belope van ten minste het totaal bedrag van de bijdragevermindering voor de sociale zekerheid waarop de werkgevers recht hebben voor het vorige kwartaal.
Voor de berekening van de netto-aangroei van het aantal werknemers, worden de bedragen per kwartaal die gelijkstaan met de aanwerving van een bijkomende werknemer vastgesteld in artikel 8 van deze overeenkomst.
Art. 7.De werkgevers of groepering van werkgevers die toetreden tot deze collectieve arbeidsovereenkomst verbinden zich ertoe een netto-aangroei van de tewerkstelling te realiseren ten belope van ten minste het bedrag van hun bijdragevermindering, zoals bepaald in artikel 6, en een proportionele aangroei van het arbeidsvolume van het overeenstemmende kalenderkwartaal van het referentiejaar vastgesteld door de Minister van Werkgelegenheid en de Minister van Sociale Zaken.
Art. 8.Voor de berekening van de netto-aangroei van het aantal werknemers, wordt het bedrag per kwartaal dat gelijkstaat met de aanwerving van een bijkomend voltijds werknemer vastgesteld op : - 300 000 BEF voor een niet-gesubsidieerd lid van het administratief of sociaal kaderpersoneel; - 245 000 BEF voor een niet-gesubsidieerd basiswerknemer.
Art. 9.Wordt niet beschouwd als nieuw aangeworven werknemer, met toepassing van artikel 4, § 2, van bovenvermeld koninklijk besluit van 5 februari 1997 : - de werknemer aangeworven in het kader van het banenplan, bedoeld in de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, gedurende de periode van bijdragevermindering; - de werknemer aangeworven in het kader van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen; - de werknemer tewerkgesteld in het kader van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976, betreffende de Openbare Centra voor maatschappelijk welzijn in uitvoering van artikel 33 van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid, gewijzigd bij de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen; - de jongere tewerkgesteld in het kader van het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren; - de werknemer aangeworven in het kader van het koninklijk besluit van 24 januari 1997 dat preciezere voorwaarden omvat betreffende de tewerkstellingsakkoorden met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. HOOFDSTUK VI. - Waarborgen inzake besteding van de bijdragevermindering aan de tewerkstelling
Art. 10.Met toepassing van artikel 3, § 6, van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, zal elke werkgever of groepering van werkgevers om de zes maanden per aangetekende brief een gedetailleerd verslag uitbrengen aan de voorzitter van het paritair comité, volgens de hierna omschreven procedure.
Dit verslag moet elk jaar uiterlijk op 30 september toekomen bij de voorzitter van het paritair comité voor het eerste halfjaar van het lopende jaar en uiterlijk op 28 en 29 februari voor het tweede halfjaar van het vorige jaar.
De niet-naleving van deze bepalingen kan tot sancties leiden, zoals bepaald in artikel 3, § 7, van bovenvermeld koninklijk besluit van 5 februari 1997.
Art. 11.Dit verslag moet ten minste de volgende gegevens bevatten voor elk kwartaal : - de totale tewerkstelling uitgedrukt in personen en in bezoldigde uren voor het referentiekwartaal en voor het betrokken kwartaal; - de opbrengst van de bijdragevermindering; - de vermelding van de werknemers die werden aangeworven ingevolge de bijdragevermindering, met vermelding van hun functie en van hun arbeidsstelsel.
Een model van dit verslag zal worden uitgewerkt door het paritair comité.
Art. 12.De voorzitter van het paritair comité stelt een verslag op dat de gegevens omvat per werkgever. Hij brengt een gemotiveerd advies uit binnen dertig dagen na de vervaldata bepaald in artikel 10 van deze overeenkomst, over het voormelde verslag en over de verbintenissen inzake tewerkstelling vastgesteld in deze collectieve arbeidsovereenkomst en bezorgt dit aan de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties.
Art. 13.Binnen dertig dagen na de einddata bepaald in artikel 10 bezorgt de voorzitter het verslag voor definitieve goedkeuring aan de Minister van Sociale Zaken en aan de voogdijminister. HOOFDSTUK VII. - Deeltijdse werknemers en voltijdse werknemers
Art. 14.Wat de verdeling van de aanwervingen tussen de deeltijdse werknemers en de voltijdse werknemers betreft, is de sector zijn verplichtingen reeds nagekomen aangezien hij 38 pct. deeltijdse werknemers telt. HOOFDSTUK VIII. - Planning van de bijkomende aanwervingen
Art. 15.Wat de realisatie van de aanwervingen in de tijd betreft, verbindt de sector zich ertoe tegen de laatste dag van het eerste kalenderkwartaal tijdens hetwelk de toetredingsakte werd ondertekend minimaal 50 pct. van de geplande aanwervingen te realiseren en een verhoging van het arbeidsvolume met minimaal 25 pct., en tegen het laatste burgerlijk kwartaal dat volgt op deze datum, tot 100 pct. van de aanwervingen en minimaal 75 pct. van het arbeidsvolume. HOOFDSTUK IX. - Functies die in aanmerking komen voor bijkomende tewerkstelling
Art. 16.De netto-aangroei van de tewerkstelling betreft het kaderpersoneel en de basiswerknemers zoals bepaald in de reglementering van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp. HOOFDSTUK X. - Toetredingsprocedure
Art. 17.De werkgevers die tot de sector behoren kunnen toetreden tot deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 18.Hiertoe moeten zij per aangetekende brief een toetredingsakte richten aan de voorzitter van het paritair comité. Deze brief bevat een uitvoerige omschrijving van de verbintenissen inzake tewerkstelling, volgens het model dat zal worden uitgewerkt door het paritair comité.
Art. 19.De diensten die dit wensen kunnen toetreden als groepering van werkgevers. Hiertoe moeten zij het toetredingsmodel gebruiken, dat zal worden uitgewerkt door het paritair comité, en dit per aangetekende brief aan de voorzitter richten.
Art. 20.De voorzitter van het paritair comité bezorgt de toetredingsakte voor definitieve goedkeuring aan de Minister van Werkgelegenheid, die deze bevestigt aan de werkgever. HOOFDSTUK XI. - Eindbepalingen
Art. 21.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 1997 en wordt gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan worden opgezegd door één van de ondertekenende partijen per aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het paritair comité, mits een opzegtermijn van drie maanden wordt inachtgenomen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 18 september 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX